ECLI:NL:RBMNE:2025:6378

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 november 2025
Publicatiedatum
26 november 2025
Zaaknummer
16/077229-25
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op juwelierswinkel met geweld en bedreiging

Op 25 februari 2025 vond er een gewapende overval plaats op een juwelierswinkel in Utrecht. De verdachte, samen met mededaders, heeft geprobeerd de juwelier te dwingen tot de afgifte van sieraden en geld door middel van geweld en bedreiging met een vuurwapen. Tijdens de overval werd de juwelier meerdere keren geslagen met het vuurwapen en werd hij bedreigd met de woorden: 'ik ga je schieten, geef mij de sleutel'. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan poging tot afpersing en poging tot diefstal met geweld. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een contact- en locatieverbod. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De benadeelde partij vorderde schadevergoeding, die gedeeltelijk werd toegewezen, inclusief materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: Utrecht
Parketnummer: 16/077229-25
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 november 2025 in de strafzaak van:
[verdachte] ,
geboren op [2006] in [geboorteplaats] (Frankrijk),
ingeschreven op het adres [adres] in [woonplaats] ,
gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna: de verdachte.

1.Zitting

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 12 november 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
  • de verdachte;
  • de officier van justitie: mr. E. Wiersma;
  • de advocaat van de verdachte: mr. G. Demir;
  • de benadeelde partij: [slachtoffer ] ;
  • de advocaat van de benadeelde partij: mr. P.J.W. de Water.

2.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:
feit 1
op 25 februari 2025 in Utrecht samen met (een) ander(en) door geweld en/of bedreiging met geweld heeft geprobeerd [slachtoffer ] te dwingen tot de afgifte van sieraden en/of geld, door:
- zich als klant van de juwelierszaak voor te doen, de juwelierszaak in te gaan en/of
- een vuurwapen aan [slachtoffer ] te tonen en/of
- dit vuurwapen, in de richting van het hoofd van [slachtoffer ] te richten en daarbij dit vuurwapen door te laden en/of
- [slachtoffer ] meermalen tegen het hoofd te slaan met het vuurwapen
- [slachtoffer ] meermalen tegen het lichaam te schoppen en/of
- [slachtoffer ] tegen de grond te gooien en/of
- [slachtoffer ] bij zijn nek in een wurggreep vast te houden en/of
- [slachtoffer ] de woorden toe te voegen: "ik ga je schieten, geef mij de sleutel", en/of
"zilver" en/of "sleutel voor de kluis";
feit 2
op 25 februari 2025 in Utrecht door middel van de hiervoor onder feit 1 genoemde handelingen samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd om door geweld en/of bedreiging met geweld sieraden en/of geld die aan [slachtoffer ] toebehoorden te stelen.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in bijlage I bij dit vonnis.

4.Bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdachte de feiten 1 en 2 heeft gepleegd. De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank om de verdachte vrij te spreken van feit 1. De standpunten die de raadsman in dit verband heeft ingenomen worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3.
De advocaat van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 2 kan worden bewezen.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Bewijsmiddelen feiten 1 en 2
De rechtbank oordeelt dat de feiten 1 en 2 zijn bewezen. De rechtbank baseert dit oordeel op de volgende bewijsmiddelen: [1]
De verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter zitting van 12 november 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 25 februari 2025 was ik bij de juwelierswinkel op de [straat] in Utrecht. Ik ben daar samen met een andere persoon naar binnen gegaan met het plan om een overval te plegen. Ik wist dat die andere persoon een wapen bij zich had. Het was de bedoeling om de juwelier daarmee bang te maken. Ik liep als eerste de juwelierswinkel in, die andere persoon liep achter mij. Ik heb de juwelier gevraagd om zilver. Ik heb de juwelier ook een trap gegeven. Voordat wij de juwelierswinkel binnen gingen, werden wij door iemand met de auto afgezet in de buurt van de juwelier. Die persoon was ook betrokken bij het plan om de overval te plegen. Het plan was een week of twee van te voren met een aantal personen gemaakt. Na de overval zijn de persoon met wie ik in de juwelierswinkel was en ik opgehaald door een witte Mercedes. In die auto zat toen alleen de bestuurder.
De aangifte van [slachtoffer ] van 26 februari 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Gisteren [
de rechtbank begrijpt: 25 februari 2025] kwamen er twee mensen. Ik vroeg de jongens wat hebben jullie nodig? Zij zeiden zilver. Ik zei: wat bedoel je zilver. Toen
hebben ze mij aangevallen. Ik liep naar achteren. Ik denk dat ik toen gevallen ben over een stoel. Ik denk dat ik toen uitgegleden ben. Toen ik op de grond lag gingen ze mij op mijn hoofd slaan met een pistool. Toen probeerde ik te staan maar ik zag dat hij het pistool had geladen. Hij zei: ik ga je schieten, geef mij de sleutel. Ondertussen was ik opgestaan. Hij ging mij weer slaan, maar toen zijn ze allebei gevlucht. Ze probeerden de deur open te trekken, maar dat kon niet. De deur kan alleen open via een knop die ik heb. Toen waren ze terug naar mij gekomen. Toen zei één van hen: doe de deur open en toen sloeg hij mij opnieuw. Toen viel ik op de grond. [2]
Ik hoorde: Silver. Daarna: Sleutel voor kluis. [3] Ik werd geslagen op mijn achterhoofd met het wapen, 6, 7, 8 keer. Ik draaide mijn hoofd en zag dat beide jongens gebukt over mij heen stonden en dat de tweede jongen een pistool vasthad. De eerste jongen had een knie op mijn rug. Hij sloeg mij op mijn nek en mijn hoofd. De tweede jongen had het pistool vast. Hij richtte het pistool op mijn hoofd. Hij hield het pistool zo'n zestig tot zeventig centimeter van mijn hoofd en laadde het pistool.
De jongens probeerden toen weg te komen. De eerste jongen kwam terug naar mij. Hij pakte mij om mijn nek in een soort wurggreep. [4]
Toen ze op mijn rug zaten en mij sloegen zeiden ze daarbij: geef de sleutel van de kluis. [5]
Een proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden van de juwelierswinkel zijn beschreven, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Om 14:21:34 zag ik twee mannen naar de voordeur lopen. VE1 wil de deur openen. VE2 loopt er achter aan. Om 14:21:39 uur hoor ik in de werkruimte de bel. Om 14:21:42 zag ik dat VE1 de voordeur open duwde en de winkel in liep, direct gevolgd door VE2. [6]
Ik hoorde VE1 praten met de winkelier.. Ik hoorde niet precies wat er gezegd werd, maar ik zag en hoorde VE1 iets zeggen over zilver. Hierop hoorde ik de winkelier vragend: ‘sorry?’, waarna ‘zilver’ herhaald werd. Ik hoorde de winkelier iets zeggen als: ‘Wat zilver?’
Om 14:24:33 uur zag ik dat beide verdachten spoedden zich achter de toonbank. Ik zag dat VE2 een vuurwapen uit zijn jaszak haalde op het moment dat hij achter de toonbank kwam. [7]
Als de verdachten achter de toonbank rennen, zag ik dat VE2 het vuurwapen richtte in de richting van de winkelier. [8]
Om 14:24:48 uur zag ik dat de winkelier door VE2 uit een ruimte getrokken werd, weer het beeld in. Hierbij hoorde ik hard geschreeuw. Ik zag dat VE2 het vuurwapen in zijn rechterhand droeg. [9]
Terug in de werkruimte zag ik dat de winkelier door VE1 tegen de grond werd geschopt. Ik zag dat VE1 de winkelier vast had en dat VE1 zijn rechter been in een zijwaartse beweging tegen het rechterbeen van de winkelier schopte. Door deze schop zag ik dat het rechterbeen van de winkelier naar achteren bewoog, waardoor de winkelier op de grond viel. [10]
Als blijkt dat de buitendeur niet open gaat rennen VE1 en VE2 terug de winkel in. Ik zag dat VE1 weer achter de toonbank liep, richting de winkelier.
Ik zag dat VE1 de winkelier vastpakte en naar zich toe trok. Vervolgens zag ik dat de winkelier door VE1 met forse kracht op de grond werd gegooid. Ik zag en hoorde dat de winkelier met kracht tegen de openstaande deur terecht kwam. [11]
Ik zag dat de winkelier snel weer op stond. Op het moment dat de winkelier stond zag ik dat hij door VE1 met kracht om zijn nek werd gepakt. Ik hoorde schreeuwen: “open, open!!”. [12]
4.3.3.
Bewijsoverwegingen
De advocaat van de verdachte heeft verzocht om partiële vrijspraak van (een deel van) het laatste gedachtestreepje onder zowel feit 1 als feit 2, inhoudende dat bij de overval zou zijn gezegd: “ik ga je schieten, geef mij de sleutel” en/of “sleutel voor de kluis”. De advocaat heeft aangevoerd dat deze bewoordingen niet te horen zijn op de camerabeelden en niet volgen uit het proces-verbaal van de camerabeelden. Dit verweer wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangever dat deze bewoordingen zijn geuit door de verdachte en/of zijn mededader.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld hoe de handelingen van de verdachte en zijn mededader gekwalificeerd moeten worden.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte aan aangever heeft gevraagd om zilver en dat de verdachte en/of zijn mededader aan aangever hebben gevraagd om de sleutel van de kluis te geven. Uit deze bewoordingen valt af te leiden dat zowel is voldaan aan de kwalificatie van poging tot afpersing, waarbij het gaat om het trachten te bewegen van aangever tot afgifte van zijn goederen (feit 1), als aan de kwalificatie van poging tot diefstal met geweld, waarbij het gaat om het eigenhandig trachten weg te nemen van goederen door de verdachte en zijn mededader (feit 2). Het vragen om zilver duidt erop dat het bedoeling was dat aangever aan de verdachte en de mededader zilver zou afgeven. Het vragen om de sleutel van de kluis duidt erop dat de verdachte en de mededader de kluis van aangever wilden openen en de inhoud hiervan zelf wilden wegnemen. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van de feiten 1 en 2.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
feit 1
op 25 februari 2025 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer ] te dwingen tot de afgifte van sieraden en/of geld, die geheel aan die [slachtoffer ] toebehoorden,
- zich als klant van de juwelierszaak heeft voorgedaan, bij de juwelierszaak heeft aangebeld en de juwelierszaak is ingegaan en
- een vuurwapen, aan die [slachtoffer ] heeft getoond en
- een vuurwapen in de richting van het hoofd van die [slachtoffer ] heeft gericht en daarbij dit vuurwapen, heeft doorgeladen en
- die [slachtoffer ] meermalen tegen het hoofd heeft geslagen met een vuurwapen, en
- die [slachtoffer ] meermalen tegen het lichaam heeft geschopt en geslagen en
- die [slachtoffer ] tegen de grond heeft gegooid en
- die [slachtoffer ] bij zijn nek heeft vastgehouden en
- aan die [slachtoffer ] de woorden heeft toegevoegd: "ik ga je schieten, geef mij de sleutel", en
"zilver" en "sleutel voor de kluis",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2
op 25 februari 2025 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om sieraden en/of geld, die geheel aan [slachtoffer ] , toebehoorden, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, en deze poging diefstal te doen vergezellen en te doen volgen van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer ] , gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren,
- zich als klant van de juwelierszaak heeft voorgedaan, bij de juwelierszaak heeft aangebeld
en de juwelierszaak is ingegaan en
- een vuurwapen, aan die [slachtoffer ] heeft getoond en
- een vuurwapen in de richting van het hoofd van die [slachtoffer ] heeft gericht en daarbij dit vuurwapen heeft doorgeladen en
- die [slachtoffer ] meermalen tegen het hoofd heeft geslagen met een vuurwapen en
- die [slachtoffer ] meermalen tegen het lichaam heeft geschopt en geslagen en
- die [slachtoffer ] tegen de grond heeft gegooid en
- die [slachtoffer ] bij zijn nek heeft vastgehouden en
- aan die [slachtoffer ] de woorden heeft toegevoegd: "ik ga je schieten, geef mij de sleutel", en
"zilver" en "sleutel voor de kluis",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid

5.1
KwalificatieDe bewezen feiten leveren de volgende strafbare feiten op:
De eendaadse samenloop van:
feit 1:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
feit 2:
poging tot diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
5.2
Strafbaarheid feiten en de verdachteDe feiten en de verdachte zijn strafbaar.

6.Straf en/of maatregel

6.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat het volwassenstrafrecht wordt toegepast en dat de verdachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf van 34 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
- een contact- en locatieverbod als vrijheidsbeperkende maatregel voor de duur van 2 jaar, te vervangen door 7 dagen hechtenis voor iedere keer dat de verdachte niet aan de maatregel voldoet, inhoudende dat de verdachte geen contact heeft met aangever en een locatieverbod heeft voor de winkel van aangever en zijn woonadres.
De officier van justitie eist dat deze maatregel direct na de uitspraak ingaat.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om het Franse strafblad niet in strafverzwarende zin mee te wegen. Daarnaast verzoekt de verdediging primair om de toepassing van het jeugdstrafrecht en te volstaan met een straf conform het voorarrest. Daartoe voert de verdediging aan dat (1) de reclassering, die negatief heeft geadviseerd over de toepassing van het jeugdstrafrecht, de verdachte enkel via beeldbellen heeft gesproken, (2) de verdachte de wens had en heeft om met een opleiding te starten, (3) de verdachte wegens de scheiding van zijn ouders noodgedwongen bij familie in Nederland moest verblijven en dus kampte met een moeilijke periode in zijn leven en (4) dat uit het dossier volgt dat de persoonlijkheid van de verdachte nog niet is uitontwikkeld: hij is naïef en beïnvloedbaar. Daarbij wijst de verdediging er op dat bij de mededader het jeugdstrafrecht is toegepast.
In het geval dat de rechtbank het jeugdstrafrecht niet toepast bij de verdachte, verzoekt de verdediging subsidiair om aan te sluiten bij het oriëntatiepunt dat ziet op een overval met ‘licht geweld’. De verdediging acht in dat geval een gevangenisstraf van 20 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk ofwel een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk passend. Bij een dergelijke straf kan de verdachte in september 2026 starten met zijn opleiding. Tot slot verzoekt de verdediging om rekening te houden met de VI-regeling waardoor een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf mogelijk gunstiger kan zijn voor de verdachte dan een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank legt aan de verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Aan het voorwaardelijk strafdeel koppelt de rechtbank de bijzondere voorwaarden van een contactverbod met aangever en een locatieverbod voor de winkel van aangever. De rechtbank bepaalt de proeftijd op 2 jaren.
Bij het bepalen van deze straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze feiten heeft gepleegd. Ook wegen zijn persoonlijke omstandigheden mee.
Ernst en omstandigheden van de feiten
De verdachte heeft samen met zijn mededaders een juwelier heeft overvallen waarbij op gewelddadige wijze is geprobeerd om sieraden en/of geld buit te maken. Deze overval was van tevoren beraamd en vond plaats op klaarlichte dag. De verdachte en zijn mededader hebben zich voorgedaan als klanten en vervolgens de juwelier bedreigd met een vuurwapen. Ook hebben zij met het vuurwapen op zijn hoofd geslagen, het vuurwapen doorgeladen en de juwelier een trap gegeven. Op enig moment – vermoedelijk nadat de juwelier op de alarmknop had gedrukt – zijn de verdachte en zijn mededader op de vlucht geslagen. Terwijl de mededader de ruit van de buitendeur van de winkel insloeg zodat zij daar doorheen konden vluchten, heeft de verdachte nog meermaals geweld toegepast richting de juwelier. Uiteindelijk zijn de verdachte en zijn mededader door de ingeslagen ruit naar buiten gegaan en ingestapt in de vluchtauto die even verderop met een bestuurder erin klaarstond. Dit alles heeft plaatsgevonden in een kort tijdbestek van enkele minuten. Ook een klant was aanwezig in de winkel ten tijde van de overval. Zij heeft de verdachte en de mededader zien binnenkomen en kon vervolgens de winkel niet meer verlaten waardoor zij zat opgesloten in de sluis tussen de buitendeur en de deur naar de winkel. Ook zij moet angstige minuten hebben gehad. De verdachte en de mededaders hebben zich geen enkel moment bekommerd om hun slachtoffers. Zij wilden slechts op een gewelddadige en snelle manier aan geld komen. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
Door het toegepaste geweld heeft de juwelier fors letsel opgelopen. Hij had (onder meer) zes hoofdwonden die gehecht moesten worden, een ontwrichte elleboog die moest worden gestabiliseerd met gips, en een bloeduitstorting op zijn rug. Uit de door hem voorgelezen slachtofferverklaring volgt dat hij nog steeds kampt met herbelevingen aan het voorval en nog steeds fysieke beperkingen heeft. Ook op de directe naasten van de juwelier heeft de overval grote impact gehad. Zij maken zich sindsdien veel zorgen om hun man en vader en zijn hun het gevoel van veiligheid kwijt. Naast de ernst van het toegepaste geweld en het daardoor opgelopen letsel, houdt de rechtbank er in strafverzwarende zin rekening mee dat deze overval door meerdere daders is gepleegd, van tevoren was gepland en op klaarlichte dag plaatsvond.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het Franse strafblad van de verdachte van 29 april 2025 maar zal dit strafblad niet in strafverzwarende zin meenemen. Op het strafblad staan weliswaar strafbare feiten vermeld, maar daarbij is niet vermeld of de verdachte daadwerkelijk is veroordeeld is voor deze feiten en, zo ja, welke straf en/of maatregel aan hem is opgelegd.
De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij na afloop van zijn straf in deze zaak weer bij zijn moeder in Frankrijk wil gaan wonen en een opleiding wil volgen om in de bouw te kunnen gaan werken. De rechtbank zal, anders dan door de raadsman is verzocht, bij het bepalen van de duur van een eventuele gevangenisstraf geen rekening houden met de gestelde aanvangsdatum van de voorgenomen opleiding. De door verdachte gepleegde feiten zijn daarvoor te ernstig.
Strafkader
De rechtbank past het volwassenstrafrecht toe. Het uitgangspunt is dat bij verdachten die ten tijde van de pleegdatum 18 jaar zijn, het volwassenstrafrecht wordt toegepast. Van indicaties voor de toepassing voor het jeugdstrafrecht is in dit geval niet gebleken. Wel zal de rechtbank bij de strafoplegging rekening houden met de jeugdige leeftijd van de verdachte.
Om in vergelijkbare zaken zoveel mogelijk gelijk te straffen, werken strafrechters met landelijke oriëntatiepunten. Deze zijn gebaseerd op opgelegde straffen in andere, vergelijkbare zaken. Het oriëntatiepunt voor meerderjarigen voor een voltooide overval op een winkel, waarbij ‘licht geweld’ is gebruikt, is een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar. Indien ‘ander geweld’ is gebruikt, geldt als oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar.
Wanneer sprake is van strafverzwarende omstandigheden kan de straf worden verhoogd. De oriëntatiepunten noemen als voorbeelden van dergelijke omstandigheden onder meer de aard en ernst van toegebracht letsel, het gebruik van een wapen en een samenwerkingsverband. Die omstandigheden zijn in dit geval aan de orde. De rechtbank houdt er daarnaast rekening mee dat het voor wat betreft de voorgenomen afpersing en diefstal bij een poging is gebleven maar constateert ook dat het een vergevorderde poging betreft.
De rechtbank acht de door verdediging voorgestelde straf niet passend bij de ernst van de feiten. Door de verdediging is verder verzocht om rekening te houden met de VI-regeling en aldus te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht de oplegging van een voorwaardelijk strafdeel echter noodzakelijk om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Gelet op dit alles legt de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk op. Aan het voorwaardelijk strafdeel koppelt de rechtbank de bijzondere voorwaarden van een contactverbod met aangever en een locatieverbod voor de winkel van aangever. Omdat uit het dossier niet blijkt dat het woonadres van aangever bekend is bij de verdachte, ziet de rechtbank geen toegevoegde waarde in het opleggen van een locatieverbod voor het woonadres van aangever.
De rechtbank legt het contact- en locatieverbod niet op in de vorm van een maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, omdat zij een dergelijke maatregel niet noodzakelijk acht ter beveiliging van de maatschappij en/of het voorkomen van strafbare feiten.
De rechtbank wijkt bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie, omdat zij in tegenstelling tot de officier van justitie geen rekening houdt met het Franse strafblad van de verdachte.

7.In beslag genomen voorwerpen

7.1.
Vordering van de officier van justitie en het standpunt van de verdediging
De officier van justitie heeft verzocht om de inbeslaggenomen munitie te onttrekken aan het verkeer. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.2.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de in beslag genomen munitie onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met behulp van deze voorwerpen is het onder feiten 1 en 2 bewezenverklaarde begaan.

8.Vordering benadeelde partij

8.1.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer ]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 11.954,72. Dit bedrag bestaat uit € 1.954,72 materiële schade en € 10.000,- immateriële schade.
Uit de bij de vordering van de benadeelde partij overgelegde stukken valt op te maken dat de juwelierszaak de rechtsvorm van een vennootschap onder firma heeft. De benadeelde partij heeft dit op zitting bevestigd. Dat betekent dat ook de schade aan de juwelierswinkel kan worden gevorderd door de benadeelde partij persoonlijk.
8.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering:
  • voor wat betreft de materiële schade wordt toegewezen, met uitzondering van de kosten die verband houden met een niet nagekomen afspraak met de fysiotherapeut ter hoogte van € 37,50;
  • voor wat betreft de immateriële schade wordt gematigd tot een bedrag van € 5.000,-,
  • voor het overige niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Daarbij heeft de officier van justitie de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, de wettelijke rente en de hoofdelijke veroordeling van de verdachte gevorderd.
8.3.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de vordering voor wat betreft:
  • de materiële schade voor het niet nakomen van een afspraak met de fysiotherapeut af te wijzen vanwege de schadebeperkingsplicht;
  • de materiële schade voor het vervangen van het slot en de deurgreep af te wijzen vanwege het ontbreken van een rechtstreeks verband;
  • de materiële schade voor zover die ziet op btw af te wijzen omdat de benadeelde partij deze kosten heeft gemaakt voor zijn onderneming en dan uitgegaan wordt van kosten exclusief btw;
  • de immateriële schade te matigen.
8.4.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De gevorderde materiële schadevergoeding bestaat uit de volgende posten:
het eigen risico 2025 ter hoogte van € 385,-;
de facturen van de fysiotherapeut voor een totaalbedrag van € 377,-;
het vervangen van de deurgreep voor een bedrag van € 193,60 inclusief € 33,60 btw
het vervangen van het slot van de deur voor een bedrag van € 470,- inclusief € 81,57 btw;
en bedrag van € 49,12 aan btw voor het herstel van het glas van de deur (het herstel zelf is al vergoed door de glasverzekering);
het beletteren van de deur voor een bedrag van € 400,- exclusief btw.
Het gedeelte van de vordering dat ziet op de schadeposten a. en b. is, met uitzondering van de niet nagekomen afspraak met de fysiotherapeut ter hoogte van € 37,50, voldoende onderbouwd en namens de verdachte niet betwist. Op grond van het dossier en het onderzoek ter zitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreekse schade heeft geleden door de bewezen verklaarde feiten. Als gevolg van het bewezenverklaarde feit is de benadeelde partij vervoerd naar het ziekenhuis waarvoor hij zijn eigen risico heeft moeten betalen. Vanwege het fysieke letsel heeft hij behandelingen bij de fysiotherapeut moeten ondergaan. Voor wat betreft de niet nagekomen afspraak met de fysiotherapeut geldt dat de benadeelde partij een schadebeperkingsplicht heeft en dat voor deze schade geen nadere onderbouwing is gegeven. De rechtbank wijst de schadepost onder a. en b. daarom toe tot een bedrag van € 724,50 (€ 385,- + € 377,- minus € 37,50).
De schadeposten c., d. en f. komen eveneens voor vergoeding in aanmerking, nu uit het dossier en het onderzoek ter zitting voldoende is komen vast te staan dat dit rechtstreekse schade is als gevolg van het bewezenverklaarde. Door de verdachte en zijn mededader is om te kunnen vluchten fors geweld tegen de buitendeur uitgeoefend. Uit de stukken blijkt verder dat het gaat om zakelijke kosten. De gevorderde btw komt daarom niet voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank wijst dus een bedrag van € 948,43 toe (post c. € 160,- + post d. € 388,43 + post f. € 400,-).
De rechtbank wijst aldus terzake van materiële schadevergoeding een bedrag toe van in totaal € 1.672,93 (€ 724,50 + € 948,43).
Het meer of anders gevorderde aan materiële schade wordt afgewezen.
Immateriële schade
Vergoeding van immateriële schade is op grond van art. 6:106 sub b BW onder meer mogelijk als de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen. In dit geval staat vast dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van de door de verdachte gepleegde strafbare feiten. Het letsel bestond (onder meer) uit zes hoofdwonden die gehecht moesten worden en een ontwrichte elleboog die moest worden gestabiliseerd met gips. Voorts is gebleken dat de benadeelde partij naar aanleiding van de overval door een psycholoog is gediagnosticeerd met PTSS.
Voor de vaststelling van de hoogte van de immateriële schade zoekt de rechtbank aansluiting bij de ‘Rotterdamse schaal’. Dit betreft een ordening van smartengeldbedragen bij letsel en andere persoonsaantastingen en bevat indicaties voor een passende immateriële schadevergoeding voor een bepaald gevalstype.
De rechtbank hanteert de volgende uitgangspunten bij het gebruik van de Rotterdamse schaal voor de vaststelling van de immateriële schade. De Rotterdamse schaal wordt uitsluitend gebruikt als hulpmiddel. Daartoe kijkt de rechtbank naar de indicatieve smartengeldbedragen die worden genoemd bij de voor deze zaak toepasselijke categorie van de Rotterdamse schaal. Deze bedragen betrekt de rechtbank bij de billijkheidsafweging.
Gelet op het feit dat de benadeelde partij in de onderhavige zaak verschillende soorten letsel heeft opgelopen, maakt de rechtbank verder een onderscheid tussen primair en secundair letsel. Voor wat betreft het primaire letsel, het voornaamste (zwaarste) letsel, neemt de rechtbank het volledige bedrag (of de bandbreedte) van de toepasselijke categorie van de Rotterdamse schaal tot uitgangspunt. Voor wat betreft het secundaire letsel (het overige letsel), neemt de rechtbank de helft van het bedrag (of van de bandbreedte) van de toepasselijke categorie tot uitgangspunt. Deze bedragen worden bij elkaar opgeteld.
In deze zaak gaat de rechtbank ervan uit dat het primaire letsel bestaat uit de bij de benadeelde partij vastgestelde PTSS en dat het secundaire letsel bestaat uit het fysieke letsel, waarvan de ontwrichte elleboog het meest in het oog springt. De rechtbank categoriseert de PTSS in de categorie ‘minder ernstig’. Het is namelijk onvoldoende gebleken in hoeverre de benadeelde partij hiervoor behandeld dient te worden. In de vordering staat slechts vermeld dat ‘mogelijk behandeling nodig’ is. Het fysieke letsel bestaande uit de ontwrichte elleboog merkt de rechtbank aan als licht letsel binnen de categorie ‘met een herstelperiode van twee tot vier maanden’. Uit de letselrapportage van de GGD volgt namelijk een herstelduur van 3 maanden en uit de facturen van de fysiotherapeut volgt dat de benadeelde partij op 3 juni 2025 – dus 3,5 maand na het bewezen verklaarde – de laatste behandeling bij de fysiotherapeut heeft ondergaan. Daarnaast houdt de rechtbank er in meer algemene zin rekening mee dat de benadeelde partij nog meer (licht) fysiek letsel heeft opgelopen, zoals de hoofdwonden en de bloeduitstorting op zijn rug.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 7.500,- aan immateriële schadevergoeding billijk is. De rechtbank wijst de gevorderde immateriële schade toe tot een bedrag van € 7.500,- en verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk.
In totaal zal derhalve een bedrag van € 9.172,93 aan schadevergoeding worden toegewezen (€ 1.672,93 wegens materiële schade en € 7.500,- wegens immateriële schade).
Hoofdelijke aansprakelijkheid
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente
Als extra waarborg voor betaling van de schadevergoeding zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer ] aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 9.172,93, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. Als door de verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 80 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer ] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
De wettelijke rente wordt berekend vanaf het moment dat de schade is ontstaan tot de dag dat de verdachte de schadevergoeding volledig heeft betaald. De vergoeding van schadepost a. en b. wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de factuurdata omdat de kosten van de behandeling op die datum bij de benadeelde partij zijn ingediend. De vergoeding van de schadeposten c., d. en f. worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 februari 2025 omdat vast is komen te staan dat de schade op die datum is ontstaan. De vergoeding van de immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 februari 2025 omdat vast is komen te staan dat de immateriële schade in ieder geval vanaf die datum is ontstaan. De wettelijke rente wordt aldus als volgt berekend:
  • schadepost (a) eigen risico: over een bedrag van € 385,- vanaf 17 maart 2025;
  • schadepost (b) facturen fysiotherapeut:
o over een bedrag van € 48,50 vanaf 18 april 2025;
o over een bedrag van € 48,50 vanaf 14 mei 2025;
o over een bedrag van € 97,- vanaf 16 mei 2025;
o over een bedrag van € 97,- vanaf 30 mei 2025;
o over een bedrag van € 48,50 vanaf 25 juni 2025;
  • schadepost (c) deurgreep: over een bedrag van € 160,- vanaf 25 februari 2025;
  • schadepost (d) slot: over een bedrag van € 388,43 vanaf 25 februari 2025;
  • schadepost (f) het beletteren van de deur: over een bedrag van € 400,- vanaf 25 februari 2025;
  • immateriële schade: over een bedrag van € 7.500,- vanaf 25 februari 2025.
Proceskostenveroordeling
De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

9.Toegepaste wetsartikelen

De opgelegde straf en beslissing op het beslag zijn gebaseerd op de volgende wetsartikelen:
14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36f, 45, 55, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10. De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat de verdachte de feiten 1 en 2 heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 4.4. is omschreven;
- verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 5.1. is vermeld;
strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het onder de feiten 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf van 30 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaar vast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende de proeftijd of zoveel korter als het Openbaar Ministerie nodig vindt:
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer ] , geboren op [1967] in [geboorteplaats] (Irak);
  • zich niet zal bevinden binnen een straal van 200 meter van het adres [adres] in [plaats] ;
beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Munitie, PL0900-2025060930-3488647;
  • 1 STK Munitie, PL0900-2025060930-3488648;
  • 1 STK Munitie, PL0900-2025060930-3488649;
  • 1 STK Munitie, PL0900-2025060930-3488651;
  • 1 STK Munitie, PL0900-2025060930-3488654;
vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer ]
  • wijst de vordering van [slachtoffer ] toe tot een bedrag van € 9.172,93, bestaande uit een bedrag van € 1.672,93,- ter zake van materiële schade en een bedrag van € 7,500,- ter zake van immateriële schade;
  • wijst de vordering voor wat betreft het meer gevorderde aan materiële schade af;
  • verklaart [slachtoffer ] voor wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer ] van de toegewezen bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente
 over een bedrag van € 385,- vanaf 17 maart 2025;
 over een bedrag van € 48,50 vanaf 18 april 2025;
 over een bedrag van € 48,50 vanaf 14 mei 2025;
 over een bedrag van € 97,- vanaf 16 mei 2025;
 over een bedrag van € 97,- vanaf 30 mei 2025;
 over een bedrag van € 48,50 vanaf 25 juni 2025;
 over een bedrag van € 160,- vanaf 25 februari 2025;
 over een bedrag van € 388,43 vanaf 25 februari 2025;
 over een bedrag van € 400,- vanaf 25 februari 2025;
 over een bedrag van € 7.500,- vanaf 25 februari 2025
telkens tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt de verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt de verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer ] aan de Staat € 9.172,93 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente
 over een bedrag van € 385,- vanaf 17 maart 2025;
 over een bedrag van € 48,50 vanaf 18 april 2025;
 over een bedrag van € 48,50 vanaf 14 mei 2025;
 over een bedrag van € 97,- vanaf 16 mei 2025;
 over een bedrag van € 97,- vanaf 30 mei 2025;
 over een bedrag van € 48,50 vanaf 25 juni 2025;
 over een bedrag van € 160,- vanaf 25 februari 2025;
 over een bedrag van € 388,43 vanaf 25 februari 2025;
 over een bedrag van € 400,- vanaf 25 februari 2025;
 over een bedrag van € 7.500,- vanaf 25 februari 2025
telkens tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 80 dagen gijzeling;
- bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.D. Groen, voorzitter, mr. C.A.M. van Straalen en mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Bemmelen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 november 2025.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 25 februari 2025 te Utrecht, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer ] te dwingen tot de afgifte van sieraden en/of geld, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan die [slachtoffer ] en/of een derde toebehoorde(n),
- zich als klant van de juwelierszaak heeft voorgedaan, althans bij de juwelierszaak heeft aangebeld
en de juwelierszaak is ingegaan en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer ] heeft
getoond en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de richting van het hoofd
van die [slachtoffer ] heeft gericht en daarbij dit vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, heeft doorgeladen en/of
- die [slachtoffer ] meermalen tegen het hoofd, althans het lichaam, heeft geslagen met een
vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of
- die [slachtoffer ] meermalen tegen het lichaam heeft geschopt en/of geslagen en/of
- die [slachtoffer ] tegen de grond heeft gegooid en/of
- die [slachtoffer ] bij zijn nek in een wurggreep heeft vastgehouden en/of
- aan die [slachtoffer ] de woorden heeft toegevoegd: "ik ga je schieten, geef mij de sleutel", en/of
"zilver" en/of "sleutel voor de kluis", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of
strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 25 februari 2025 te Utrecht, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om sieraden en/of geld, in elk geval enig(e) goed(eren),
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer ] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), toebehoorde(n),
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer ] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen
diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren,
- zich als klant van de juwelierszaak heeft voorgedaan, althans bij de juwelierszaak heeft aangebeld
en de juwelierszaak is ingegaan en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer ] heeft
getoond en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de richting van het hoofd
van die [slachtoffer ] heeft gericht en daarbij dit vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, heeft doorgeladen en/of
- die [slachtoffer ] meermalen tegen het hoofd, althans het lichaam, heeft geslagen met een
vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of
- die [slachtoffer ] meermalen tegen het lichaam heeft geschopt en/of geslagen en/of
- die [slachtoffer ] tegen de grond heeft gegooid en/of
- die [slachtoffer ] bij zijn nek in een wurggreep heeft vastgehouden en/of
- aan die [slachtoffer ] de woorden heeft toegevoegd: "ik ga je schieten, geef mij de sleutel", en/of
"zilver" en/of "sleutel voor de kluis", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of
strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Voetnoten

2.Pagina 66.
3.Pagina 70.
4.Pagina 72.
5.Pagina 73.
6.Pagina 125.
7.Pagina 126.
8.Pagina 127.
9.Pagina 129.
10.Pagina 130.
11.Pagina 141.
12.Pagina 143.