In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 20 november 2025 uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure betreffende de ontkenning van het vaderschap van de man over de minderjarige [minderjarige 1]. De moeder heeft op 20 januari 2025 een verzoekschrift ingediend, maar de rechtbank heeft haar niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot ontkenning van het vaderschap, omdat dit verzoek te laat was ingediend. De bijzondere curator, mr. V.C.Th. van ´t Westende Meeder, heeft het verzoek namens [minderjarige 1] overgenomen, waardoor de rechtbank het verzoek alsnog kon beoordelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man niet de biologische vader van [minderjarige 1] kan zijn, en heeft de ontkenning van het vaderschap gegrond verklaard. De moeder en de bijzondere curator hebben voldoende bewijs geleverd dat de man niet de biologische vader is, en de rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van [minderjarige 1] is om de juridische situatie in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie. De rechtbank heeft ook de verzoeken van de moeder en de bijzondere curator om het vaderschap van de heer [belanghebbende] vast te stellen, besproken, maar heeft de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoeken. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, maar de ambtenaar van de burgerlijke stand kan de geboorteakte pas aanpassen wanneer de beslissing onherroepelijk is. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.