In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn verzoek om aanvullende schadevergoeding, ingediend op 8 september 2023. De rechtbank heeft op 18 februari 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiser heeft op 7 februari 2025 een verweerschrift ontvangen van de Dienst Toeslagen, maar beide partijen hebben aangegeven geen gebruik te willen maken van hun recht om gehoord te worden op een zitting. De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten.
De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, zodra het bestuursorgaan in gebreke is. In dit geval is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Eiser heeft verweerder op 10 oktober 2024 in gebreke gesteld, en heeft vervolgens op 29 oktober 2024 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen. De rechtbank draagt verweerder op om binnen twee weken na de uitspraak een besluit te nemen op het verzoek om aanvullende schadevergoeding.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat er een dwangsom van € 50,- per dag moet worden betaald voor elke dag dat verweerder de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 453,50, en het door hem betaalde griffierecht van € 51,- moet ook worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 18 februari 2025.