ECLI:NL:RBMNE:2025:6156

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 november 2025
Publicatiedatum
17 november 2025
Zaaknummer
16/320821-23 & 18-335759-21 (vord. tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens voorhanden hebben van twee pijpbommen met vrijspraak van een andere pijpbom

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 19 november 2025 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1987, die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van twee pijpbommen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 5 november 2025. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, geheel voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. De verdediging pleitte voor vrijspraak van feit 1 en een lagere straf, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank sprak de verdachte vrij van feit 1, omdat niet kon worden vastgesteld dat het DNA van de verdachte op de pijpbom was aangetroffen binnen de ten laste gelegde periode. Voor feit 2, het voorhanden hebben van twee pijpbommen, werd de verdachte wel schuldig bevonden. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden op, met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 180 uur. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werk en zorg voor zijn kinderen, en de ouderdom van de feiten. Tevens werd een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gedeeltelijk toegewezen, omgezet in een taakstraf van 90 uur. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de veiligheidsrisico's die het voorhanden hebben van explosieven met zich meebrengt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: Lelystad
Parketnummers: 16/320821-23 & 18-335759-21 (vord. tul)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudig kamer van 19 november 2025 in de strafzaak van:
[verdachte] ,
geboren op [1987] in [geboorteplaats] ,
wonende [adres] , [woonplaats] ,
hierna: de verdachte.

1.Zitting

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 5 november 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
  • de verdachte;
  • de officier van justitie: mr. F. Koolhof;
  • de advocaat van de verdachte: mr. S. Shukrula, advocaat in Almere, waarnemend voor mr. O. Bolluyt.

2.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:
feit 1
in of omstreeks de periode van 14 december 2021 tot en met 5 juni 2023 in Emmeloord en/of Lemmer een wapen van categorie II, onder 7 (een pijpbom) heeft overgedragen (
primair), dan wel voorhanden heeft gehad (
subsidiair);
feit 2
hij in of omstreeks de periode van 14 december 2021 tot en met 1 december 2023 in Lemmer een wapen van categorie II, onder 7 (twee pijpbommen) voorhanden heeft gehad.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in de bijlage van dit vonnis.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verdachte van feit 1 moet worden vrijgesproken en dat wel kan worden bewezen dat de verdachte feit 2 heeft gepleegd.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank de verdachte van feit 1 volledig en van feit 2 gedeeltelijk vrij te spreken, voor zover het gaat om de pijpbom waarin geen kruit aanwezig was.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feit 1 primair en feit 1 subsidiair
Gelet op de resultaten van het DNA-onderzoek en de overige bevindingen in het dossier, stelt de rechtbank vast dat het DNA dat is aangetroffen op de pijpbom – specifiek op de zilver- en roodkleurige tape en aan de buitenzijde van de lont – daadwerkelijk van de verdachte afkomstig is. Dit wijst op betrokkenheid van de verdachte bij deze pijpbom. De pijpbom is echter niet aangetroffen onder de verdachte maar bij medeverdachte [medeverdachte] . Het dossier bevat geen aanvullende informatie over het moment waarop de pijpbom door de handen van de verdachte is gegaan. Niet uit te sluiten valt dat dit dateert van een moment gelegen voor de ten laste gelegde pleegperiode, bijvoorbeeld van voor verdachtes eerdere veroordeling voor brandstichting, destijds ook aan de hand van pijpbommen. De rechtbank kan derhalve op basis van het dossier niet vaststellen dat de verdachte de handelingen met betrekking tot deze ten laste gelegde pijpbom heeft verricht in de pleegperiode. De rechtbank oordeelt daarom dat feit 1 primair en feit 1 subsidiair niet zijn bewezen en zal de verdachte daarvan vrijspreken.
3.3.2
Bewijsmiddelen feit 2
De bewezenverklaring van feit 2 is gebaseerd op de inhoud van de bewijsmiddelen. Dit verkorte vonnis bevat geen bewijsmiddelen. Als hoger beroep wordt ingesteld, zal het vonnis worden aangevuld met een bijlage met daarin de inhoud van de bewijsmiddelen.
3.3.3.
Bewijsoverweging feit 2
De rechtbank stelt vast dat de pijpbom waarin geen kruit aanwezig was, essentiële onderdelen bevatte als waarop artikel 3 lid 1 van de Wet wapens en munitie (WWM) ziet, wat betekent dat de pijpbom, ook zonder kruit, gelijk is te stellen aan een wapen van categorie II, onderdeel 7, van de WWM. De pijpbom werd gevormd door een metalen buis, met een kleiner buisje erop gemonteerd. In het kleine metalen buisje zat een lont, welke doorliep tot in de grote metalen buis. De grote metalen buis is aan één zijde volledig afgedicht en aan de andere zijde afgedicht met een opening in het midden. Via deze opening kan de pijpbom geladen worden met een explosief mengsel. Door enkel toevoeging van een explosief mengsel en het afdoppen van de vulkant zou de pijpbom volledig werkzaam zijn geweest; het betrof daarmee een voorwerp dat snel gereed had kunnen zijn voor gebruik als explosief wapen.
Gelet hierop oordeelt de rechtbank dat de verdachte essentiële onderdelen van de pijpbom voorhanden heeft gehad. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van dit onderdeel.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
feit 2
omstreeks 1 december 2023 te Lemmer, wapens van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten twee pijpbommen, zijnde voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad.
De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet.

4.Kwalificatie en strafbaarheid

4.1
KwalificatieHet bewezen feit levert het volgende strafbare feit op:
feit 2:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 7.
4.2
Strafbaarheid feit en verdachteHet feit en de verdachte zijn strafbaar.

5.Straf

5.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat de verdachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
- een taakstraf van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis als de verdachte deze taakstraf niet of niet goed uitvoert.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte voert aan dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is en dat de geëiste voorwaardelijke gevangenisstraf te hoog is, gelet op de kleine kans op recidive. Verder vraagt de advocaat de rechtbank rekening te houden met het tijdsverloop en bij het bepalen van de hoogte van de taakstraf mee te wegen dat de verdachte fulltime werkt en verantwoordelijk is voor de zorg van zijn kinderen.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder de verdachte dit feit heeft gepleegd. Ook weegt de rechtbank het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden mee.
Ernst en omstandigheden van het feit
Door het tamelijk open en bloot aanwezig hebben van zelfgemaakte explosieven heeft de verdachte grote veiligheidsrisico’s genomen. Naar eigen zeggen lagen de explosieven op de bank in zijn woning, waar ook zijn kinderen bij konden. Het gevaar dat hiermee is ontstaan, spreekt voor zich.
Explosieven zoals deze vormen bovendien een groot en groeiend probleem in de samenleving. Met 678 explosies in de eerste helft van 2025, is het aantal opnieuw gestegen ten opzichte van het jaar daarvoor. Hoewel de verdachte geen betrokkenheid bij dergelijke explosies ten laste is gelegd, heeft hij door het maken en bewaren ervan laten zien dat gevaar voor eenieder zomaar dichtbij kan zijn. Naast direct gevaar voor mensen in de buurt, veroorzaakt dergelijk gedrag dan ook gevoelens van angst en onveiligheid bij anderen en in de samenleving als geheel.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft over de persoon van de verdachte kennisgenomen van:
- het strafblad van de verdachte van 29 september 2025;
- een e-mailbericht van Reclassering Nederland van 31 oktober 2025.
Het strafblad
Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij eerder, op 8 augustus 2023, is veroordeeld voor het veroorzaken van een explosie, meermalen gepleegd. Hier houdt de rechtbank enerzijds in strafverzwarende zin rekening mee, omdat de verdachte ook na deze
veroordeling explosieven in zijn bezit heeft gehad. Anderzijds houdt de rechtbank er rekening mee dat de verdachte de ten laste gelegde explosieven naar eigen zeggen vóór deze veroordeling en al geruime tijd geleden, in 2021, heeft gemaakt en dat hij zich daar vervolgens niet meer om heeft bekommerd en te laks is geweest om ze weg te doen.
Het reclasseringsadvies
Uit het bericht van de reclassering volgt dat het schorsingstoezicht zonder problemen verloopt en dat de verdachte goed in contact is met de reclassering. Sinds de verdachte over een eigen huurwoning beschikt, zijn er positieve ontwikkelingen zichtbaar op vrijwel alle leefgebieden. De verdachte is gestopt met het drinken van alcohol en wil een goed voorbeeld zijn voor zijn kinderen. Verder werkt hij fulltime, kan hij van de inkomsten goed rondkomen en heeft hij betrokken werkgevers die op de hoogte zijn van zijn situatie en hem kunnen steunen waar dat nodig is. De risico’s op recidive, geweld en onttrekking aan voorwaarden worden dan ook als laag ingeschat.
Strafkader
De rechtbank oordeelt dat de ernst van het feit zoals hierboven uiteengezet, in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere maanden meebrengt. Gelet op wat de reclassering naar voren heeft gebracht en wat ter terechtzitting is besproken, zal de rechtbank, in het kader van speciale preventie, de gevangenisstraf geheel voorwaardelijk opleggen.
De verdachte heeft sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis op 6 december 2023 volledige medewerking verleend aan de reclassering. Deze houding heeft geleid tot de positieve ontwikkelingen die in het hiervoor genoemde bericht van de reclassering naar voren komen. De rechtbank vindt het, in het belang van zowel de samenleving als de verdachte, wenselijk dat deze positieve ontwikkeling wordt voortgezet. Daarnaast heeft meegewogen dat de aangetroffen explosieven van langere tijd geleden lijken en dat de rechtbank er vertrouwen in heeft dat de verdachte al geruime tijd niet meer met explosieven in de weer is. Dit alles heeft bijgedragen aan de keuze voor een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf.
Met een geheel voorwaardelijk gevangenisstraf van lange duur wordt verder beoogd de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan.
Alles overwegende legt de rechtbank aan de verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Vanwege de ernst van het feit en om de verdachte te doordringen van het strafwaardige van zijn handelen, zal de rechtbank tot slot een onvoorwaardelijke taakstraf van 180 uren opleggen met aftrek van het voorarrest, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag. De taakstraf valt lager uit dan geëist, omdat de rechtbank de voornoemde persoonlijke omstandigheden van verdachte zwaarder laat wegen en omdat aannemelijk is dat het oude pijpbommen waren die verdachte door laksheid nog niet had verwijderd.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het geschorste bevel voorlopige hechtenis opheffen.
6. Vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf
De rechtbank in Leeuwarden heeft aan de verdachte in de zaak met parketnummer 18/335759-21 op 8 augustus 2023 onder meer een gevangenisstraf van 90 dagen voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van 2 jaar.
6.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tenuitvoerlegging voor een deel toe te wijzen, te weten 45 dagen gevangenisstraf, en de gevangenisstraf om te zetten naar een taakstraf voor de duur van 90 uren.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte verzoekt de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, omdat volgens haar het strafbare feit is gepleegd voor de aanvang van de proeftijd.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft zich, gelet op de bewezenverklaring, binnen de proeftijd opnieuw aan een strafbaar feit schuldig gemaakt en daarmee de algemene voorwaarde bij zijn voorwaardelijke veroordeling overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging in beginsel volledig worden toegewezen.
Het gevolg hiervan zou zijn dat de verdachte voor een periode van 90 dagen in de gevangenis terechtkomt. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank al uitgelegd waarom zij het niet passend oordeelt dat de verdachte naar de gevangenis wordt gestuurd. De rechtbank is echter wel van oordeel dat verdachte een stevige consequentie moet ondervinden van het feit dat hij ondanks een lopende proeftijd opnieuw in de fout is gegaan.
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging daarom voor de helft toewijzen en omzetten naar een taakstraf voor de duur van 90 uren.

7.Toegepaste wetsartikelen

De opgelegde straffen zijn gebaseerd op de volgende wetsartikelen:
  • artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
  • artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat de verdachte feit 1 primair en feit 1 subsidiair heeft gepleegd en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat de verdachte feit 2 heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 3.4 is omschreven;
- verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 4.1 is vermeld;
strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het onder feit 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvan
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als algemene voorwaarde geldt dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf van 180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 90 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 18/335759-21
- wijst de vordering gedeeltelijk toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de door de meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Nederland bij vonnis van 8 augustus 2023 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, te weten voor een gedeelte van
45 (vijfenveertig) dagen;
- gelast in plaats van de vrijheidsstraf het verrichten van een
taakstrafvoor de duur van
90 (negentig) uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 45 dagen hechtenis;
- wijst de vordering voor het overige af;
voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. van Meer, voorzitter, mrs. V.A. Groeneveld en A.Ş. Doğan, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.L. Sterkenburg, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 november 2025.
De jongste rechter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
feit 1
hij in of omstreeks de periode van 14 december 2021 tot en met 05 juni 2023 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, en/of in Lemmer, althans in Nederland, een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een pijpbom, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing heeft overgedragen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 14 december 2021 tot en met 05 juni 2023 te Emmeloord,
gemeente Noordoostpolder, en/of te Lemmer, althans in Nederland een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een pijpbom, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad;
feit 2
hij in of omstreeks de periode van 14 december 2021 tot en met 01 december 2023 te Lemmer, gemeente De Fryske Marren, althans in Nederland een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten twee pijpbommen, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing
voorhanden heeft gehad.