ECLI:NL:RBMNE:2025:6297

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 november 2025
Publicatiedatum
24 november 2025
Zaaknummer
C/16/593270
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging geslacht van een minderjarige in de geboorteakte

Op 20 november 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een beschikking gegeven in de zaak van de ouders van een minderjarige, die verzochten om wijziging van het geslacht van hun kind in de geboorteakte. De ouders, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. K.S.M. Smienk, hebben het verzoek ingediend om de vermelding van het geslacht van hun kind, dat op de geboorteakte als vrouwelijk was geregistreerd, te wijzigen naar mannelijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren in 2011, zich al lange tijd identificeert als jongen en dat deze identiteit niet overeenkomt met de huidige vermelding op de geboorteakte. De ouders hebben het verzoek onderbouwd met verklaringen en gesprekken met de minderjarige, die ook onder behandeling is bij een genderpoli. De rechtbank heeft de bevoegdheid om de zaak te behandelen bevestigd, ondanks dat de geboorteakte oorspronkelijk in Groningen was ingeschreven. De rechtbank heeft de ouders en de ambtenaar van de burgerlijke stand van Groningen gehoord en heeft geconcludeerd dat er geen bezwaar is tegen de wijziging. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen en gelast dat de geboorteakte van de minderjarige wordt aangepast, zodat het geslacht als mannelijk wordt vermeld. De rechtbank heeft ook de maatschappelijke ontwikkelingen en de juridische context rondom geslachtsidentiteit in overweging genomen, inclusief relevante uitspraken van de Hoge Raad en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/593270 / FO RK 25-562 (wijziging geslacht minderjarige)
Beschikking van 20 november 2025
in de zaak van:
[ouder1],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: [ouder1] ,
en
[ouder2],
wonende in [plaats] , gemeente [woonplaats] ,
hierna te noemen: [ouder2] ,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders,
advocaat mr. K.S.M. Smienk,
als wettelijk vertegenwoordigers van het kind:
[minderjarige],
wonende in [plaats] , gemeente [woonplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
met als belanghebbende
DE AMBTENAAR VAN DE BURGERLIJKE STAND,
van de gemeente Groningen,
hierna te noemen: de ABS.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de ouders, binnengekomen op 11 mei 2025;
  • de brief van de ABS van 17 september 2025.
1.2.
De rechtbank heeft de minderjarige [minderjarige] gevraagd wat hij van de verzoeken vindt. [minderjarige] heeft voorafgaand aan de zitting met de kinderrechter gesproken.
1.3.
Het verzoek is besproken tijdens de mondelinge behandeling gehouden op 23 oktober 2025. Hierbij waren aanwezig:
  • de ouders met hun advocaat;
  • de heer [persoon1] en mevrouw [persoon2] namens de gemeente Groningen.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
Het minderjarige kind van de ouders is:
-
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2011 in [woonplaats] (hierna: [minderjarige] ).
2.2.
Van de geboorte van [minderjarige] is op 14 juni 2011 door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Groningen een geboorteakte opgemaakt met nummer [nummer] .
2.3.
Op de geboorteakte staat vermeld dat [minderjarige] van het F (vrouwelijk) geslacht is.
2.4.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [minderjarige] .
2.5.
De ouders en [minderjarige] hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.6.
De ouders verzoeken de rechtbank de ABS te gelasten om de geboorteakte van [minderjarige] te verbeteren in die zin dat een latere vermelding wordt toegevoegd van de wijziging van het geslacht, in die zin dat wordt vermeld dat [minderjarige] van het geslacht M (mannelijk) is.
2.7.
De ABS heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen het verzoek om wijziging van het geslacht.

3.De beoordeling

Bevoegdheid en toepasselijk recht
3.1.
Omdat de geboorteakte van [minderjarige] is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Groningen, is in beginsel de rechtbank Noord-Nederland bevoegd om te oordelen over het verzoek. [1] De ouders hebben echter schriftelijk verklaard dat zij er geen bezwaar tegen hebben dat het verzoekschrift wordt behandeld door de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht. De ABS heeft schriftelijk verklaard ook geen bezwaar te hebben. Om die reden zal deze rechtbank de zaak alsnog beoordelen en niet verwijzen naar de rechtbank Noord-Nederland. [2]
3.2.
Op het verzoek is Nederlands recht van toepassing omdat de ouders en [minderjarige] de Nederlandse nationaliteit hebben.
Wijziging geslacht op de geboorteakte
Beslissing
3.3.
De rechtbank wijst het verzoek toe en zal de ambtenaar van de burgerlijke stand gelasten om de geboorteakte van [minderjarige] aan te passen, in die zin dat het geslacht ‘mannelijk’ zal zijn. De rechtbank legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
Wettelijk kader
3.4.
De rechtbank moet allereerst beoordelen of het mogelijk is om een mannelijke geslachtsidentiteit op te nemen in de geboorteakte van [minderjarige] omdat [minderjarige] de overtuiging heeft tot het andere geslacht te behoren dan is vermeld in de akte van geboorte. De huidige wetgeving laat een dergelijke aanpassing van de geboorteakte pas toe bij iemand van zestien jaar en ouder. [3] De maatschappelijke opvattingen over dit onderwerp zijn de laatste jaren sterk in ontwikkeling geweest. In het in 2021 ingediende wetsvoorstel (kamerstuk 35825, nr. 2) werd onder meer voorgesteld om het voor kinderen jonger dan zestien jaar mogelijk te maken om hun geslachtsregistratie te wijzigen via een verzoek aan de rechtbank. Met deze wijziging zou ook de noodzaak van een deskundigenverklaring vervallen. De situatie is echter dit jaar gewijzigd. Begin juli 2025 heeft Staatssecretaris Struycken de transgenderwet ingetrokken. Dit betekent dat er op korte termijn geen nieuwe nationale wetgeving op dit gebied zal komen.
3.5.
Voor [minderjarige] zal de rechtbank in deze zaak beslissen aan de hand van de aard en inhoud van het verzoek en de verdere omstandigheden van het geval. De rechtbank sluit aan bij de lijn van het arrest van de Hoge Raad in genderneutrale zaken. [4] Ook verwijst de rechtbank in dit kader naar het arrest van Het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM) van 12 juni 2003. Daarin bevestigde het EHRM dat het recht op genderidentiteit en persoonlijke ontwikkeling een fundamenteel element van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) vormt en genderidentiteit een van de meest intieme aspecten van het privéleven en een van de meest wezenlijke elementen van zelfbeschikking vormt. [5]
De zaak van [minderjarige]
3.6.
De rechtbank vindt dat [minderjarige] en zijn ouders voldoende hebben onderbouwd dat de vermelding van het vrouwelijke geslacht op de geboorteakte van [minderjarige] (en daarmee ook op haar identiteitskaart) niet in overeenstemming is met de innerlijke genderbeleving van [minderjarige] . Uit de stukken, het gesprek met [minderjarige] en wat er verder op de zitting is besproken, volgt dat [minderjarige] zich al lang identificeert als jongen. In groep twee van de basisschool vertelde [minderjarige] al aan zijn ouders dat hij zich geen meisje voelde. De ouders steunden deze wens volledig en hebben [minderjarige] hierin begeleid. Sinds enige tijd is [minderjarige] onder begeleiding van de genderpoli JONX waar is vastgesteld dat bij [minderjarige] sprake is van genderdysforie. [minderjarige] wordt momenteel begeleid in een traject om met zijn gevoelens om te gaan en hoe hij zich als jongen wil en kan positioneren in de maatschappij. Dit ook ter voorbereiding op de medische transitie. Sinds juli 2025 krijgt [minderjarige] ook puberteitsremmers. Hij is hier erg blij mee. Op school weten de meeste klasgenoten niet dat [minderjarige] transgender is. [minderjarige] maakt zich veel zorgen over zijn officiële gegevens. Voor [minderjarige] is er een constante angst dat zijn klasgenootjes zijn officiële gegevens achterhalen. Het zou [minderjarige] daarom veel rust geven als het verzoek zou worden toegewezen.
3.7.
De overtuiging van [minderjarige] tot een ander geslacht te behoren dan in de akte van geboorte is vermeld, is naar het oordeel van de rechtbank gezien de stukken en het gesprek op de zitting, weloverwogen en bestendig. Daarbij acht de rechtbank [minderjarige] , ondanks zijn jonge leeftijd, zelf in staat om de consequenties van het verzoek te overzien. De ouders en [minderjarige] hebben voldoende toegelicht dat [minderjarige] een zwaarwegend belang heeft om zich te kunnen presenteren naar de buitenwereld als jongen. [minderjarige] heeft last van het feit dat hij zijn identiteitskaart moet laten zien waarop het ‘vrouwelijk’ geslacht staat vermeld, terwijl hij zich een jongen voelt en eruit ziet als een jongen.
3.8.
De rechtbank vindt het in het belang van [minderjarige] om nu al tot een wijziging van de vermelding van het geslacht over te gaan. Hierdoor wordt ook uitvoering gegeven aan de uit artikel 8 EVRM voortvloeiende positieve verplichting de geslachtsaanduiding in de geboorteakte aan te passen aan het geslacht waartoe iemand volgens diens vaste overtuiging behoort.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
3.9.
Voor zover er is verzocht om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, zal de rechtbank dit afwijzen. De ABS kan de geboorteakte namelijk pas aanpassen (door een latere vermelding bij de geboorteakte op te maken) wanneer de beslissing onherroepelijk is.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Groningen om aan de akte van geboorte met nummer [nummer] van het jaar 2011 de latere vermelding toe te voegen van de wijziging van het geslacht, in die zin dat wordt vermeld dat het kind van het (M) mannelijk geslacht is;
4.2.
wijst het meer of anders verzochte af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. A.G. van Doorn, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. H.E. Broersma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 november 2025.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 263 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
2.Artikel 270 lid 1 Rv
3.Artikel 1:28 a lid 1 BW
4.Hoge Raad 4 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:336
5.ECLI:EC:ECHR:2003:0612JUD003596897