ECLI:NL:RBMNE:2025:6153

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 november 2025
Publicatiedatum
17 november 2025
Zaaknummer
602292 HA RK 25-197
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke zaken

Op 10 november 2025 heeft verzoeker, mr. D.A.N. Bartels MRE, een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. J.R. van Es-de Vries, de behandelend rechter in verschillende bestuursrechtelijke zaken. Het verzoek is gedaan vlak na de aanvang van de zitting, maar bevatte geen concrete feiten of omstandigheden die de vermeende partijdigheid van de rechter onderbouwden. De wrakingskamer heeft besloten om af te zien van een mondelinge behandeling en heeft het verzoek beoordeeld op basis van de ingediende stukken. Volgens artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan een rechter gewraakt worden indien er feiten zijn die de onpartijdigheid in gevaar brengen. De wrakingskamer concludeert dat het verzoeker niet is gelukt om voldoende onderbouwing te geven voor zijn claim van partijdigheid. De enkele opmerking dat de rechter en de griffier 'acuut gewraakt' worden, zonder verdere toelichting, is onvoldoende. Bovendien is het niet mogelijk om de griffier te wraken, zoals blijkt uit de wet. De wrakingskamer heeft daarom verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn wrakingsverzoek. De procedures in de hoofdzaken zullen worden voortgezet in de stand waarin zij zich bevonden voor het wrakingsverzoek. Deze beslissing is openbaar uitgesproken op 13 november 2025.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer: 602292 HA RK 25-197
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 13 november 2025
op het verzoek in de zin van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van:
mr. D.A.N. Bartels MRE,
gevestigd te Utrecht,
als gemachtigde van [onderneming 1] B.V., [onderneming 2] B.V., [A] ,
hierna: verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft op 10 november 2025 mr. J.R. van Es-de Vries en de griffier gewraakt. Mr. J.R. van Es-de Vries (hierna: de rechter) is de behandelend rechter in de zaken met de zaaknummers UTR 23/5133, UTR 23/5135, UTR 23/5213 en UTR 24/6870 (hierna: de hoofdzaken). De hoofdzaken zijn op 10 november 2025 door de rechter op zitting behandeld.
1.2.
De wrakingskamer heeft, gelet op het onderstaande, afgezien van een mondelinge behandeling.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

Het toetsingskader
2.1.
In artikel 8:15 Awb staat dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2.
De wrakingskamer onderzoekt dus in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Een rechter is partijdig als uit dat wat zij doet of zegt (of juist niet) blijkt dat zij een persoonlijke vooringenomenheid heeft tegenover een procespartij. Daarnaast kan een procespartij het idee hebben dat de rechter vooringenomen is, of zij kan daar bang voor zijn. In dat geval onderzoekt de wrakingskamer of dat objectief gerechtvaardigd is. Als dat zo is, lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade.
Het oordeel van de wrakingskamer
2.3.
Verzoeker heeft vlak na aanvang van de zitting per e-mail de rechter en de griffier gewraakt. De wrakingskamer overweegt dat uit deze e-mail niet blijkt waarom verzoeker van mening is dat de rechter partijdig of vooringenomen is. Verzoeker heeft daarvoor geen concrete feiten en omstandigheden aangedragen. De enkele zin: “Hierbij worden de onderhavige Rechter en dienstdoende griffier acuut gewraakt!” en het bijvoegen van en/of verwijzen naar eerdere e-mails waarin verzoeker om teamslinkjes vraagt voor het digitaal bijwonen van de zitting, is daarvoor onvoldoende. Het wrakingsverzoek is dus ongemotiveerd. [1]
2.4.
Voor zover het wrakingsverzoek gericht is tegen de griffier – en daarmee tot een ander dan de rechter – merkt de wrakingskamer ten overvloede op dat uit artikel 8:15 Awb volgt dat het niet mogelijk is om ook de griffier te wraken. [2]
Conclusie
2.5.
De conclusie is dat verzoeker niet-ontvankelijk is in het wrakingsverzoek.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek;
3.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te sturen aan verzoeker, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, de teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkt en de president van deze rechtbank;
3.3.
bepaalt dat de procedures van verzoeker met zaaknummers UTR 23/5133, UTR 23/5135, UTR 23/5213 en UTR 24/6870 moeten worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is genomen door mr. J.G. Nicholson, voorzitter, mr. M.M. Janssen-Witteveen en mr. N.A.J. Purcell, als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. N.S. Stekkel, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie ook artikel 2.4.2. onder c van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank.
2.Zie ook artikel 2.4.2. onder e van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank.