ECLI:NL:RBMNE:2025:6435

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 november 2025
Publicatiedatum
1 december 2025
Zaaknummer
16/014563-25 en 05/028751-23 (vord. tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot brandstichting met molotovcocktail tegen woning met slachtoffers en kinderen

Op 28 november 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 juli 2024 in [woonplaats] een poging tot brandstichting heeft gepleegd. De verdachte heeft een brandende molotovcocktail tegen een woning gegooid, waar op dat moment twee slachtoffers en hun twee kinderen lagen te slapen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de poging tot brandstichting, waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen is ontstaan. De rechtbank heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaar, alsook een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld en een schadevergoeding toegewezen aan de slachtoffers, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade. De rechtbank heeft het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering na voorwaardelijke veroordeling, omdat de eerder opgelegde voorwaardelijke taakstraf volledig is uitgevoerd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: Lelystad
Parketnummers: 16/014563-25 en 05/028751-23 (vord. tul)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudig kamer van 28 november 2025 in de strafzaak van:
[verdachte],
geboren op [2001] in [geboorteplaats] ,
verblijvende op het adres [adres] , [woonplaats] ,
hierna: de verdachte.

1.Zitting

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 14 november 2025
Op de zitting waren aanwezig:
  • de verdachte;
  • de officier van justitie: mr. S. Mirshahi;
  • de advocaat van de verdachte: mr. L. Leenders, advocaat in ‘s-Gravenhage;
  • de benadeelde partij: [slachtoffer 1] ;
  • de advocaat van de benadeelde partij: mr. R.H. Bouman, advocaat in Amsterdam.

2.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat, op 23 juli 2024 in [woonplaats] heeft geprobeerd brand te stichten bij een woning aan de [adres] , terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor personen of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in de bijlage bij dit vonnis.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdachte het feit heeft gepleegd.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte voert geen verweer over het bewijs.
3.3.
Oordeel van de rechtbank (bewijsmiddelen)
De verdachte bekent dat hij het feit, namelijk de poging tot brandstichting, heeft gepleegd, zoals dit hieronder bewezen is verklaard. Door hem of namens hem is ook niet om vrijspraak van dat feit gevraagd. In die situatie hoeft de rechtbank niet de inhoud van de bewijsmiddelen op te schrijven. De rechtbank noemt daarom alleen de bewijsmiddelen waarop zij haar oordeel baseert: [1]
  • de
  • het
- het
proces-verbaal forensisch onderzoek woningvan 27 juli 2024 met bijbehorende fotobijlage. [3]
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
op 23 juli 2024 te [woonplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de woning aan de [adres] en de naastgelegen woningen, en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de bewoners van de woning aan de [adres] en bewoners van naastgelegen woningen, te duchten was,
- met een fles met onbrandbare vloeistof en daarin een (microvezel)doek naar de woning gelegen aan de [adres] is gegaan;
- de (microvezel)doek heeft aangestoken en
- de brandende molotovcocktail tegen de woning aan de [adres] heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet.

4.Kwalificatie en strafbaarheid

4.1
Kwalificatie
Het bewezen feit levert het volgende strafbare feit op:
poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
4.2
Strafbaarheid feit en verdachte
Het feit en de verdachte zijn strafbaar.

5.Straf

5.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat de verdachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf van 12 maanden geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden, kort gezegd, een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole;
- een taakstraf van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis als de verdachte deze taakstraf niet of niet goed uitvoert.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte vraagt de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening te houden met de volgende omstandigheden. De verdachte heeft voorafgaand aan het feit een moeilijke periode doorgemaakt en heeft op dit moment nog steeds hulp en begeleiding nodig. De reclassering is al langere tijd bij hem betrokken en de verdachte is bereid zijn medewerking te (blijven) verlenen aan het reclasseringstoezicht. Hij wil een positieve draai aan zijn leven geven. Vanwege al deze omstandigheden is oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
Ernst en omstandigheden van het feit
De verdachte heeft zich tijdens de nachtelijke uren schuldig gemaakt aan een poging tot brandstichting. Hij heeft een brandende molotovcocktail tegen een woning gegooid, waarin beide slachtoffers en hun twee kinderen lagen te slapen. Dit feit ziet de rechtbank als zeer ernstig vanwege de mogelijke gevolgen die een succesvolle poging teweeg hadden kunnen brengen. Dat de in de woning aanwezige mensen niet in direct levensgevaar zijn geraakt en er geen schade is ontstaan, is niet aan het handelen van de verdachte te danken geweest. Dergelijke pogingen tot brandstichting zijn intimiderend voor de bewoners zelf, maar ook voor de omwonenden en buurtgenoten, en kunnen bij hen en voor de maatschappij in het algemeen gevoelens van onveiligheid veroorzaken. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat het incident voor de slachtoffers zeer beangstigend is geweest en nog altijd een grote impact op hun leven heeft.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van de verdachte kennisgenomen van een
uittreksel Justitiële Documentatie(‘strafblad’) van 5 september 2025. Hieruit volgt dat de verdachte in het verleden niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op een
reclasseringsadviesvan 5 november 2025, opgemaakt door Reclassering Nederland. In dit advies komt naar voren dat het leven van de verdachte vanaf 2022, het jaar waarin zijn vader ernstig ziek werd, in een neerwaartse spiraal terecht is gekomen. Zo kwam de verdachte vanaf dat moment meerdere keren in aanraking met politie en justitie, nam zijn drugsgebruik toe en ontwikkelde hij mentale klachten. De verdachte staat sinds mei 2023 onder toezicht van de reclassering. Hij komt de afspraken met de reclassering goed na en is gemotiveerd om zijn leven op de rails te krijgen. Ook krijgt hij inmiddels hulp bij praktische zaken en is hij aangemeld voor nadere diagnostiek en behandeling van zijn mentale klachten. Het risico op recidive en letsel wordt ingeschat als gemiddeld en het risico op het onttrekken aan voorwaarden als laag. De verdachte staat open voor begeleiding en hulpverlening, maar lijkt hierbij een stok achter de deur nodig te hebben. De reclassering adviseert de oplegging van een voorwaardelijk strafdeel met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole. Aan de rechtbank wordt geadviseerd de bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht direct te laten ingaan.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf(maat) houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit feit door de verdachte is begaan. De rechtbank houdt ten slotte rekening met de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De op te leggen straf dient, naast vergelding vanwege het plegen van het strafbare feit, ook ter voorkoming van het plegen van nieuwe strafbare feiten door de verdachte. Bij (poging tot) brandstichting is in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend, gezien het gevaarzettende karakter en de overlast die daarbij veroorzaakt wordt. De rechtbank ziet dat hulpverlening en behandeling van de verdachte noodzakelijk is om herhaling te voorkomen. Zowel de verdachte als de maatschappij is er naar het oordeel van de rechtbank dan ook het meest bij gebaat als het accent in de strafoplegging daarop ligt. De hulpverlening en behandeling van de verdachte is al begonnen en de rechtbank is van oordeel dat dit moet worden voortgezet. De rechtbank ziet dan ook geen redenen om alsnog een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank weegt daarbij ook mee dat de verdachte op enig moment openheid van zaken heeft gegeven, waarbij hij heeft verteld wie de opdrachtgever van de (poging tot) aanslag is geweest en zichzelf ook niet heeft gespaard. Hierdoor heeft de rechtbank de indruk dat er bij de verdachte sprake is van oprecht berouw. De rechtbank vindt de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf wel passend. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient als stok achter de deur, maar ook om daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden en toezicht ter voorkoming van recidive te verbinden. Omdat de rechtbank de op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf onvoldoende recht vindt doen aan wat er is gebeurd, zal de rechtbank vanuit het oogpunt van normhandhaving en vergelding daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen.
Alles afwegende zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden en een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uren opleggen. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke stafdeel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden koppelen met een proeftijd van twee jaren.
De rechtbank zal, anders dan het advies van de reclassering, de bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht niet direct na de uitspraak van het vonnis laten ingaan (dadelijk uitvoerbaar verklaren op grond van artikel 14e Wetboek van Strafrecht). De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een situatie waarbij er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

6.Vordering benadeelde partijen

6.1.1
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
, bijgestaan door zijn advocaat mr. R.H. Bouwman, heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.661,86. Dit bedrag bestaat uit € 161,86 aan materiële schade en € 5.500, - aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De gestelde materiële schade van € 161,86 is opgebouwd uit de volgende posten:
- € 103, - aan kosten voor extra camera’s;
- € 58,86 aan kosten met betrekking tot een vluchtladder.
De benadeelde partij heeft verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan, de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en de hoofdelijke veroordeling van de verdachte en de mededader(s) tot vergoeding van de schade.
6.1.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij volledig toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente, en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
6.1.3
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het gevorderde bedrag aan materiele schade.
Ten aanzien van het toe te wijzen bedrag aan immateriële schade is verzocht dit bedrag te matigen. Er moet rekening worden gehouden met de omstandigheden dat er geen brand is uitgebroken en er geen personen wakker zijn geworden. Bij het bepalen van de hoogte van het bedrag moet aansluiting gezocht worden bij vergelijkbare zaken, waarin bij een poging tot brandstichting vaak maximaal een bedrag van € 1.000, - wordt toegewezen.
6.1.4
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde bedragen aan materiele schade overweegt de rechtbank dat beide schadeposten voor vergoeding in aanmerking komen. De schade is veroorzaakt door het handelen van de verdachte. De benadeelde partij heeft de hoogte van deze schadebedragen voldoende onderbouwd en de verdediging heeft de schade niet weersproken. Het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 161,86 zal daarom worden toegewezen.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek hebben benadeelde partijen recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade indien zij ten gevolge van het strafbare feit in hun persoon zijn aangetast. De aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij brengen mee dat er ook in dit geval sprake is van een aantasting in de persoon. De verdachte heeft midden in de nacht een molotovcocktail tegen de woning van de benadeelde partij gegooid, de plek waar hij zich bij uitstek veilig zou moeten voelen. De benadeelde partij lag op dat moment, samen met zijn vrouw en twee kinderen, in de woning te slapen. Dit handelen van de verdachte heeft een grote impact op het (dagelijks) leven van de benadeelde partij (gehad). Bij de benadeelde partij is na de gebeurtenis een Post Traumatische Stressstoornis (PTSS) vastgesteld en hij is hiervoor onder behandeling bij een psycholoog. Gelet op soortgelijke zaken is de rechtbank van oordeel dat een vergoeding van € 3.000,- billijk is. De rechtbank zal de vordering daarom tot dat bedrag toewijzen.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel desgewenst bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Totale schade en wettelijke rente
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 3.161,86 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2024 tot aan de dag van volledige betaling.
Hoofdelijkheid
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat zowel de verdachte als zijn mededader (s) tegenover de benadeelde partij voor het hele toegewezen bedrag aansprakelijk zijn.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.161,86 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 juli 2024 tot de dag van volledige betaling. Als de verdachte niet betaalt, zal deze verplichting worden aangevuld met 41 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling door de verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
6.2.1
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
, bijgestaan door haar advocaat mr. R.H. Bouwman, heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.500, - aan immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
De benadeelde partij heeft verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan, de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en de hoofdelijke veroordeling van de verdachte en de mededader(s) tot vergoeding van de schade.
6.2.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij volledig toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente, en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
6.2.3
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte heeft verzocht het toe te wijzen bedrag aan immateriële schade te matigen. Er moet rekening worden gehouden met de omstandigheden dat er geen brand is uitgebroken en geen personen wakker zijn geworden. Bij het bepalen van de hoogte van het bedrag moet aansluiting gezocht worden bij vergelijkbare zaken, waarin bij een poging tot brandstichting vaak maximaal een bedrag van € 1.000, - wordt toegewezen.
6.2.4
Oordeel van de rechtbank
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek hebben benadeelde partijen recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade indien zij ten gevolge van het strafbare feit in hun persoon zijn aangetast. De aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij brengen mee dat er ook in dit geval sprake is van een aantasting in de persoon. De verdachte heeft midden in de nacht een molotovcocktail tegen de woning van de benadeelde partij gegooid, de plek waar zij zich bij uitstek veilig zij moeten kunnen voelen. De benadeelde partij lag op dat moment, samen met haar man en twee kinderen, in de woning te slapen. Dit handelen van de verdachte heeft een grote impact op het (dagelijks) leven van de benadeelde gehad. Zij heeft nadien veel angstklachten ontwikkeld en is hiervoor onder behandeling geweest. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en de ernst van de normschending door de verdachte mee dat voornoemde nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon, ook zonder medische onderbouwing, kan worden aangenomen. Gelet op soortgelijke zaken is de rechtbank van oordeel dat een vergoeding van € 3.000,- billijk is. De rechtbank zal de vordering daarom tot dat bedrag toewijzen.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel desgewenst bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Totale schade en wettelijke rente
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 3.000, - toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2024 tot aan de dag van volledige betaling.
Hoofdelijkheid
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat zowel de verdachte als zijn mededader(s) tegenover de benadeelde partij voor het hele toegewezen bedrag aansprakelijk zijn.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.000, - te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 juli 2024 tot de dag van volledige betaling. Als de verdachte niet betaalt, zal deze verplichting worden aangevuld met 40 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling door de verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
7. Vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf
7.1.
Vordering van de officier van justitie
De politierechter van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, heeft aan de verdachte in de zaak met parketnummer 05/028751-23 op 9 mei 2023 een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren opgelegd, met een proeftijd van twee jaar.
De officier van justitie heeft bij vordering van 11 juni 2025 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De officier van justitie heeft ter zitting gevorderd de vordering af te wijzen, omdat de opgelegde voorwaardelijke taakstraf in zijn geheel ten uitvoer is gelegd.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van een beslissing over de vordering tot tenuitvoerlegging.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de voorwaardelijke taakstraf die de veroordeelde opgelegd heeft gekregen bij voormeld vonnis van de politierechter reeds volledig ten uitvoer is gelegd. Dat betekent dat de rechtbank het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering na voorwaardelijke veroordeling.

8.Toegepaste wetsartikelen

De opgelegde straffen en maatregel zijn gebaseerd op de volgende wetsartikelen artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 63, 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat de verdachte het feit heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 3.4 is omschreven;
- verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 4.1 is vermeld;
strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als
voorwaardengelden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat de verdachte (gedurende de proeftijd):
* zich binnen drie dagen volgend op het vonnis telefonisch meldt bij Reclassering Nederland op het telefoonnummer 088-8041405 om een afspraak te maken voor een eerste gesprek. Hierna blijft de verdachte zich melden, zo vaak en zo lang de reclassering dit noodzakelijk vindt. De verdachte houdt zich aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde;
* zijn medewerking verleent aan nadere diagnostiek en behandeling bij BatZ GGZ, Bindkracht 10 of soortgelijke ambulante (forensische) zorg, te bepalen door de reclassering. De verdachte houdt zich aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
* zijn medewerking verleent aan plaatsing en verblijf in een instelling voor begeleid/beschermd wonen, te bepalen door de reclassering, zo lang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma, opgesteld door de instelling in overleg met de reclassering;
* meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen door middel van urineonderzoek, zo vaak de reclassering dit noodzakelijk vindt;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis;
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 3.161,86, bestaande uit een bedrag van € 3.000, - aan immateriële schade en een bedrag van 161,86 aan materiële schade;
- veroordeelt de verdachte
hoofdelijktot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2024 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, de verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt de verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 3.161,86 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2024 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 41 dagen gijzeling;
- bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 3.000, - aan immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte
hoofdelijktot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2024 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, de verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt de verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 3.000, - te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2024 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 40 dagen gijzeling;
- bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 05/028751-23
- verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering na voorwaardelijke veroordeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. van Meer, voorzitter, mrs. A.J. Reitsma en J.A. Koorevaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.B. Postma, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 november 2025.
De voorzitter en oudste rechter zijn niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 juli 2024 te [woonplaats] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de woning aan de [adres] en/of de naastgelegen woningen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
de bewoners van de woning aan de [adres] en/of bewoners van naastgelegen
woningen te duchten was
- met een fles met onbrandbare vloeistof en daarin een (microvezel)doek naar de woning gelegen aan de [adres] is gegaan en/of
- de (microvezel)doek heeft aangestoken en/of
- de brandende fles en/of molotovcocktail, tegen de (gevel van) woning aan de [adres] heeft gegooid, althans in de richting van de (gevel van) woning aan de [adres] heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Midden-Nederland met proces-verbaalnummer 2024233055, doorgenummerd pagina 1 tot en met 61. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina’s 9 en 11.
3.Pagina’s 20 tot en met 27.