ECLI:NL:RBMNE:2025:6336

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 november 2025
Publicatiedatum
25 november 2025
Zaaknummer
UTR 24/5484
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag gemeentelijke monumentenstatus voor de Huibert van Eijkenstraat in Naarden

Op 26 november 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen de Stichting Mooi Tuindorp Keverdijk en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren. De Stichting had een aanvraag ingediend voor de gemeentelijke monumentenstatus van de Huibert van Eijkenstraat in Naarden, maar het college heeft deze aanvraag afgewezen. De Stichting is het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college beoordelingsruimte heeft bij het toekennen van de monumentenstatus en dat het college voldoende gemotiveerd heeft waarom de aanvraag is afgewezen. De rechtbank oordeelt dat het college de verschillende belangen, waaronder de cultuurhistorische waarde van de straat en de noodzaak voor sociale huurwoningen, op zorgvuldige wijze heeft afgewogen. De rechtbank concludeert dat het college de aanvraag van de Stichting terecht heeft geweigerd, en verklaart het beroep ongegrond. De Stichting krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5484

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 november 2025 in de zaak tussen

Stichting Mooi Tuindorp Keverdijk, uit Naarden, (de Stichting), eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren(het college), verweerder
(gemachtigde: mr. Q.W.J. de Ruijter).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel:
  • Woningstichting Naarden uit Naarden (WSN), en
  • Erfgoedvereniging Bond Heemschut uit Amsterdam (Erfgoedvereniging).

Procesverloop

1. De Stichting heeft op 30 mei 2022 een aanvraag ingediend voor de status ‘Gemeentelijk Monument’ van de Huibert van Eijkenstraat gelegen tussen de Geurt Schipperstraat en de Evert de Bruijnstraat in Naarden (gemeente Gooise Meren).
2. Het college heeft met het besluit van 17 november 2023 (
het primaire besluit) de woningen in de Huibert van Eijkenstraat [nummers] in Naarden niet aangewezen als gemeentelijk monument.
3. De Stichting heeft daartegen bezwaar gemaakt. Op een hoorzitting van de Commissie voor de bezwaarschriften (de Commissie) heeft de Stichting haar bezwaren toegelicht. De Commissie heeft op 24 april 2024 haar advies uitgebracht aan het college.
4. Het college heeft met zijn besluit van 10 juli 2024 (
het bestreden besluit) het bezwaar van de Stichting ongegrond verklaard onder aanvulling van de motivering en met verwijzing naar zijn pleitnota van 28 maart 2024 en het advies van de Commissie.
5. De Stichting heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en heeft de beroepsgronden op 16 september 2024 aangevuld.
Het college heeft op 22 oktober 2024 op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De Stichting heeft op 4 augustus 2025 gereageerd op het verweerschrift.
Ter ondersteuning van het beroep van de Stichting heeft op 5 augustus 2025 de Erfgoedvereniging een beschrijving van de stedenbouwkundige waarden overgelegd en de historische kaart van Naarden .
6. De rechtbank heeft het beroep op 18 augustus 2025 op zitting behandeld.
Hieraan hebben deelgenomen: [A] , voorzitter van de Stichting, vergezeld van [B] van de bewonerscommissie Huibert van Eijkenstraat , de gemachtigde van het college en mr. [C] , beiden beleidsmedewerker , namens de Erfgoedvereniging is enige tijd na aanvang van de zitting verschenen ing. [D] en namens WSN [E] , directeur-bestuurder , en [F] , woonconsulent .

Wat ging aan het beroep vooraf?

7.1
WSN is de eigenaar van de woningen aan de Huibert van Eijkenstraat in Naarden . De woningen zijn gebouwd in 1921. Het gaat om 42 boerderij-achtige, kleine twee-onder-een-kapwoningen met diepe achtertuin, gebouwd volgens het Garden Village-model. WSN heeft een plan voor herbouw voorgelegd aan de gemeente, omdat gebleken is dat de woningen niet in goede staat en aangetast zijn. In reactie daarop hebben de bewoners de Stichting opgericht voor het behoud van hun woningen.
7.2
De Stichting heeft de aanvraag tot de gemeentelijke monumentenstatus ingediend en daarbij gewezen op de onvervangbare geschiedkundige en stedenbouwkundige waarde. De woningen blijken de eerste in steen gebouwde woningen buiten de vesting Naarden te zijn en die gebouwd konden worden nadat in 1920 een deel van het gebied aan de Kringenwet werd onttrokken. Woningcorporatie Volksbelang kon daarna in dit gebied de eerste woningen realiseren in wat zou uitgroeien tot Tuindorp Keverdijk. Ter ondersteuning van haar aanvraag legt de Stichting diverse stukken over, waaronder het rapport van het Monumenten Advies Bureau van 31 maart 2020, het advies van de Stichting Landelijk Ondersteuningsteam Sloopbedreigde Bouwwerken en Buurten van 10 mei 2022 en de brief van de Erfgoedvereniging en het Cuypers Genootschap van 16 maart 2022.

Het geschil

8.1
De Stichting is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij vindt dat de Huibert van Eijkenstraat als geheel - het ensemble -, dus inclusief de woningen, de straat en het groen monumentwaardig is vanwege de historische, ruimtelijke en architectuur- en cultuurhistorische waarden, gaafheid en zeldzaamheid en ecologische en sociale redenen. De Stichting wijst op het rapport van het Monumenten Advies Bureau van 31 maart 2020 en de adviezen van de Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit en Erfgoed (CRK&E) van
14 augustus 2019 en 4 april 2023. De Stichting vindt dat het college de monumentwaardige staat niet goed heeft kunnen beoordelen doordat er meerdere inconsistente adviezen zijn uitgebracht door de CRK&E. Die commissie had in haar advies van 4 april 2023 juist wel gepleit voor bescherming in de vorm van een beschermd stadsgezicht en geadviseerd om niet alleen de stedenbouwkundige opzet te beschermen, maar ook de bebouwing en het groen. De Stichting vindt het onterecht dat het college daarvan ongemotiveerd heeft afgeweken.
8.2
Het college stelt zich op het standpunt dat hij beleids- en beoordelingsruimte heeft bij het bepalen van de monumentale waarde van een onroerende zaak. Het college acht zich daarom niet verplicht om iedere onroerende zaak met cultuurhistorische waarde aan te wijzen als gemeentelijk monument. Om de monumentale waarde van de woningen in de Huibert van Eijkenstraat te kunnen beoordelen, heeft het college diverse onderzoeken en rapporten ontvangen met uiteenlopende conclusies, omdat deze zijn opgesteld in opdracht van verschillende opdrachtgevers en op basis van variërende onderzoeksachtergronden. Het college stelt dat hij ondanks de verschillende uitkomsten alle rapporten naast elkaar heeft afgewogen bij het beoordelen van de monumentale waarde. Het college erkent dat uit de rapporten naar voren is gekomen dat er cultuurhistorische kwaliteiten aanwezig zijn. Zo vloeit de kwaliteit van de Huibert van Eijkenstraat voort uit de samenhang tussen het vele groen, het stratenpatroon en de architectuur van kleine (dubbele) woonhuizen. Het belang van dit ensemble heeft het college onderkend in zijn pleitnota ten behoeve van de hoorzitting op 28 maart 2024, maar ook in de Welstandsnota 2019, waarin de Huibert van Eijkenstraat als onderdeel van tuindorp Keverdijk apart is benoemd en waaraan het hoogste beschermingsniveau (bijzonder welstandsniveau) is toegekend. Voor het college geldt daarom ook dat de Huibert van Eijkenstraat cultuurhistorische waarden heeft en dat hij de in het CRK&E advies van 4 april 2023 benoemde cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden onderschrijft. Het college heeft echter als gevolg van de belangenafweging dat advies niet volledig overgenomen.

Beoordeling rechtbank

Beoordelingskader
9. De rechtbank stelt voorop dat het college beoordelingsruimte heeft bij het bepalen van de monumentale waarde van een onroerende zaak of een groep onroerende zaken. Bij het beantwoorden van de vraag, of een als monumentwaardig beoordeelde onroerende zaak als beschermd gemeentelijk monument wordt aangewezen, heeft het college beleidsruimte. Dat betekent in dit geval dat de bestuursrechter niet toetst of zij in het concrete geval tot hetzelfde besluit zou zijn gekomen,
10. De Stichting heeft een aantal beroepsgronden aangevoerd. Aan de hand van deze beroepsgronden toetst de rechtbank of het college met de motivering van het bestreden besluit en bij een afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen om de aanvraag van de Stichting af te wijzen.
Beoordeling van de beroepsgronden
11. Op de zitting heeft de Stichting haar beroepsgrond over de bevoegdheid en de ondertekening van het bestreden besluit ingetrokken.
Status van het bestreden besluit
12. De Stichting stelt dat de status van het bestreden besluit onduidelijk is. De brief van
10 juli 2024 is volgens de Stichting geen beslissing op bezwaar.
13. Naar het oordeel van de rechtbank is het bestreden besluit aan te merken als een beslissing van het college op het bezwaar van de Stichting. Het college geeft daarin aan dat op 24 juni 204 besloten is het advies van de Commissie over te nemen en gaat in op dat advies. Het advies van de Commissie, evenals de pleitnota van het college van 28 maart 2024 maken ook deel uit van het bestreden besluit.
Niet beslist op de aanvraag
14. De Stichting voert aan dat het college niet heeft beslist op wat zij heeft aangevraagd. De aanvraag ziet op het aanwijzen van de gehele straat, dus het hele ensemble en dat wil zeggen inclusief de woningen, de straat en het groen als monument. De Stichting wijst erop dat ook volgens de Commissie het college niet heeft beslist op de aanvraag.
15.1
De rechtbank leest in het primaire besluit dat het college heeft besloten de woningen in de Huibert van Eijkenstraat [nummers] niet aan te wijzen als gemeentelijk monument.
Vervolgens heeft de Commissie het college erop gewezen dat met dat besluit niet op de aanvraag van de Stichting is besloten, omdat de aanvraag niet alleen ziet op de woningen maar op de gehele straat. Daarom heeft de Commissie het college geadviseerd in de beslissing op bezwaar nader te motiveren waarom de gehele straat niet is aangewezen als beschermd monument dan wel waarom de gehele straat niet is aangewezen als beschermd dorps- of stadsgezicht.
15.2
Als er zoals in dit geval tegen een besluit bezwaar is gemaakt, dan moet het college zijn besluit volledig heroverwegen. [1] In het bestreden besluit is conform het advies van de Commissie ingegaan op de aanvraag en waarom het college de aanvraag had behandeld als aanvraag voor aanwijzing van een gemeentelijk monument in plaats van het aanwijzen van een beschermd stads- of dorpsgezicht.
16. De Stichting voert in dit verband ook aan dat er geen aanknopingspunten zijn te vinden in wet- en regelgeving dat er pas sprake zou kunnen zijn van een beschermd dorps- of stadsgezicht als er binnen dat gebied al een beschermd monument aanwezig is en dat daarom eerst beoordeeld zou moeten worden of de woningen daarbinnen beschermd moeten worden. Die voorwaarde dat voor een dorpsgezicht monumenten binnen de contouren moeten zijn en dat dat ook in lijn is met de vier andere beschermde gezichten binnen de gemeente komt niet overeen met art 1a van de Erfgoedverordening Gooise Meren 2016 (Erfgoedverordening).
17.1
Ten tijde van het bestreden besluit is zowel de Erfgoedverordening als de Verordening fysieke leefomgeving Gooise Meren 2024 (Verordening fysieke leefomgeving) van toepassing.
17.2
Op grond van de beide verordeningen is het college bevoegd -al dan niet op aanvraag van een belanghebbende- een monument aan te wijzen als gemeentelijk monument
17.3
In artikel 1, onder a, van de Erfgoedverordening staat wat onder gemeentelijk monument wordt verstaan: een als beschermd gemeentelijk monument aangewezen: 1. zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde; 2. terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1.
17.4
In artikel 2.10 van de Verordening fysieke leefomgeving staat dat de gemeenteraad op voorstel van het college groepen van onroerende zaken kan aanwijzen als gemeentelijk beschermd stads- en dorpsgezicht. Dat is van toepassing wanneer de toekenning van beeldbepalende panden of de gemeentelijke monumentale status niet afdoende zijn. Het aan te wijzen stads- en dorpsgezicht omvat minimaal één of meerdere panden welke een beschermde status bezitten.
18. Het college heeft zowel in zijn verweer, als op de zitting gemotiveerd toegelicht dat de gemeente geen beschermd dorpsgezicht kent zonder dat daarin individueel aangewezen monumenten aanwezig zijn en dat dat in lijn is met de Verordening fysieke leefomgeving. Daarin staat dat een aan te wijzen stads- en dorpsgezicht minimaal één of meerdere panden omvat die een beschermde status bezitten. Voordat een beschermd dorpsgezicht kan worden aangewezen, dient dus sprake te zijn van een monument. Het college heeft voor het beoordelen van de aanvraag voor het aanwijzen van een gemeentelijk monument zowel de Erfgoedverordening als de Verordening fysieke leefomgeving gevolgd. Op grond van de Erfgoedverordening kan alleen een “zaak” als een beschermd gemeentelijk monument worden aangewezen en biedt die verordening dus niet de mogelijkheid tot het aanwijzen van een beschermd stads- of dorpsgezicht. De Verordening fysieke leefomgeving biedt die mogelijkheid wel, maar dan dient dus het aan te wijzen stads- en dorpsgezicht minimaal een of meerdere panden te omvatten die een beschermde status bezitten. Hiermee heeft het college de aanvraag juist ruim opgevat.
De rechtbank kan deze motivering goed volgen.
Belangenafweging
19. De Stichting voert aan dat het college onjuist en onvoldoende de belangen heeft afgewogen en ook op ongemotiveerde wijze. De Stichting vindt dat bij het beoordelen van de monumentwaardigheid de monumentenstatus zwaarder had moeten wegen dan de uitbreiding met sociale huurwoningen en de financieel economische belangen van WSN. Juist nu ook diverse adviezen en rapporten wijzen op de zeer hoge cultuurhistorische waarde is het niet terecht dat aan de zeldzaamheid van het ensemble en de sociale samenhang van de gemeenschap geen of te weinig waarde is gehecht bij het besluit om geen monumentenwaarde toe te kennen. Geen als tuindorp gebouwd wijkje is te vinden in de gemeente en daarmee is juist de Huibert van Eijkenstraat uniek. Het beeld van het hele ensemble is cultuurhistorisch bepaald en bij sloop zal dat beeld niet worden behouden. Het college heeft daarmee onvoldoende rekening gehouden.
20. Zoals hiervoor onder 9 overwogen, heeft het college wanneer een onroerende zaak volgens hem van monumentale waarde is, beleidsruimte om te bepalen of die onroerende zaak als beschermd monument moet worden aangewezen. Daarbij moet het college de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter kan de keuzes die het college heeft gemaakt bij het afwegen van de betrokken belangen slechts terughoudend toetsen. Dat betekent dat moet worden getoetst of de belangenafweging op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden en of deugdelijk is gemotiveerd waarom een bepaalde keuze is gemaakt.
21.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college duidelijk gemotiveerd op welke wijze hij bij zijn afweging de verschillende belangen heeft betrokken en meegewogen. Het college heeft toegelicht dat hij de diverse onderzoeken en rapporten over de cultuurhistorische en monumentale waarden van de Huibert van Eijkenstraat heeft betrokken en dat hij erkent dat de Huibert van Eijkenstraat cultuurhistorische waarden bezit. Bij de beoordeling van de wijze van bescherming daarvan heeft het college echter ook andere belangen moeten afwegen en die zwaarder geacht.
21.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zijn afwegingen voldoende inzichtelijk gemaakt. Zo heeft het college toegelicht dat bij het bepalen hoe de cultuurhistorische waarden van de Huibert van Eijkenstraat het beste beschermd kunnen worden, voor hem heeft meegewogen zijn conclusie uit de verschillende onderzoeken en rapporten dat de woningen in de loop van de tijd verschillende veranderingen hebben ondergaan en dat dat tot verschraling heeft geleid en aantasting van de onderlinge samenhang van de groep panden, het ensemble. Het college heeft daarbij ook het belang van WSN als eigenaar van de woningen moeten meewegen bij het al dan niet toekennen van een monumentenstatus. Omdat de woningen nu niet voldoen aan de huidige eisen voor huurwoningen, zouden de woningen zonder renovatie of herbouw ongeschikt zijn voor huurders. Het renoveren en verduurzamen van de woningen is kostbaar en het aanwijzen van de woningen als monument zou het plan van WSN tot bouw van nieuwe sociale huurwoningen, met behoud van het stedenbouwkundig ontwerp en het omarmen van de cultuurhistorische kwaliteit, blokkeren. Het college heeft gemotiveerd toegelicht dat hij na afweging van de verschillende belangen heeft moeten concluderen dat het aanwijzen van de Huibert van Eijkenstraat niet de wijze is waarop hij de monumentale waarde van de locatie wil beschermen. Hierbij heeft het college de wijzen van bescherming uit de verschillende onderzoeken en rapporten meegewogen en heeft hij gekozen voor een vorm die hij het meest passend acht, namelijk het beschermen van de cultuurhistorische kwaliteiten van de planologische opzet van de Huibert van Eijkenstraat door het stellen van kaders door de gemeenteraad bij herontwikkeling door WSN. Daarbij is van belang dat WSN in gesprek moet blijven met de bewoners om te kijken naar alternatieven. Op de zitting is namens WSN ook benadrukt dat zij in gesprek wil blijven met de bewoners.
22. Het college heeft ter voorlichting aan de Stichting in zijn verweer en op de zitting toegelicht dat met het bestreden besluit niet is geoordeeld over een bouwplan van WSN. Pas als WSN hiertoe een aanvraag heeft ingediend, start de ruimtelijke procedure, waarbij voor de Stichting ook weer rechtsmiddelen open zullen staan.

Conclusie en gevolgen

23. Het beroep is ongegrond. Het college heeft de aanvraag van de Stichting kunnen weigeren. Dat betekent dat de Stichting niet in het gelijk wordt gesteld.
De Stichting krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.S.D. de Weerd, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 26 november 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dat staat in artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).