ECLI:NL:RBMNE:2025:6298

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 november 2025
Publicatiedatum
24 november 2025
Zaaknummer
C/16/587413
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontkenning en vaststelling van vaderschap in een familierechtelijke procedure met betrekking tot minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 20 november 2025 uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure betreffende de ontkenning van het vaderschap van de man over de minderjarige [minderjarige 1]. De moeder heeft op 20 januari 2025 een verzoekschrift ingediend, maar de rechtbank heeft haar niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot ontkenning van het vaderschap, omdat dit verzoek te laat was ingediend. De bijzondere curator, mr. V.C.Th. van ´t Westende Meeder, heeft het verzoek namens [minderjarige 1] overgenomen, waardoor de rechtbank het verzoek alsnog kon beoordelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man niet de biologische vader van [minderjarige 1] kan zijn, en heeft de ontkenning van het vaderschap gegrond verklaard. De moeder en de bijzondere curator hebben voldoende bewijs geleverd dat de man niet de biologische vader is, en de rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van [minderjarige 1] is om de juridische situatie in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie. De rechtbank heeft ook de verzoeken van de moeder en de bijzondere curator om het vaderschap van de heer [belanghebbende] vast te stellen, besproken, maar heeft de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoeken. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, maar de ambtenaar van de burgerlijke stand kan de geboorteakte pas aanpassen wanneer de beslissing onherroepelijk is. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/587413 / FO RK 25-52
Ontkenning vaderschap en vaststelling vaderschap
Beschikking van 20 november 2025
in de zaak van:
[de moeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M.M. Hoogerdijk,
tegen
[de man],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
hierna te noemen: de man,
met als belanghebbenden
[belanghebbende],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de heer [belanghebbende] ,
mr. V.C.Th. van ´t Westende Meeder,
kantoorhoudende in Amersfoort,
als bijzondere curator over het kind
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2015 in [woonplaats] .

1.De procedure

1.1.
De moeder heeft op 20 januari 2025 een verzoekschrift met bijlagen ingediend.
1.2.
In de beschikking van 20 februari 2025 heeft de rechtbank mr. V.C.Th. van ´t Westende Meeder benoemd als bijzondere curator over [minderjarige 1] . De bijzondere curator vertegenwoordigt [minderjarige 1] in deze procedure en komt op voor haar belang.
1.3.
Daarna heeft de rechtbank de volgende stukken ontvangen:
  • het advies van de bijzondere curator van 24 maart 2025;
  • het bericht van de moeder van 28 maart 2025;
  • het bericht van de bijzondere curator van 24 april 2025;
  • het bericht van de moeder van 28 april 2025.
1.4.
De kinderrechter heeft de minderjarige [minderjarige 1] uitgenodigd voor een gesprek om te bespreken wat zij van de verzoeken vindt. [minderjarige 1] heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
1.5.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling van 23 oktober 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de heer [belanghebbende] ;
  • de bijzondere curator (die digitaal aanwezig was).
1.6.
De man was ook uitgenodigd voor de zitting (door middel van een advertentie in de Staatscourant), maar hij is niet naar de zitting gekomen.

2.De feiten

2.1.
De moeder en de man zijn met elkaar gehuwd geweest. Hun huwelijk is ontbonden op [datum echtscheiding] 2015.
2.2.
Tijdens het huwelijk is de moeder bevallen van twee kinderen:
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2014 in [geboorteplaats 1] ;
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2015 in [woonplaats] .
2.3.
[minderjarige 2] en [minderjarige 1] wonen bij de moeder.
2.4.
Bij beschikking van de rechtbank Limburg van 24 februari 2015 is gegrond verklaard de ontkenning van het vaderschap van de man ten aanzien van [minderjarige 2] .
2.5.
De heer [belanghebbende] heeft [minderjarige 2] erkend op 13 augustus 2015. Sindsdien draagt [minderjarige 2] de geslachtsnaam
[belanghebbende].
2.6.
De moeder en de heer [belanghebbende] hebben samen het gezag over [minderjarige 2] . De moeder heeft samen met de man het gezag over [minderjarige 1] .
2.7.
De man heeft de Marokkaanse nationaliteit. De moeder heeft de Marokkaanse en Nederlandse nationaliteit. De heer [belanghebbende] heeft de Nederlandse nationaliteit.

3.De verzoeken

3.1.
De moeder verzoekt:
I. om de ontkenning van het vaderschap van de man over [minderjarige 1] gegrond te verklaren;
II. het vaderschap van de heer [belanghebbende] over [minderjarige 1] vast te stellen.
3.2.
Voor het geval de moeder dit verzoek niet (meer) kan doen, verzoekt de bijzondere curator ook om de ontkenning van het vaderschap van de man gegrond te verklaren. Indien na twee maanden nadat de beschikking over de ontkenning van het vaderschap in kracht van gewijsde is gegaan, de erkenning niet door de moeder en de heer [belanghebbende] is geregeld, verzoekt de bijzondere curator om het vaderschap van de man gerechtelijk vast te stellen waarbij [minderjarige 1] tevens de geslachtsnaam [belanghebbende] verkrijgt.
3.3.
De man heeft geen verweer gevoerd.
3.4.
De heer [belanghebbende] is het eens met de verzoeken van de moeder.

4.De beoordeling

Ontkenning vaderschap
Bevoegdheid rechtbank en toepasselijk recht
4.1.
De man heeft niet de Nederlandse nationaliteit. Daarom moet de rechtbank eerst beoordelen of de Nederlandse rechter wel bevoegd is om te beslissen op het verzoek. Ook moet de rechtbank beoordelen van welk land de rechtsregels worden toegepast.
4.2.
De Nederlandse rechter is bevoegd om het verzoek te beoordelen, omdat de moeder en [minderjarige 1] in Nederland wonen. [1]
4.3.
Op het verzoek is Marokkaans recht van toepassing omdat partijen ten tijde van de geboorte van [minderjarige 1] de Marokkaanse nationaliteit gemeenschappelijk hadden. [2] Naar Marokkaans recht kan door de moeder echter geen verzoek tot ontkenning van het vaderschap worden gedaan. De rechtbank zal daarom op grond van artikel 10:93 lid 2 BW Nederlands recht toepassen op het verzoek, omdat dit de gewone verblijfplaats van [minderjarige 1] is.
Ontvankelijkheid
4.4.
De rechtbank zal de moeder niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek, omdat zij het verzoek te laat heeft ingediend. [3] Dit betekent dat de rechtbank het verzoek van de moeder niet kan beoordelen. De bijzondere curator heeft het verzoek namens [minderjarige 1] overgenomen, waardoor de rechtbank het verzoek toch kan beoordelen. Voor kinderen geldt namelijk een ruimere termijn om het verzoek in te dienen.
Het wettelijk kader
4.5.
De rechtbank wijst het verzoek van de bijzondere curator toe en verklaart de ontkenning van het vaderschap van de man gegrond. De moeder en de bijzondere curator hebben voldoende aangetoond dat de man niet de biologische vader kan zijn van [minderjarige 1] . De moeder heeft verklaard dat zij de relatie met de man in 1994 heeft beëindigd. Destijds heeft zij de echtscheiding niet aangevraagd omdat zij dacht dat zij alleen voor de Marokkaanse wet gehuwd was. De moeder ging er vanuit dat dit geen rechtsgevolgen zou hebben in Nederland. Pas toen de moeder met de heer [belanghebbende] een aanvraag indiende om te kunnen trouwen kwam zij erachter dat zij nog gehuwd was met de man. De moeder was toen al geruime tijd in verwachting van [minderjarige 2] . Ten aanzien van [minderjarige 2] is door de rechtbank Limburg bij beschikking van 24 februari 2015 de ontkenning van het vaderschap van de man gegrond verklaard. Dat de man niet de biologische vader is van [minderjarige 2] bleek uit een DNA-test tussen de heer [belanghebbende] en [minderjarige 2] . Vervolgens is de moeder bevallen van [minderjarige 1] . Omdat de moeder en de man toen nog gehuwd waren is de man de juridische vader van [minderjarige 1] . De moeder had destijds geen geld en energie om nog een procedure te voeren voor de ontkenning van het vaderschap van de man over [minderjarige 1] . Daarom doet zij dit nu pas. Ondanks dat het standpunt van de man ontbreekt, vindt de rechtbank dat de moeder hiermee voldoende heeft aangevoerd. Voor de ontkenning van het vaderschap van de man is daarom geen nieuw DNA-onderzoek nodig. De rechtbank vindt het in het belang van [minderjarige 1] dat de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke situatie.
Geslachtsnaam
4.6.
Nadat de beslissing omtrent de ontkenning van het vaderschap van de man in kracht van gewijsde is gegaan, verkrijgt [minderjarige 1] de geslachtsnaam van de moeder. Dat is dezelfde geslachtsnaam als die van de man. Als [minderjarige 1] door de heer [belanghebbende] daarna wordt erkend, verkrijgt zij de geslachtsnaam [belanghebbende] omdat [minderjarige 2] die geslachtsnaam ook heeft. [4]
Uitvoerbaar bij voorraad
4.7.
De moeder heeft verzocht om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Dat wil zeggen dat de beslissing meteen kan worden uitgevoerd, ook al wordt er hoger beroep ingesteld. De rechtbank zal dit verzoek afwijzen. De ambtenaar van de burgerlijke stand kan de geboorteakte namelijk pas aanpassen (door een latere vermelding toe te voegen aan de geboorteakte) wanneer de beslissing onherroepelijk is.
Vaststelling vaderschap
Bevoegdheid rechtbank en toepasselijk recht
4.8.
De Nederlandse rechter is bevoegd om het verzoek te beoordelen en het Nederlands recht is daarop van toepassing, omdat de moeder, de heer [belanghebbende] en [minderjarige 1] in Nederland wonen. [5]
Ontvankelijkheid
4.9.
De rechtbank zal de moeder niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek, omdat zij het verzoek te laat heeft ingediend. Dit betekent dat de rechtbank het verzoek van de moeder niet kan beoordelen. De bijzondere curator heeft het verzoek niet overgenomen, waardoor de rechtbank het verzoek niet inhoudelijk kan beoordelen. De moeder en de heer [belanghebbende] hebben beiden op de zitting verklaard dat zij samen de erkenning van [minderjarige 1] door de heer [belanghebbende] gaan regelen, zodra de beslissing omtrent de ontkenning van het vaderschap in kracht van gewijsde is gegaan. De bijzondere curator heeft vervolgens verklaard dat het niet nodig is om de zaak aan te houden, nu partijen samen de erkenning gaan regelen. De rechtbank ziet dan ook geen reden om het verzoek omtrent de vaststelling van het vaderschap aan te houden.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoeken;
5.2.
verklaart de ontkenning van het vaderschap gegrond van:
[de man], geboren op 00-00-1963 in [geboorteplaats 2] (Marokko),
ten aanzien van het kind:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2015 in [woonplaats] ;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. A.G. van Doorn, kinderrechter, in samenwerking met mr. H.E. Broersma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 november 2025.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
2.Artikel 10:93 jo. 10:92 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
3.Artikel 1:200 BW
4.Artikel 1:5 lid 8 BW
5.Artikel 3 Rv jo. artikel 10:97 BW