ECLI:NL:RBMNE:2025:6413
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na veroordeling voor meerdere oplichtingen en diefstal
Op 27 november 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, een vonnis gewezen in de ontnemingszaak tegen een veroordeelde, geboren in 1986 en thans gedetineerd. De rechtbank behandelde de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, dat werd geschat op € 7.764,-. De vordering werd inhoudelijk behandeld op 6 november 2025, waarbij de officier van justitie, mr. V. Boelhouwers, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. T.J.F. Wassenaar, hun standpunten naar voren brachten. De officier van justitie verzocht om het vaststellen van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van de veroordeelde wegens onvoldoende bewijs.
De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde was veroordeeld voor meerdere feiten van oplichting en diefstal, gepleegd tussen januari en mei 2022. De rechtbank baseerde haar oordeel op de bewijsstukken en de overwegingen uit het eerdere vonnis. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde het wederrechtelijk verkregen voordeel volledig had genoten en dat er geen kosten waren die van het bedrag afgetrokken moesten worden. De rechtbank stelde het bedrag van € 7.764,- vast en legde de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat.
De rechtbank constateerde tevens dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, maar oordeelde dat dit geen aanleiding gaf om het bedrag te matigen. De beslissing werd genomen op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank bepaalde dat de gijzeling maximaal 155 dagen kan duren. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.