Uitspraak
1.[eiser sub 1] C.S.,
[eiseres sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 5 maart 2025 met 8 producties;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met 10 producties;
- de akte van [eiser sub 1] c.s. met 4 producties in conventie tevens de conclusie van antwoord in reconventie;
- de akte van [gedaagde] met de wijziging van eis met 2 producties.
2.De kern van de zaak
- het vochtprobleem in de [eiser sub 1] -uitbouw wordt veroorzaakt door de Buitbouw en dat dit een onrechtmatige situatie is die [gedaagde] moet opheffen,
- [gedaagde] de uitstekende blauwe dakisolatieplaten niet hoeft te verwijderen;
- [eiser sub 1] c.s. de kosten van de deskundige van [gedaagde] en de werkelijke proceskosten van [gedaagde] hoeft niet te betalen.
3.De beoordeling
- Er is vocht aanwezig in de scheidingswand tussen de berging uitbouw van nr. [nummeraanduiding 1] en de naastgelegen uitbouw van nr. [nummeraanduiding 2] .
- Er is een hoog vochtgehalte gemeten in het wandgedeelte vanaf de achtergevel van de berging-uitbouw tot aan ca. twee meter naar binnen toe. Het gemeten vochtgehalte in deze zone is vanaf vloerniveau tot onderkant dakconstructie dezelfde.
- Het vocht in de scheidingsmuur aan de zijde van nr. [nummeraanduiding 1] is ontstaan door toetreding van hemelwater t.p.v. een gat in de aansluiting van de dakrand van het zadeldak van de uitbouw van nr. [nummeraanduiding 2] en de dakrand van het platte dak van de erachter liggende uitbouw van nr. [nummeraanduiding 2] .
- Dit vocht is in de eronder liggende gevel gezakt, en heeft zich vervolgens verspreid naar de er haaks op staande scheidingswand tussen nr. [nummeraanduiding 2] en nr. [nummeraanduiding 1] .
De kantonrechter stelt vast dat deze zinken plaat op een andere locatie zit dan waar het vochtprobleem in de [eiser sub 1] uitbouw zit. Op de onderstaande afbeelding is met de witte pijl aangewezen waar het gat in het dak van de Buitbouw zit. Het vochtprobleem bevindt zich in de achtergevel van de [eiser sub 1] -uitbouw en tot halverwege de gedeelde scheidingswand. Met de groene pijl is aangewezen waar volgens [onderneming 2] de lekkage als gevolg van een verzakte zinken plaat zit.
omdathij niet aanwezig is geweest bij het onderzoek van [onderneming 1] . In het kader van de hoor en wederhoor had dit volgens hem wel gemoeten. Het klopt dat er in die situatie dat de ander niet bij het onderzoek aanwezig is, er geen wederhoor door de deskundige heeft plaatsgevonden. Dat betekent in dit geval niet dat het eindrapport van [onderneming 1] niet kan worden gebruikt. [gedaagde] is in deze procedure wel in de gelegenheid gesteld om op het eindrapport van [onderneming 1] te reageren. Ook heeft [gedaagde] zelf een andere deskundige ingeschakeld die een contrarapport heeft opgesteld, die [gedaagde] heeft overgelegd. Op die manier is in deze procedure sprake van wederhoor van [gedaagde] . De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding om het eindrapport van [onderneming 1] buiten de beoordeling te laten omdat [gedaagde] niet bij het onderzoek van [onderneming 1] aanwezig is geweest.
omdat[onderneming 1] zonder nader onderzoek bij nummer [nummeraanduiding 2] in het eindrapport van 24 januari 2024 conclusies over de brandwerendheid heeft getrokken, terwijl hij in zijn rapport van 30 mei 2023 meldt dat nader onderzoek bij nummer [nummeraanduiding 2] daarvoor nodig is; Dit wijst volgens [gedaagde] erop dat [onderneming 1] niet onpartijdig is. De kantonrechter verwerpt deze stelling en overweegt daartoe het volgende. Het is juist dat [onderneming 1] in zijn rapport van 30 mei 2023 heeft gemeld dat nader onderzoek naar de brandwerendheid van
de aansluiting tussen de [eiser sub 1] -uitbouw en de [gedaagde] -uitbouwnodig is, alvorens hij over de brandwerendheid
daarvanconclusies kan trekken. Blijkens het eindrapport heeft [onderneming 1] op 17 januari 2024 nader onderzoek gedaan naar de brandwerende vanuit de [eiser sub 1] -uitbouw en hij heeft zich daarbij mede gebaseerd op de bevindingen van Veiligheidsregio Utrecht van 22 november 2023. Op basis daarvan heeft hij vervolgens over
de brandwerendheid van de [eiser sub 1] -uitbouwconclusies getrokken. [onderneming 1] heeft op 17 januari 2024 geen onderzoek gedaan naar de brandwerendheid van de Buitbouw en hij heeft in zijn eindrapport van 24 januari 2024 daarover geen conclusies getrokken. Van een situatie waarin [onderneming 1] zonder nader onderzoek conclusies heeft getrokken over onderwerpen waarvoor nader onderzoek nodig is, is dan ook geen sprake. Gelet daarop kan [gedaagde] niet worden gevolg in zijn stelling, dat [onderneming 1] niet onpartijdig is en dat daarom het eindrapport van [onderneming 1] onbruikbaar is. De omstandigheid dat [onderneming 1] in opdracht van en voor rekening van [eiser sub 1] c.s. het eindrapport heeft opgesteld, leidt niet tot een ander oordeel.
terugplaatsen van een voorzetwandzou helpen bij
het verhelpen van het vochtprobleem.
(...)
- dit een onrechtmatige toestand is,
- de rechtsvordering van [eiser sub 1] c.s. tot verwijdering van die blauwe dakisolatieplaten is verjaard; en
- [eiser sub 1] c.s. voldoende belang heeft bij zijn rechtsvordering tot verwijdering van de blauwe dakisolatieplaten.
[eiser sub 1] c.s. afspraken heeft gemaakt over het mogen uitsteken van de blauwe dakisolatieplaten en dat daarom van een onrechtmatige toestand geen sprake is. Verder stelt [gedaagde] dat de rechtsvordering van [eiser sub 1] c.s. is verjaard. Deze verweren slagen niet. Hierna legt de kantonrechter dit oordeel uit.
procedure. Hieruit blijkt niet dat partijen hebben afgesproken dat de blauwe dakisolatieplaten mogen uitsteken over de erfgrens. [eiser sub 1] c.s. betwist ook dat er afspraken zijn gemaakt over het mogen uitsteken van de dakisolatieplaten. Andere feiten en/of omstandigheden op grond waarvan de conclusie kan worden getrokken dat [eiser sub 1] c.s. met [gedaagde] heeft afgesproken dat de blauwe dakisolatieplaten mogen uitsteken, heeft [gedaagde] niet gesteld. Gelet op al het voormelde heeft [gedaagde] zijn stelling onvoldoende gemotiveerd en/of onderbouwd en is het niet komen vast te staan dat er afspraken zijn gemaakt over het mogen uitsteken van de blauwe dakisolatieplaten. [gedaagde] kan dan ook niet worden gevolgd in zijn stelling dat sprake is van een rechtvaardigingsgrond. Het uitsteken van de blauwe dakisolatieplaten is dan ook onrechtmatig, omdat daarmee een inbreuk op het eigendomsrecht van [eiser sub 1] c.s. wordt gemaakt.
- zodanig tegen de kantplank van de [eiser sub 1] -uitbouw steunen of duwen dat de dakconstructie van de [eiser sub 1] -uitbouw wordt ondermijnd; Die kantplank draagt nu twee daken en dat is een te zware belasting; en
- afbreuk doen aan de brandveiligheid.
[eiser sub 1] c.s. geïnitieerde bestuursrechtelijke handhavingsprocedure heeft overgelegd, ter onderbouwing van zijn stelling dat de situatie thans brandveilig is. [eiser sub 1] c.s. heeft evenmin gemotiveerd waarom de conclusie van Veiligheidsregio Utrecht over de brandveiligheid, die het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [.] heeft overgenomen, niet klopt. Gelet op al het voormelde verwerpt de kantonrechter de stelling van [eiser sub 1] c.s. dat de situatie op dit moment niet brandveilig is.
schade en aansprakelijkheidvoor vergoeding in aanmerking. De kantonrechter wijst de vordering deels toe. [gedaagde] moet op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b in verbinding met artikel 6:162 BW de helft van de kosten voor [onderneming 1] betalen, omdat de helft van het onderzoek van [onderneming 1] ziet op onderzoek naar het vochtprobleem waarvoor [gedaagde] aansprakelijk is. Een deel van het onderzoek van [onderneming 1] ziet ook op de brandwerendheid. Omdat de vordering van [eiser sub 1] c.s. tot verwijdering van de dakplaten (wegens onder meer het gestelde gebrek in brandwerendheid) wordt afgewezen, komen de kosten van het onderzoek van [onderneming 1] naar de brandwerendheid niet voor vergoeding in aanmerking. Gelet op al het voormelde moet [gedaagde] de helft van de kosten van [onderneming 1] , dus € 642,29, betalen. Over dit bedrag moet [gedaagde] de wettelijke rente betalen vanaf de datum van de dagvaarding, zoals gevorderd.
[eiser sub 1] c.s. tot betaling van de werkelijk proceskosten van [gedaagde] .
4.De beslissing
[eiser sub 1] c.s. te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling,