ECLI:NL:RBMNE:2025:6152

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2025
Publicatiedatum
17 november 2025
Zaaknummer
11909840 \ LV EXPL 25-37
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning van onderbewindgestelde wegens structurele overlast aan omwonenden

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 november 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Woonstichting Centrada en de gedaagde partij, die optreedt als beschermingsbewindvoerder van de heer [onderbewindgestelde]. Centrada heeft de gedaagde partij gedagvaard om de ontruiming van de woning van [onderbewindgestelde] te vorderen, omdat er jarenlang structurele overlast is veroorzaakt aan omwonenden door [onderbewindgestelde] en zijn bezoekers. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sinds 2023 diverse overlastmeldingen zijn binnengekomen, waaronder geluidsoverlast, drugsgebruik en zelfs een woningbrand. Ondanks pogingen van Centrada om tot een oplossing te komen, is de overlast niet gestopt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er voldoende aannemelijk is dat in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zal worden toegewezen, en heeft de ontruiming van de woning toegewezen. De gedaagde partij heeft betoogd dat er alternatieven voor [onderbewindgestelde] worden gezocht, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de belangen van Centrada zwaarder wegen dan die van [onderbewindgestelde]. De ontruimingstermijn is vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis, en de gedaagde partij is ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: 11909840 \ LV EXPL 25-37
Vonnis in kort geding van 18 november 2025
in de zaak van
WOONSTICHTING CENTRADA,
gevestigd te Lelystad,
eisende partij,
hierna te noemen: Centrada,
gemachtigde: mr. L. Wanders,
tegen
[gedaagde partij] B.V., handelend in hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder van de heer [onderbewindgestelde] wonende te [woonplaats],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde partij] ,
gemachtigde: mr. H.J.J. Hendrikse.

1.De procedure

1.1.
Op 14 oktober 2025 heeft Centrada [gedaagde partij] in kort geding gedagvaard om op 4 november 2025 voor de kantonrechter in Lelystad te verschijnen. Centrada heeft daarbij 37 producties meegestuurd. Voorafgaand aan de zitting heeft Centrada nog producties 38 en 39 toegezonden.
1.2.
De zaak is op 4 november 2025 bij de kantonrechter besproken. Namens Centrada zijn de heer [A] – senior bouwkundig opzichter -, mevrouw [B] en de heer [C] – beiden bewonersconsulent – aanwezig. Zij werden bijgestaan door mr. Wanders. Namens [gedaagde partij] is de heer [D] verschenen. De heer [onderbewindgestelde] is ook verschenen. Zij werden bijgestaan door mr. Hendrikse. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat op de zitting is besproken.
1.3.
De kantonrechter heeft besloten dat vandaag schriftelijk uitspraak wordt gedaan.

2.De kern van de zaak

2.1.
Centrada verhuurt per 1 juli 2021 aan de heer [onderbewindgestelde] (hierna: [onderbewindgestelde] ) de woning aan de [adres] in [woonplaats] (hierna: de woning). [onderbewindgestelde] staat onder beschermingsbewind van [gedaagde partij] . Centrada ontvangt sinds 2023 overlastmeldingen van omwonenden. Er is geprobeerd om tot een oplossing te komen voor de situatie, maar dat is niet gelukt. In deze zaak gaat het om de vraag of het voldoende aannemelijk is dat [onderbewindgestelde] zodanige overlast veroorzaakt, dat de verwachting is dat in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zal worden toegewezen en dat vooruitlopend daarop de ontruiming van de woning kan worden toegewezen.
2.2.
De kantonrechter geeft Centrada gelijk. De overlast is zo ernstig dat de kantonrechter oordeelt dat [onderbewindgestelde] zijn woning moet verlaten. Hierna wordt dit uitgelegd.

3.De beoordeling

Het beoordelingskader

3.1.
De kantonrechter stelt in dit kader voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet - volgens vaste rechtspraak - grote terughoudendheid worden betracht. In een kortgedingprocedure is namelijk geen plaats voor een diepgaand onderzoek naar bestreden feiten, terwijl de gevolgen van ontruiming vergaand en veelal onomkeerbaar zijn.
3.2.
Vanwege de ernst van de gevolgen voor de huurder kan daarom een ontruiming alleen in een kort geding worden uitgesproken, als het voldoende aannemelijk is dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure wordt ontbonden en de huurder in die procedure ook tot ontruiming wordt veroordeeld. Ook moet er sprake zijn van zulke ernstige tekortkomingen dat de beslissing in de bodemprocedure niet kan worden afgewacht: de verhuurder moet een spoedeisend belang hebben.
Centrada heeft spoedeisend belang bij haar vordering tot ontruiming
3.3.
[gedaagde partij] heeft het spoedeisend belang van de vordering tot ontruiming betwist en daartoe het volgende aangevoerd. De gestelde overlast speelt kennelijk al sinds 2023. Er zijn weliswaar foto’s van mensen die in de straat lopen, maar er is onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat er iets aan de hand is. [onderbewindgestelde] mag bezoek ontvangen. Bovendien is het maar de vraag of de mensen op de foto’s ook bezoekers van [onderbewindgestelde] zijn. Daarnaast is de overlast op anonieme meldingen gebaseerd. De juistheid van die verklaringen kunnen niet in kort geding beoordeeld worden, aldus [gedaagde partij] .
3.4.
De kantonrechter is van oordeel dat Centrada wél een spoedeisend belang bij haar vordering tot ontruiming van [onderbewindgestelde] uit de woning heeft. Centrada heeft onderbouwd gesteld dat omwonenden al gedurende langere periode klagen over overlast die [onderbewindgestelde] en zijn bezoekers veroorzaken. Op kortst mogelijke termijn moet de vastgestelde overlast opgelost worden. Omwonenden blijven ernstig overlast en hinder ondervinden van [onderbewindgestelde] en zijn bezoekers. De situatie is door de woningbrand op 26 augustus 2025 bovendien uit de hand gelopen. Ook zijn er meerdere malen in de omgeving van de woning flessen met lachgas aangetroffen, die voor een potentieel levensgevaarlijke situatie voor omwonenden leiden. De flessen met lachgas worden nog altijd bij [onderbewindgestelde] afgeleverd. Het is wachten totdat er een nieuw incident plaatsvindt.
3.5.
Daarbij is van belang dat de woning een sociale huurwoning is. Centrada heeft de wettelijke taak en verantwoordelijkheid om passende woonruimte te bieden aan woningzoekenden. Voor dit type sociale huurwoningen bestaan lange wachtlijsten die in sommige gevallen kunnen oplopen tot acht jaar. Het is dan ook maatschappelijk onaanvaardbaar dat een woning gedurende een langere periode bezet blijft door een huurder die ernstige overlast veroorzaakt en daarmee het woongenot van omwonenden structureel ondermijnt. In die zin heeft Centrada dus spoedeisend belang bij ontruiming van [onderbewindgestelde] .
De standpunten van partijen
3.6.
Centrada wil primair dat [onderbewindgestelde] de woning ontruimt en subsidiair dat [onderbewindgestelde] een gedragsaanwijzing wordt opgelegd. Centrada stelt dat [onderbewindgestelde] ernstig tekortgeschoten is in de nakoming van de verschillende verplichtingen uit de huurovereenkomst, het huurreglement en de wet. Allereerst is het niet toegestaan om hinder of overlast van welke aard en in welke vorm dan ook te veroorzaken aan omwonenden of anderen (artikel 6 lid 8 van het huurreglement). Uit artikel 6 lid 8 van het huurreglement volgt dat overlast door alcoholgebruik en drugsgebruik, geluidsoverlast, prostitutie en schreeuwen in ieder geval onder overlast valt. [onderbewindgestelde] handelt structureel daarmee in strijd. Sinds 2023 is er sprake van voortdurende geluidsoverlast door de vele bezoekers in de woning. Daarnaast ontstaat overlast door de frequente aanloop van personen. Ook vinden er regelmatig ruzies tussen de bezoekers plaats, waarbij hard wordt geschreeuwd en gescholden. Bovendien veroorzaakt [onderbewindgestelde] aanzienlijke hinder door grote hoeveelheden gasflessen met lachgas in de woning aanwezig te laten zijn, wat een levensgevaarlijke situatie creëert omdat in de woning wordt gerookt (gevaarzettend handelen). Ten slotte heeft het gebrek aan toezicht ertoe geleid dat op 26 augustus 2025 een woningbrand is ontstaan, terwijl [onderbewindgestelde] in detentie zat. Daarnaast is [onderbewindgestelde] op gelijke wijze aansprakelijk voor de gedragingen van hen die met zijn goedvinden de woning gebruiken of zich met zijn goedvinden daarin bevinden (artikel 6 lid 8 van het huurreglement en artikel 7:219 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)). [onderbewindgestelde] heeft zich dan ook niet gedragen als een goed huurder (artikel 7:213 BW).
3.7.
Dat [onderbewindgestelde] overlast veroorzaakt aan de omwonenden blijkt volgens Centrada uit de volgende feiten:
  • in 2023 zijn diverse overlastmeldingen over [onderbewindgestelde] bij Centrada binnengekomen. De overlast bestond uit het herhaaldelijk aanbellen bij buren/omwonenden om toegang te krijgen tot het portiek, omdat [onderbewindgestelde] met regelmaat zijn sleutel was vergeten. Daarnaast belden bezoekers van [onderbewindgestelde] bij omwonenden aan, als niemand opendeed werd het portiek geforceerd. De (vele) bezoekers van [onderbewindgestelde] legden op alle uren van de dag en nacht korte bezoekjes af. Ook werd melding van ruzies tussen [onderbewindgestelde] en zijn bezoekers gemeld en was er sprake van vervuiling door sigarettenpeuken, lege verpakkingen en bierblikjes rondom de woning van [onderbewindgestelde] ;
  • op 29 november 2023 heeft er naar aanleiding van de overlastmeldingen een gesprek met [onderbewindgestelde] plaatsgevonden. Tijdens dat gesprek hebben partijen afspraken ten aanzien van de overlast gemaakt. De afspraken waren onder andere dat [onderbewindgestelde] het bezoek dat hij ontvangt zou beperken, [onderbewindgestelde] zou ervoor zorgen dat zij geen overlast veroorzaken en [onderbewindgestelde] zou de woning niet ter beschikking aan andere mensen stellen terwijl hij zelf niet aanwezig is;
  • op 4 december 2023 is de politie gebeld wegens overlast, waarbij een bezoeker is gevlucht via de achterzijde van het pand;
  • op dezelfde dag werd melding gemaakt dat het slot opnieuw was vernield;
  • op 5 december 2023 hebben twee omwonenden melding gemaakt van de (vele) korte bezoekjes door personen aan de woning van [onderbewindgestelde] en het gebruik van lachgas in de woning;
  • op 20 maart 2024 hebben twee omwonenden gemeld dat de overlast (weer) is toegenomen. De politie is ter plaatse geweest en heeft geconstateerd dat er ongeveer 15 bezoekers in de woning waren met circa 10 flessen met lachgas;
  • op 27 maart 2024 heeft Centrada van een bewoner een melding van overlast ontvangen;
  • op 3 april 2024 is de politie naar de woning van [onderbewindgestelde] gekomen en heeft zij met [onderbewindgestelde] gesproken. Er is toen een afspraak gemaakt om met de oom van [onderbewindgestelde] de situatie te bespreken;
  • nadien zijn de overlastmeldingen blijven aanhouden. De meldingen gingen over de bezoekers van [onderbewindgestelde] die regelmatig bij omwonenden aanbellen, het gebruik van lachgasballonnen in het portiek en het zitten wachten van onbekende derden in de portiek;
  • op 28 mei 2024 was de overlast dermate ernstig dat de politie is langs geweest;
  • na een periode van enige rust vanwege het inwonen van de moeder bij [onderbewindgestelde] , heeft Centrada na het vertrek van de moeder van [onderbewindgestelde] uit de woning weer de eerste overlastmelding ontvangen. De melding ging over het aantal bezoekers en de overlast door sigarettenpeuken, die in de voortuin van omwonenden werden gegooid;
  • op 9 maart 2025 heeft [onderbewindgestelde] een basepijp in de goot neergelegd;
  • in mei 2025 heeft Centrada zes overlastmeldingen over [onderbewindgestelde] en/of zijn bezoekers ontvangen;
  • op 20 mei 2025 is melding gemaakt van tientallen personen die de woning en de schuur van [onderbewindgestelde] in en uit liepen. Omwonenden hebben daarbij gasflessen gesignaleerd en geconstateerd dat de bezoekers over een sleutel van de woning leken te beschikken;
  • op 21 mei 2025 werd de politie gebeld en is de politie ter plaatse geweest. Voorafgaand aan het politiebezoek hebben omwonenden tussen 15.00 uur en 21.00 uur meer dan 30 verschillende personen de woning zien betreden voor kortstondige bezoeken. De politie heeft uiteindelijk 20 gasflessen aangetroffen en heeft die in beslag genomen. Na het vertrek van de politie uit de woning is er tot 23.00 uur ruzie in de woning geweest;
  • nadien zijn de overlastmeldingen over [onderbewindgestelde] en/of zijn bezoekers blijven aanhouden. De meldingen hadden betrekking op geluidsoverlast, vernielingen, vermoedelijke prostitutie en drugsgebruik en de onverminderde aanloop van onbekende bezoekers bij de woning van [onderbewindgestelde] .
  • op 8 juli 2025 heeft er een rondetafelgesprek plaatsgevonden waarbij Centrada, de begeleider, de mentor van [onderbewindgestelde] , [onderbewindgestelde] , zijn moeder en zijn neef aanwezig waren. Partijen hebben afgesproken dat [onderbewindgestelde] zich begeleidbaar zou opstellen, [onderbewindgestelde] (telefonisch) bereikbaar zou zijn voor de hulpverlening en Centrada, [onderbewindgestelde] mee zou werken aan inschrijving bij de huisarts, [onderbewindgestelde] mee zou werken aan behandeling bij verslavingszorg, [onderbewindgestelde] op geen enkele wijze overlast zou veroorzaken en [onderbewindgestelde] overlast gevende vrienden/mensen buiten de deur zou houden;
  • bij brief van 9 juli 2025 heeft Centrada de gemaakte afspraken bevestigd. Daarbij heeft Centrada [onderbewindgestelde] erop gewezen dat dit zijn laatste kans was om zijn gedrag per direct aan te passen. Bij gebreke daarvan zouden mogelijk verdere juridische stappen genomen worden waaronder het starten van een procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning;
  • op 18 augustus 2025 is [onderbewindgestelde] in detentie gegaan en op 3 september 2025 uit detentie gekomen;
  • op 26 augustus 2025 is er brand in de woning van [onderbewindgestelde] ontstaan. In de woning waren alleen bezoekers van [onderbewindgestelde] aanwezig;
  • in september 2025 hebben omwonenden melding gemaakt van overlast door onbekende mannen die (dagelijks) de woning van [onderbewindgestelde] bezochten. Ook hebben onbekende mannen geprobeerd flessen met lachgas af te leveren bij de schuur van [onderbewindgestelde] . De flessen zijn uiteindelijk voor het hek neergezet, omdat [onderbewindgestelde] er niet was.
3.8.
[gedaagde partij] / [onderbewindgestelde] is het niet eens met de vordering tot ontruiming. [gedaagde partij] meent dat Centrada de overlast niet goed heeft onderbouwd. Daar komt bij dat zij nu druk bezig is met het zoeken naar alternatieven voor [onderbewindgestelde] , maar helaas gaat dat niet snel. In september 2025 heeft zij nog geprobeerd noodopvang voor [onderbewindgestelde] te regelen, maar alles zit vol. Ook de crisisplekken zitten vol. Er loopt op dit moment een aanvraag voor beschermd wonen, maar ook dat kost tijd. Als de beschikking tot beschermd wonen wordt afgegeven, zal er nog enige tijd over heen gaan voordat er een vervolgplek is gevonden. Ook daarvoor zijn wachtlijsten. Bovendien past niet iedere persoon op de locatie. Het mooist zou zijn als [onderbewindgestelde] tot die tijd in zijn woning kan blijven wonen, zodat het traject naar beschermd wonen goed kan verlopen. De hulpverlening is sinds kort op gang gekomen. [onderbewindgestelde] krijgt begeleiding van Kwintes ( [E] ) en hij heeft een mentor. Dat gaat goed. Ook heeft [onderbewindgestelde] beterschap beloofd. [onderbewindgestelde] zal niemand meer in zijn woning toelaten. Als [onderbewindgestelde] de woning moet verlaten, komt [onderbewindgestelde] op straat te staan. Wel kan [onderbewindgestelde] leven met de subsidiaire gevorderde gedragsaanwijzing, aldus [gedaagde partij] .
[gedaagde partij] / [onderbewindgestelde] moet de woning ontruimen
Er is sprake van jarenlang structureel overlast
3.9.
De kantonrechter is van oordeel dat Centrada voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [onderbewindgestelde] en/of zijn bezoekers jarenlang structureel overlast aan de omwonenden hebben veroorzaakt. De kantonrechter overweegt in dit kader dat [gedaagde partij] / [onderbewindgestelde] de feiten die Centrada heeft aangevoerd niet gemotiveerd heeft betwist. [gedaagde partij] / [onderbewindgestelde] heeft alleen gesteld dat Centrada de overlast niet goed zou hebben onderbouwd. Echter, uit de talrijke verklaringen van omwonenden en de videobeelden is genoegzaam gebleken dat er sprake is van jarenlang structureel overlast veroorzaakt door [onderbewindgestelde] en/of zijn bezoekers:
  • zo is op een video van 19 mei 2024 te zien dat een man met een lachgasballon uit de richting van de woning van [onderbewindgestelde] komt, op de trap gaat zit en teugen uit de ballon inhaleert (zie productie 13 van Centrada, video onbekende man met lachgasballon op galerij);
  • op een andere video van 10 mei 2025 is te zien dat eerst een man met een fatbike en daarna twee jonge dames de trap op komen lopen. Vervolgens komt er nog een andere man met een sleutel aanlopen die richting de deur van de woning van [onderbewindgestelde] loopt en de deur opent (zie productie 24 van Centrada, video onbekende mannen met dames op de galerij van 10 mei 2025). Het is onduidelijk wie deze man is en waarom hij een sleutel van het huis van [onderbewindgestelde] heeft;
  • op weer een andere video van 8 juni 2025 is te zien dat twee mannen met een sleutel de deur van de woning van [onderbewindgestelde] openen en de woning betreden (zie productie 24 van Centrada, video van bezoek galerij van 8 juni 2025 1);
  • door Centrada is gesteld – en is door [gedaagde partij] niet betwist – dat de overlast ziet op veel aanloop van mensen in en naar de woning van [onderbewindgestelde] , de ruzies, het herhaaldelijk verkeerd aanbellen door [onderbewindgestelde] en zijn bezoekers;
  • verder blijkt dat de politie op 20 maart 2024 in de woning van [onderbewindgestelde] 15 mensen en 10 gasflessen heeft aangetroffen. Ook zijn op 21 mei 2025 door de politie 20 gasflessen in beslag genomen;
  • op 26 augustus 2025 is er brand in de woning van [onderbewindgestelde] ontstaan. Kennelijk heeft [onderbewindgestelde] zijn sleutels aan derden afgegeven, die tijdens zijn detentie in zijn woning bevonden en de brand in de woning hebben veroorzaakt;
  • nadat de brand op 26 augustus 2025 had plaatsgevonden, zijn dagen daarna nog dozen met (lach)gasflessen bij [onderbewindgestelde] afgeleverd door onbekende mannen.
3.10.
In het licht van
  • i) de hiervoor geschetste niet betwiste feiten, de verplichting uit de huurovereenkomst/het huurreglement ten aanzien van het gedrag van [onderbewindgestelde] en zijn bezoekers om geen overlast te bezorgen aan de omwonenden;
  • ii) de talrijke en aanhoudende overlastklachten over [onderbewindgestelde] en zijn bezoekers en de videobeelden;
  • iii) de stelselmatige aanwezigheid van gasflessen met lachgas in de woning terwijl daar gerookt wordt
is de kantonrechter van oordeel dat Centrada voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [onderbewindgestelde] en zijn bezoekers, voor wiens gedrag [onderbewindgestelde] ook aansprakelijk is, jarenlang structureel ernstig overlast hebben veroorzaakt aan omwonenden. [gedaagde partij] / [onderbewindgestelde] heeft onvoldoende naar voren gebracht om daar anders over te denken.
Tussenconclusie
3.11.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat [onderbewindgestelde] in strijd met de huurovereenkomst, het huurreglement en de wet heeft gehandeld. Er is sprake van een ernstige tekortkoming aan de zijde van [onderbewindgestelde] , omdat het gaat om jarenlang en (kennelijk) nog altijd voortdurende overlast. Daarmee heeft [onderbewindgestelde] zich ook niet gedragen als een goed huurder. De kantonrechter houdt er rekening mee dat de [onderbewindgestelde] veroorzaakte overlast mogelijk mede verband houdt met zijn licht verstandelijke beperking waardoor hij makkelijk beïnvloedbaar is en dat [onderbewindgestelde] in zoverre in verminderde mate een verwijt valt te maken, maar dat is geen reden om de gevolgen daarvan niet voor zijn risico te laten en om omwonenden daarvan de dupe te laten worden. Het jarenlang structureel veroorzaken van overlast aan omwonenden kan bovendien niet worden gezien als een tekortkoming van geringe betekenis. Voor ontbinding van een overeenkomst is bovendien niet vereist dat een tekortkoming aan een partij kan worden toegerekend. De verwachting is dan ook dat in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zal worden toegewezen. Vooruitlopend daarop kan de gevorderde ontruiming daarom in beginsel worden toegewezen.
De belangenafweging
3.12.
Maar aan een beslissing over de gevorderde ontruiming gaat in het kader van dit kort geding een belangenafweging vooraf, tussen enerzijds het belang van Centrada bij ontruiming – te weten het stoppen van de overlast en het herstellen van het huur-/woongenot van de omwonenden – en anderzijds het belang van [onderbewindgestelde] om in de woning te blijven. Hoewel de kantonrechter begrip heeft voor wat [gedaagde partij] / [onderbewindgestelde] naar voren heeft gebracht om in de woning te blijven totdat [onderbewindgestelde] naar beschermd wonen kan gaan, wegen deze belangen gelet op de omstandigheden niet zwaarder dan de belangen van Centrada bij ontruiming van de woning. De kantonrechter weegt zwaar mee dat de overlast al lang duurt en nog steeds voortduurt. Bovendien woont [onderbewindgestelde] al sinds augustus 2025 niet meer in de woning. Momenteel verblijft hij bij familie en/of vrienden. Niet gebleken is dat hij niet meer kan verblijven waar hij nu verblijft totdat hij een andere woning heeft gevonden. Hoewel dat misschien niet een ideale situatie is, wordt daarmee wel voorkomen dat [onderbewindgestelde] op straat komt te staan.
Conclusie ten aanzien van de ontruiming
3.13.
Omdat aannemelijk is dat in een bodemprocedure de ontruiming zal worden toegewezen en de belangenafweging in het voordeel van Centrada uitvalt, heeft Centrada recht en belang bij een ontruiming van de woning. De gevorderde ontruiming wordt dan ook toegewezen.
Geen gedragsaanwijzing als laatste kans
3.14.
[gedaagde partij] heeft gevraagd om niet de ontbinding maar de subsidiaire gevorderde gedragsaanwijzing toe te wijzen. De kantonrechter ziet geen reden om [onderbewindgestelde] een laatste kans te geven in de vorm van een gedragsaanwijzing. Uit de stukken van Centrada en gestelde feiten volgt, dat Centrada alles heeft geprobeerd om met [onderbewindgestelde] tot een oplossing te komen. Centrada heeft [onderbewindgestelde] meerdere malen de kans gegeven om zijn gedrag aan te passen, maar [onderbewindgestelde] heeft die kansen niet benut. De overlast is niet gestopt. Anders dan [gedaagde partij] stelt, is er al sinds januari 2025 hulpverlening en dus niet pas onlangs. Dit heeft echter niet geleid tot verandering in het gedrag bij [onderbewindgestelde] en/of ervoor gezorgd dat de overlast minder is geworden of is gestopt.
De ontruimingstermijn is 14 dagen
3.15.
De kantonrechter zal bepalen dat [gedaagde partij] / [onderbewindgestelde] 14 dagen na betekening van dit vonnis de woning moet ontruimen. Nu hij op dit moment niet in de woning woont, moet dat voldoende zijn om tot ontruiming over te gaan.
De gevorderde dwangsom wordt afgewezen
3.16.
De gevorderde dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte daarvan bij niet vrijwillige ontruiming door [gedaagde partij] / [onderbewindgestelde] wordt afgewezen. De deurwaarder is op grond van de wet bevoegd tot de daadwerkelijke uitvoering van de veroordeling tot ontruiming (zie artikelen 556 lid 1 en 557 in samenhang met artikel 444 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Omdat Centrada dus al mogelijkheden heeft om de ontruiming af te dwingen, is het niet nodig om daarnaast de gevorderde dwangsom toe te wijzen. Deze wordt daarom bij gebrek aan belang afgewezen.
[gedaagde partij] moet de proceskosten betalen
3.17.
[gedaagde partij] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Centrada worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
149,02
- griffierecht
135,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
962,02
3.18.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard
3.19.
Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat Centrada het vonnis direct kan (laten) uitvoeren, als [gedaagde partij] niet aan het vonnis voldoet. [gedaagde partij] kan dus niet wachten met voldoen aan het vonnis in de periode dat tegen het vonnis nog hoger beroep mogelijk is of als zij hoger beroep heeft ingesteld en nog niet op dat hoger beroep is beslist. Het uitgangspunt is dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als de belangen van [gedaagde partij] / [onderbewindgestelde] om de uitkomst van een eventueel hoger beroep af te wachten zwaarder wegen dan de belangen van Centrada om direct over te kunnen gaan tot uitvoering van het vonnis. De belangen die hierbij worden meegewogen, zijn genoemd onder 3.12. De kantonrechter is van oordeel dat in dit geval de belangen van Centrada zwaarder wegen dan de belangen van [gedaagde partij] / [onderbewindgestelde] . Daarom wordt het vonnis volgens het uitgangspunt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding,
4.1.
veroordeelt [gedaagde partij] handelend in hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder van [onderbewindgestelde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] te [woonplaats] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van Centrada zijn, en de sleutels af te geven aan Centrada,
4.2.
veroordeelt [gedaagde partij] handelend in hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder van [onderbewindgestelde] in de proceskosten van € 962,02, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde partij] handelend in hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder van [onderbewindgestelde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
veroordeelt [gedaagde partij] handelend in hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder van [onderbewindgestelde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2025.
HHt/37278