Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de akte uitlating bewijs met productie 12 van [eiseres] ;
- de akte van [gedaagde] .
Rechtbank Midden-Nederland
In deze civiele zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, is op 26 november 2025 een vonnis gewezen in de zaak tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde]. De procedure volgde op een tussenvonnis van 20 augustus 2025, waarin de kantonrechter [eiseres] de gelegenheid gaf om bewijs te leveren voor haar vordering tot betaling van een schadebedrag van € 5.725,34. Deze schade was ontstaan op 15 mei 2024 aan een gehuurde auto van [eiseres] door een eenzijdig ongeval, waarbij de zoon van [gedaagde] als bestuurder werd aangemerkt door de politie. De kantonrechter oordeelde dat de processen-verbaal van de politie bijzondere bewijskracht hebben en dat er onvoldoende feiten zijn aangevoerd door [gedaagde] om aan de juistheid van deze processen-verbaal te twijfelen. [gedaagde] had geen aanvullend bewijs geleverd om zijn stelling te onderbouwen dat hij de auto bestuurde ten tijde van het ongeval.
De kantonrechter concludeerde dat [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met artikel 8.3 van de algemene voorwaarden en dat de vordering van [eiseres] tot betaling van het schadebedrag toewijsbaar was. Daarnaast werd ook de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. De proceskosten werden aan [gedaagde] opgelegd, omdat hij in het ongelijk was gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.