3.3.1.Bewijsmiddelen
De rechtbank oordeelt dat de feiten 1, 2 en 3 onder parketnummer 16/127206-25, het feit onder parketnummer 16/124378-25 en de feiten 1 en 2 onder parketnummer 16/110326-25 zijn bewezen. De rechtbank baseert dit oordeel op de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van parketnummer 16/127206-25
-
een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 9 april 2025, zakelijk weergegeven:
Op 30 maart 2025 liep ik samen met een vriend bij ons buiten, aan de [straat 1] te [plaats 1] . Terwijl wij in de richting van de speeltuin liepen, hoorden wij opeens luid geschreeuw. Ik hoorde de buurman roepen naar ons: "kanker homo's" en "kanker buitenlanders". Mijn buurman, die dit naar ons riep, woont op nummer [nummeraanduiding 1] op de 1e verdieping aan de [straat 1] te [plaats 1] . Vervolgens liepen wij meer de kant op in de richting van mijn buurman. Toen wij dichterbij kwamen begon hij de volgende dingen naar ons te schreeuwen: "ik maak je kanker dood", "ik steek je kanker dood", "ik weet waar je woont", "kanker buitenlander", "ik pak je nog wel", "ik maak je kanker dood" en "ik prik je leeg". Op dat moment voelden wij heel erg veel angst. Ook voelden wij ons bedreigd. Wij waren doodsbang dat hij naar beneden zou komen en ons wat wilde aan doen.Mijn vriend en ik zijn toen gauw weggelopen. Toen wij wegliepen viel mijn buurman weer in herhaling. Hij begon weer te schreeuwen: ""ik maak je kanker dood", "ik steek je kanker dood", "ik weet waar je woont", "kanker buitenlander", "ik pak je nog wel", "ik maak je kanker dood" en "ik prik je leeg". Terwijl de buurman dat naar ons schreeuwde, draaide ik mij nog even om waarop ik zag dat de buurman een scherf van een bloempot richting mij gooide.
-
een proces-verbaal van verhoor getuige [B] van 16 april 2025, zakelijk weergegeven:
Op 30 maart 2025 was ik in mijn woning aan de [straat 1] [nummeraanduiding 2] te [plaats 1] . Mijn buurman,
[verdachte] , woont op nummer [nummeraanduiding 1] . Ik hoorde dat de buurman van [nummeraanduiding 1] op het balkon stond, ik hoorde hem schreeuwen. Ik hoorde zijn vaste riedeltje van racistische opmerkingen.
Ik zag dat het schreeuwen en schelden gericht was op twee jongens welke bij de speeltuin
stonden. Ik zag dat er op dat moment twee buitenlandse jongens stonden. Beide jongens deden helemaal niks en stonden daar enkel. Ik hoorde dat de buurman ook de volgende bedreigingen riep: "Ik steek je neer en ik maak je kapot". De buurman maakte verder racistische opmerkingen richting de jongens. Ik zag dat de buurman op zijn balkon scherven van de bloempot oppakte en deze scherven gooide in de richting van de jongen.
-
de verklaring van de verdachte op de zitting van 31 oktober 2025, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 30 maart 2025 een klein dingetje gegooid en dingen geroepen als “sodemieter op, nu opdonderen of klootzak”. Ik heb iets gegooid om die jongens weg te jagen, dat kan een klein stukje scherf zijn geweest.
feit 2
-
een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 25 april 2025, zakelijk weergegeven:
Ik ben bewoner van de [straat 1] [nummeraanduiding 3] te [plaats 1] . Wij hebben als flat al langere tijd enorm veel last van de bewoner die woont op huisnummer [nummeraanduiding 1] . Ik weet dat zijn naam [verdachte] is.
Op 25 april 2025 liep ik met mijn fiets. Ik stapte op mijn fiets en na omstreeks 25 meter zag ik dat meneer [verdachte] om het hoekje van de flat kwam.Ik zag dat [verdachte] zijn looprichting op het laatste moment veranderde en op mij af kwam lopen. Dit was vlakbij op ongeveer 1,5 meter afstand. Ik zag dat hij direct met zijn been een schoppende beweging maakte en hij heeft mij toen hard op mijn rechterbovenbeen geraakt. Ik voelde direct een stekende pijn. Deze pijn voel ik nog steeds. Ik dacht dat hij daarna ook nog een slaande beweging maakte, ik weet alleen niet meer zeker dat dit gebeurd was.
-
een proces-verbaal van verhoor getuige [C] van 25 april 2025, zakelijk weergegeven:
Ik stond (
de rechtbank begrijpt: op 25 april 2025) op het balkon, ik woon op de [straat 1] [nummeraanduiding 4] te [plaats 1] . Ik zag rechts op de parkeerplaats mijn buurman [slachtoffer 2 (voornaam)] (
de rechtbank begrijp: aangever [slachtoffer 2]) staan. Ik zag dat [slachtoffer 2 (voornaam)] richting de zijingang van de flat fietste. Ik zag toen de buurman die ik herkende als [verdachte] aan de rechterzijde van de flat verschijnen. Ik zag dat hij achter mijn buurman [slachtoffer 2 (voornaam)] aanrende die net wegfietste met zware fietstassen vol met kranten. Ik zag dat hij [slachtoffer 2 (voornaam)] 3 á 4 keer op zijn rug, ter hoogte van zijn schouderbladen/nek, sloeg. Ik zag dat hij dit deed met gebalde vuist en met zijn rechterhand.
-
de verklaring van de verdachte op de zitting van 31 oktober 2025, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 25 april 2025 de buurman, meneer [slachtoffer 2] , een schop heb gegeven tegen zijn bovenbeen.
feit 3
De verdachte bekent dat hij feit 3, het opzettelijk aanwezig hebben van hennep, heeft gepleegd, zoals deze hieronder bewezen zijn verklaard. Door of namens hem is ook niet om vrijspraak van die feiten gevraagd. In die situatie hoeft de rechtbank niet de inhoud van de bewijsmiddelen op te schrijven. De rechtbank noemt daarom alleen de bewijsmiddelen waarop zij haar oordeel baseert:
-
een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 25 april 2025;
-
een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] van 26 april 2025;
-
de verklaring van de verdachte op de zitting van 31 oktober 2025.
Ten aanzien van parketnummer 16/124378-25
-
een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 22 april 2025, zakelijk weergegeven:
Op 22 april 2025 stond ik op de [straat 2] in [plaats 1] bij de loempiakraam, samen met een vriend (
de rechtbank begrijpt: getuige [D]). Ik zag dat een man een vrouw aanhield en haar ophield. Ik riep naar de man dat hij de vrouw met rust moest laten. Ik zag dat de man weer langs fietste en hierbij zijn middelvinger opstak en daarbij hard riep “kankerbuitenlanders”. Ik zag dat de man op straat bleef staan en hoorde dat hij bleef schreeuwen “kankerbuitenlanders”. Ik zag dat de man met zijn fiets op straat stopte en in zijn nektasje begon te graaien.Ik zag dat hij met zijn rechterhand een bijl uit zijn tasje haalde en deze omhoog hield en naar mij toe kwam gelopen en hoorde dat hij riep:" kom dan, kom dan". Ik zag dat hij de bijl boven zijn hoofd naar achteren haalde. Ik voelde me bedreigd.
-
een proces-verbaal van getuige [D] van 23 april 2025, zakelijk weergegeven:
Op 22 april 2025 had mijn neef, genaamd [slachtoffer 3] , mij thuis opgehaald. We waren met zijn auto naar de loempiakraam, die op de [straat 2] in [plaats 1] staat, gereden. Ik zag een man langsfietsen. Ik zag dat de man met een hand in zijn jas greep.Ik zag dat de man het ijzeren deel van een bijl in zijn rechterhand had. Ik zag dat de man slaande/gooiende bewegingen met zijn rechterhand maakte. De man maakte deze bewegingen in de richting van mijn neef. Ik hoorde dat de man riep "Kut buitenlanders, ik maak je dood". Ik zag dat de man richting mijn neef keek.
-
een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] van 22 april 2025, zakelijk weergegeven:
Op 22 april 2025 kreeg ik het verzoek om naar de [straat 1] in [plaats 1] te gaan. Aldaar was een man die de melder had bedreigd met een bijl. Ik hoorde dat werd doorgegeven dat deze persoon zou wonen op de [straat 1] [nummeraanduiding 1] te [plaats 1] . Dit is adres is mij ambtshalve bekend, zijnde van: [verdachte] , geboren op [1967] . Enkele minuten later kwam ik aan op de genoemde locatie. Ik zag bij de voeten van de melder een bijlshoofd op de grond liggen.Ik vroeg aan [verdachte (voornaam)] waarom hij een bijlshoofd in zijn tasje had zitten. Ik hoorde dat [verdachte (voornaam)] zei dat hij deze bij zich had om zichzelf te kunnen verdedigen.
Verdachte: [verdachte] , geboortedatum: [1967]
Ten aanzien van parketnummer 16/110326-25
-
een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] van 5 april 2025, zakelijk weergegeven:
Op 5 april 2025 wilde ik met mijn bedrijfsbus het fietspad op draaien. Aan mijn rechterzijde zag ik een man op een fiets aan komen. Ik herkende deze man als de bewoner van de [straat 1] [nummeraanduiding 1] te [plaats 1] .Terwijl hij de bus passeerde zag ik dat hij in de bus keek. Ik zag dat hij naar de bus kwam en ik opende het raampje aan de bijrijderszijde.
Ik zag dat hij met zijn rechterhand naar zijn rechterzijde greep. Ik zag dat daar aan zijn riem een leren meshouder hing in een groene of bruine kleur. Ik zag dat hij aan een touwtje frutselde aan de bovenzijde van deze houder. Toen dit touwtje los was pakte hij een mes uit de houder. Ik zag dat het mes, zonder handvat, ongeveer 25 tot 30 centimeter lang was en in een donkere kleur. Het handvat was ongeveer 15 centimeter lang en ook in een donkere kleur. Ik zag dat hij het mes in zijn rechterhand vasthield, ter hoogte van zijn borst. Ik zag dat hij het lemmet omhoog hield. Ik voelde me hierdoor bedreigd.
Ik vroeg hem meerdere malen wat zijn probleem met mij was. Ik hoorde hem zeggen: 'Nee dat klopt, je kent mij niet, ik ken jou niet, maar jij bent mijn probleem.' Hij bleef zeggen: 'jij bent het probleem vieze buitenlander!’ Ook zei hij: 'Je weet waar ik woon, dus je bent welkom!'Al die tijd was ik aan het bellen met mijn nichtje.
-
een proces-verbaal van verhoor getuige [E] van 8 april 2025, zakelijk weergegeven:
V: staat voor vraag verbalisant
A: staat voor antwoord getuige
V: Weet u wat er op 5 april 2025 is gebeurd met uw neef [slachtoffer 4] ?
A: Ja ik was aan het videobellen met mijn neef. Hij werd aangesproken door een man.
A: Omdat ik via mijn telefoon zicht had op mijn neef zag ik dat mijn neef een schrik beweging maakte.Ik hoorde mijn neef op een gegeven moment roepen: “What the fuck, hij heeft een mes”.
-
een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] van 6 april 2025, zakelijk weergegeven:
Op 5 april 2025 gingen wij ter plaatse op het woonadres [straat 1] [nummeraanduiding 1] te [plaats 1] waar de verdachte [verdachte] zou moeten verblijven. Wij vertelden dat wij in de woning wilde kijken voor een mes. In de woning troffen wij aan:
- Een mes in een bruin lederen hoes, deze zat in een open tas welk op een stoel stond in de woonkamer.
feit 2
De verdachte bekent dat hij feit 2, het voorhanden hebben van een veerdrukpistool en een boksbeugel, heeft gepleegd, zoals deze hieronder bewezen zijn verklaard. Door of namens hem is ook niet om vrijspraak van die feiten gevraagd. In die situatie hoeft de rechtbank niet de inhoud van de bewijsmiddelen op te schrijven. De rechtbank noemt daarom alleen de bewijsmiddelen waarop zij haar oordeel baseert:
-
een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] van 6 april 2025;
-
een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] van 9 april 2025;
-
de verklaring van de verdachte op de zitting van 31 oktober 2025.
Er zijn meerdere feiten bewezen verklaard. De bewijsmiddelen worden alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarover deze gaan.
3.3.3.Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 16/127206-25: bedreiging van [slachtoffer 1]
De advocaat van de verdachte voert aan dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat hij de bedreigingen, zoals opgenomen in de beschuldiging, niet heeft geuit.
Op basis van de bewijsmiddelen oordeelt de rechtbank dat wettig en overtuigend is komen vast te staan dat de verdachte de bedreigingen, zoals opgenomen in de beschuldiging, heeft geuit richting [slachtoffer 1] en dat de verdachte een scherf van een bloempot naar die [slachtoffer 1] heeft gegooid.
Ten aanzien van feit 2 onder parketnummer 16/127206-25: mishandeling van [slachtoffer 2]
De advocaat voert aan dat de verdachte gedeeltelijk moet worden vrijgesproken, omdat er onvoldoende bewijs is voor het slaan door de verdachte: alleen de getuige [C] verklaart dat de verdachte heeft geslagen, maar die moet als onbetrouwbaar terzijde worden geschoven, omdat de verklaring afwijkt van die van de aangever, nu de aangever niet verklaart over het slaan door de verdachte.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de aangever verklaart dat hij dacht dat de verdachte een slaande beweging maakte. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van getuige [C] , die verklaart te hebben gezien dat de verdachte de aangever meermalen met gebalde vuist sloeg. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de verklaring van de getuige [C] en acht deze verklaring betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Op grond van de bewijsmiddelen vindt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte aangever [slachtoffer 2] heeft mishandeld door aangever [slachtoffer 2] te schoppen en meermalen met gebalde vuist te slaan.
Ten aanzien van parketnummer 16/124378-25: bedreiging van [slachtoffer 3]
De advocaat voert aan dat de verdachte degene is die is bedreigd en niet andersom. De kop van de bijl had hij weliswaar mee in zijn tasje, maar hij heeft deze niet uit zijn tasje gehaald en hij heeft er niemand mee bedreigd. De kop van de bijl is uit zijn tasje gevallen toen hij van zijn fiets werd getrokken.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat de kop van de bijl uit zijn tasje is gevallen niet aannemelijk, nu uit de verklaring van aangever en getuige [D] volgt dat de verdachte de kop van de bijl uit zijn tasje heeft gehaald en hier zwaaiende bewegingen mee heeft gemaakt richting aangever [slachtoffer 3] . De rechtbank oordeelt tevens dat uit de bewijsmiddelen voldoende wettig en overtuigend bewijs volgt dat de verdachte de in de beschuldiging opgenomen bedreigende uitlatingen richting [slachtoffer 3] heeft geuit.
Ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 16/110326-25: bedreiging van [slachtoffer 4]
De advocaat stelt zich op het standpunt dat op basis van de bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de bedreigingen heeft geuit, in het bijzonder niet met een mes, mede gelet op de ontkennende verklaring van de verdachte.
Uit de verklaring van aangever [slachtoffer 4] volgt dat de verdachte bedreigende woorden heeft geuit en een mes heeft getoond aan de aangever. De rechtbank acht deze verklaring van de aangever betrouwbaar en voldoende ondersteund door de andere bewijsmiddelen en overweegt daartoe het volgende. De aangever geeft een zeer specifieke en gedetailleerde omschrijving van de houder van het mes, het mes en de handelingen die de verdachte verrichte met het mes. De verklaring wordt ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , waaruit blijkt dat het mes en de houder die bij de verdachte in zijn woning zijn aangetroffen corresponderen met de omschrijving die de aangever heeft gegeven van het mes en de houder. Het mes wordt aangetroffen in een lederen houder, welke in een open tas stond op een stoel in de woonkamer. De verdachte heeft bovendien verklaard dat hij de houder van het mes bij zich droeg. De verklaring van de aangever wordt voorts ondersteund door de verklaring van getuige [E] , die verklaart dat zij ten tijde van het incident aan het videobellen was met de aangever en aangever een schrikbeweging zag maken en hem hoorde zeggen dat de verdachte een mes bij had.
Op basis van het voorgaande vindt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 5 april 2025 [slachtoffer 4] heeft bedreigd door een mes te tonen en daarbij dreigende woorden te uiten.