ECLI:NL:RBMNE:2025:6176

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2025
Publicatiedatum
18 november 2025
Zaaknummer
16/135894-25
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van overtreding artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 en bewezenverklaring van overtreding artikel 5 Wegenverkeerswet 1994 na botsing met tegenligger

Op 18 november 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 2 februari 2025 in Lelystad betrokken was bij een verkeersongeval. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van roekeloos rijgedrag, wat zou hebben geleid tot een aan haar schuld te wijten verkeersongeval waarbij een ander zwaar lichamelijk letsel opliep. Tijdens de zitting op 4 november 2025 pleitte de verdediging voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend had gereden, en dat de gladheid van de weg onvoorzienbaar was. De rechtbank oordeelde dat het primaire feit niet bewezen kon worden, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan aanmerkelijke onvoorzichtigheid. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primaire feit, maar verklaarde het subsidiaire feit, dat de verdachte gevaar op de weg had veroorzaakt, wel bewezen. De rechtbank legde een voorwaardelijke rijontzegging van twee maanden op, met een proeftijd van twee jaren, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van het feit. De rechtbank weegt de gevolgen van het ongeval voor zowel de verdachte als het slachtoffer mee in haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/135894-25
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 november 2025 in de strafzaak van:
[verdachte],
geboren op [2005] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] ,
hierna: de verdachte.

1.ZITTING

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 4 november 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
  • de verdachte;
  • de officier van justitie: mr. M.R.A. van IJzendoorn;
  • de advocaat van de verdachte: mr. R.A.A. Kool, advocaat te Heiloo.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat zij, samengevat:
primair
op 2 februari 2025 in Lelystad als bestuurder van een personenauto zich zodanig heeft gedragen (roekeloos, dan wel zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend) dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
subsidiair
op 2 februari 2025 in Lelystad als bestuurder van een personenauto zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op de weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in de bijlage bij dit vonnis.

3.BEWIJS

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het primaire feit en dat bewezen kan worden dat de verdachte het subsidiaire feit heeft gepleegd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank om de verdachte integraal vrij te spreken van het primaire en het subsidiaire feit. Hij voert daartoe aan dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend heeft gereden. De gladheid was immers plaatselijk, onvoorzienbaar en voor de verdachte niet kenbaar zodat van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 geen sprake is. Evenmin kan worden gesproken van schuld in de zin van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte dient dus te worden vrijgesproken van zowel het primaire als het subsidiaire feit.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak primaire feit
De rechtbank oordeelt dat het primaire feit niet is bewezen en zal de verdachte daarvan vrijspreken. De rechtbank legt hierna uit waarom.
Uit de inhoud van de stukken in het dossier volgt dat de verdachte zich met haar auto tijdens een inhaalmanoeuvre op rijbaan voor het tegemoetkomend verkeer bevond op het moment dat het slachtoffer de verdachte met zijn auto tegemoet reed. Verdachte stuurde vervolgens na de inhaalmanoeuvre weer naar rechts en kwam in een slip terecht waardoor de door verdachte bestuurde auto in botsing kwam met de haar tegemoetkomende en door het slachtoffer bestuurde auto.
Voor schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 moet minstens sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. De rechtbank oordeelt dat hiervan niet gebleken is. Niet kan worden geconcludeerd dat de verdachte had behoren te weten of vermoeden dat het wegdek glad was en dat zij daarnaar had moeten handelen. Hoewel door de verbalisanten en de getuigen gladheid op de Markerwaarddijk is waargenomen, is op grond van de stukken in het dossier onvoldoende duidelijk geworden op welke plekken op het wegdek die gladheid precies bestond. Uit het dossier blijkt ook dat vanaf 180 meter voor de plaats waar de beide auto’s zijn aangetroffen, een inhaalverbod voor de verdachte gold. De rechtbank kan echter op basis van het dossier niet bepalen op welk moment de verdachte haar inhaalmanoeuvre inzette en of zij dus het inhaalverbod heeft genegeerd.
Gelet op de hiervoor bedoelde onduidelijkheden is de rechtbank van oordeel dat van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid niet kan worden uitgegaan.
3.3.2
Bewijsmiddelen subsidiaire feit
De rechtbank oordeelt dat het subsidiair ten laste gelegde feit is bewezen. De rechtbank baseert dit oordeel op de volgende bewijsmiddelen: [1]
Verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4]hebben in een proces-verbaal forensisch onderzoek verkeer onder meer het volgende gerelateerd:
Op (…) 2 februari 2025 (…) had op de Markerwaarddijk, gelegen buiten de als zodanig aangegeven bebouwde kom van Lelystad (…) een verkeersongeval plaatsgevonden.
(…)
De bestuurder van de Opel voerde een inhaalmanoeuvre uit. De bestuurder van de Opel is na het terugkomen op de eigen rijstrook (…) in een slip geraakt waardoor het voertuig overdwars op de rijstrook voor het tegengestelde verkeer terecht kwam. Vervolgens kwam op de rijstrook van de Renault de rechterzijde van de Opel in botsing met de voorzijde van de Renault.
(…)
Echter werd er door ons gladheid geconstateerd ter plaatse. De toedracht van het verkeersongeval heeft waarschijnlijk gelegen in de combinatie van het uitvoeren van een inhaalmanoeuvre en de gladheid ter plaatse. [2]
Verbalisant [verbalisant 5]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Op (…) 3 februari 2025
[de rechtbank begrijpt: 2 februari 2025]was ik, verbalisant [verbalisant 5] , ter plaatse bij het ongeval op de Markerwaarddijk. Ik merkte tijdens het aanrijden dat de weg glad was door de vorst.
(…)
Ik zag 2 voertuigen met flinke schade, dit bleken een Renault Clio (…) en een Opel (…) Ik zag dat de Clio flinke schade aan de voorzijde en de Opel flinke schade aan de rechter zijkant en de voorzijde had.
(…)
Vervolgens ben ik naar de Opel toe gelopen en ik zag dat daar 1 jonge vrouw in het voertuig zat op de bestuurdersstoel met bloed op haar hoofd. [3]
(…)
Betrokkene
Voornamen : [voornamen]
Achternaam : [verdachte]
Geboortedatum : [2005]
Geboorteplaats : [geboorteplaats] [4]
[getuige]is als getuige verhoord door de politie. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Wij kwamen uit de richting van Enkhuizen en reden in de richting van Lelystad. Wij werden van achteren ingehaald door de grijze Opel. Het was een normale inhaalmanoeuvre, maar door de gladheid ging de auto glijden waardoor deze begon te tollen en op de linker weghelft raakte. Op dat moment kwam er een tegemoetkomende rode auto aan, komende uit de richting van Lelystad in de richting van Enkhuizen. Het ging zo snel en die rode auto kon geen kant op. Een botsing was niet meer te voorkomen. [5]
3.3.3
Bewijsoverwegingen subsidiaire feit
De advocaat van de verdachte voert aan dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het subsidiaire feit omdat er sprake is van overmacht. Voor een geslaagd beroep op overmacht dient het feit te zijn begaan onder zodanige omstandigheden dat niet van de dader in redelijkheid verlangd kon worden dat zij anders zou handelen dan zij heeft gedaan. Dergelijke omstandigheden zijn niet aannemelijk geworden. De rechtbank verwerpt dan ook dit verweer. De verdachte heeft kennelijk een inhaalmanoeuvre uitgevoerd zonder zich er voldoende van te vergewissen dat het veilig was om op die plek een inhaalmanoeuvre uit te voeren. Hierdoor werd gevaar op de weg veroorzaakt en het verkeer gehinderd. Dit maakt dat het subsidiaire feit wettig en overtuigend is bewezen.

4.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
subsidiair
op 2 februari 2025, te Lelystad, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Markerwaarddijk (N307),
- terwijl het wegdek glad was en
- met het door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig een vóór haar, verdachte, in gelijke rijrichting als zij, verdachte, rijdend motorrijtuig (personenauto), gezien haar, verdachtes rijrichting links heeft ingehaald en
- vervolgens met haar motorrijtuig na het terugsturen in een slip is geraakt en het door haar, verdachte bestuurde motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehouden, en
- vervolgens met haar motorrijtuig geheel of gedeeltelijk op de weghelft voor het tegemoetkomend verkeer terecht is gekomen en daarbij niet aan haar, verdachtes, verplichting heeft voldaan om zoveel mogelijk rechts te houden en
- vervolgens is gebotst tegen een op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft rijdend ander motorrijtuig (personenauto),
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.KWALIFICATIE EN STRAFBAARHEID

5.1
Kwalificatie
Het bewezen feit levert het volgende strafbare feit op:
subsidiair
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
5.2
Strafbaarheid van het feit en de verdachte
Het feit en de verdachte zijn strafbaar.

6.STRAF

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat de verdachte wordt veroordeeld tot:
- een geldboete van € 1.000,00, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen (hierna: rijontzegging) van 2 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de mate waarin zij zelf door het verkeersongeval is getroffen, om de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank legt aan de verdachte een rijontzegging van 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, op. Bij het bepalen van deze straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder de verdachte dit feit heeft gepleegd. Ook weegt de rechtbank het strafblad van de verdachte en haar persoonlijke omstandigheden mee.
6.3.1
Ernst en omstandigheden van het feit
De verdachte heeft als bestuurder van een personenauto gevaar op de weg veroorzaakt en het verkeer op die weg gehinderd. Hierdoor is een tegemoetkomende personenauto tegen het voertuig van de verdachte aangereden, waarbij het slachtoffer ernstig letsel heeft opgelopen.
Tijdens de zitting heeft de verdachte verklaard dat zij door het verkeersongeval diverse breuken in haar gezicht en over haar gehele lichaam, een klaplong en een hersenschudding heeft opgelopen. Voor zowel het slachtoffer als de verdachte heeft het ongeval ernstige gevolgen gehad.
6.3.2
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van de verdachte waaruit blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Tijdens de zitting heeft de verdachte verklaard dat zij het heel erg vindt voor het slachtoffer dat hij letsel heeft opgelopen door het verkeersongeval en dat zij contact met hem onderhoudt. Het is duidelijk dat de verdachte is geschrokken van wat er is gebeurd en dat zij zich er schuldig over voelt.
6.3.3
Strafkader
Gelet op het voorgaande onder 6.3.1 en 6.3.2 zal de rechtbank volstaan met oplegging aan de verdachte een rijontzegging van 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank wijkt af van de eis van de officier van justitie en het standpunt over de strafmaat van de verdediging, omdat enerzijds de verdachte zelf ernstige gevolgen van het bewezen verklaarde feit heeft ondervonden en anderzijds, vanuit het oogpunt van normbevestiging, een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel tekort zou doen aan de ernst van het bewezen verklaarde feit.

7.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De opgelegde straf is gebaseerd op de volgende wetsartikelen:
  • artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht;
  • artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart de verdachte strafbaar;
Oplegging straf
-
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
2 maanden;
- bepaalt dat de ontzegging niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- als voorwaarde geldt dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Quak, voorzitter, mr. R.B. Eigeman en
mr. S.M.E. Hirdes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury,
griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 november 2025.
Mr. Eigeman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij, op of omstreeks 2 februari 2025, te Lelystad, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Markerwaarddijk (N307), zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- terwijl het wegdek glad was en/of
- met het door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig een vóór haar, verdachte, in gelijke rijrichting als zij, verdachte, rijdend motorrijtuig (personenauto), gezien haar, verdachtes rijrichting links in te halen en/of
- ( vervolgens) met haar motorrijtuig tijdens en/of na het terugsturen in een slip te raken en/of het door haar, verdachte bestuurde motorrijtuig niet voortdurend onder controle te houden, althans met de nodige voorzichtigheid te besturen en/of
- ( vervolgens) met haar motorrijtuig geheel of gedeeltelijk op de weghelft voor het tegemoetkomend verkeer terecht te komen en/of (daarbij) niet aan haar, verdachtes, verplichting te voldoen om zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- ( vervolgens) te botsen tegen, althans in aanrijding te komen met, een op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft rijdend (en reeds dicht genaderd) ander motorrijtuig (personenauto),
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere gebroken ribben en/of een gebroken borstbeen en/of klaplongen en/of een scheur in de aorta en/of afscheuring van de buikwand en/of gekneusde longen en/of wonden aan de knie en/of de lies en/of schaafwonden en/of een of meerdere bloeduitstortingen in de borstkas en/of de bekken, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij, op of omstreeks 2 februari 2025, te Lelystad, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Markerwaarddijk (N307),
- terwijl het wegdek glad was en/of
- met het door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig een vóór haar, verdachte, in gelijke rijrichting als zij, verdachte, rijdend motorrijtuig (personenauto), gezien haar, verdachtes rijrichting links heeft ingehaald en/of
- ( vervolgens) met haar motorrijtuig tijdens en/of na het terugsturen in een slip is geraakt en/of het door haar, verdachte bestuurde motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehouden, althans met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd en/of
- ( vervolgens) met haar motorrijtuig geheel of gedeeltelijk op de weghelft voor het tegemoetkomend verkeer terecht is gekomen en/of (daarbij) niet aan haar, verdachtes, verplichting heeft voldaan om zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- ( vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, een op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft rijdend (en reeds dicht genaderd) ander motorrijtuig (personenauto),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie Eenheid Midden-Nederland met registratienummer PL0900-2025034349, doorgenummerd pagina 1 tot en met 95. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344 eerste lid onder 5 van het Wetboek van Strafvordering worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Pagina 38.
3.Pagina 44.
4.Pagina 45.
5.Pagina 76.