ECLI:NL:RBMNE:2025:6455

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 december 2025
Publicatiedatum
2 december 2025
Zaaknummer
16/370851-24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot overval op ALDI met geweld en bedreiging

Op 2 december 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 21 juni 2024 samen met anderen heeft geprobeerd de ALDI in [plaats] te overvallen. De rechtbank oordeelt dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte betrokken was bij de poging tot overval, waarbij hij en zijn medeverdachten geweld hebben gebruikt en bedreigingen hebben geuit tegen twee medewerkers van de ALDI. De rechtbank legt de verdachte een gevangenisstraf op van 365 dagen, waarvan 293 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank weegt de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee, zoals zijn werk en opleiding, en besluit dat hij niet terug hoeft naar de gevangenis, maar dat hij wel een forse voorwaardelijke gevangenisstraf boven het hoofd hangt. De rechtbank benadrukt de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers, en legt bijzondere voorwaarden op, waaronder een contactverbod met de medeverdachten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: Utrecht
Parketnummer: 16/370851-24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudig kamer van 2 december 2025 in de strafzaak van:
[verdachte] ,
geboren op [2002] in [geboorteplaats] ,
adres: [adres 1] , [postcode 1] in [plaats] ,
hierna: de verdachte.

1.Zitting

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van
18 november 2025. De zaak is tegelijkertijd, maar niet gevoegd, behandeld met de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte 1] .
Op de zitting waren aanwezig:
  • de verdachte;
  • de officier van justitie: mr. S.K. Lanning-Stein;
  • de advocaat van de verdachte: mr. W.B.O. van Soest.

2.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:
op 21 juni 2024 in vereniging heeft geprobeerd om een geldbedrag van de ALDI weg te nemen en daarbij heeft gedreigd met geweld en geweld heeft gebruikt door:
- aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een mes te tonen,
- met een mes richting [slachtoffer 1] te wijzen, althans een mes richting die [slachtoffer 1] te bewegen
- tegen [slachtoffer 1] te zeggen: "liggen op de vloer" en/of "jouw collega moet meewerken, zeg tegen jouw collega dat hij meewerkt", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
- [slachtoffer 2] te duwen en/of
- de handen en/of polsen van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] op zijn/hun rug vast te binden.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in bijlage I bij dit vonnis.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdachte het feit heeft gepleegd. De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 3.3.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank om de verdachte vrij te spreken van het feit, omdat er sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De advocaat van de verdachte voert verschillende verweren over het bewijs. Deze worden - voor zover van belang voor de beoordeling - hierna besproken onder paragraaf 3.3.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewijsmiddelen
De rechtbank oordeelt dat het feit is bewezen. De rechtbank baseert dit oordeel op de volgende bewijsmiddelen: [1]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 21 juni 2024, voor zover inhoudende:
Op vrijdag 21 juni 2024, omstreeks 20:00 uur, was ik aan het werk bij de Aldi op de
[straat] nummer [nummer] in [plaats] . Ik zag dat er twee mannen op
mij af kwamen lopen. Ik was op dit moment in de magazijn op de eerste verdieping. [2]
Ik hoorde dat man 1 zei: 'liggen op de vloer' of woorden van gelijke strekking. Ik
zag dat man 1 een mes in zijn rechterhand had. Ik ben toen gelijk op de grond gaan liggen. Ik zag dat man 2 mij vastpakte bij mijn handen, aan de achterkant van mijn lichaam. Ik kon man 1 en man 2 vanaf dat moment niet meer zien. Ik voelde dat ik vastgebonden werd met mijn handen op mijn rug. Mijn handen werden volgens mij vastgemaakt met Tie rips. Ik vroeg aan man 1 of de tie rips wat losser mochten, omdat het echt veel pijn deed. Ik hoorde dat man 1 zei: 'nee, meewerken' of woorden van gelijke strekking. Ik ben toen op bevel van man 1 op de grond gaan liggen. Ik hoorde dat er iemand van de trap af kwam. Ik hoorde later van man l dat dit een collega was. Ik hoorde dat man 1 zei: 'jouw collega moet meewerken, zeg tegen jouw collega dat hij meewerkt' of woorden van gelijke strekking. Ondertussen zag ik dat man 1 met een mes bij mij stond. Ik hoorde dat man 1 zei: 'niet kijken naar mij en met het mes richting mij bewoog'. Ik hoorde een derde stem, die ik nog niet eerder gehoord had. Ik hoorde dat mijn collega en de 3 mannen allemaal de trap op gingen. [3]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 22 juni 2024, voor zover inhoudende:
Ik ben kassa medewerker bij de Aldi gelegen aan de [straat] [nummer] . [4] Op vrijdag 21 juni 2024 was ik aan het werk bij de Aldi en bevond ik mij achter de kassa. Ik zag rond 19:45 uur drie jongens (hierna verdachte 1, 2 en 3) in de winkel. Verdachte 1 kwam bij mij aan de kassa eten en drinken afrekenen, ondertussen liepen verdachten 2 en 3 nog verder in de winkel. Mijn collega was op dit moment in het magazijn. Ik zag dat verdachten 2 en 3 ook naar het magazijn liepen. Toen ik dit zag sloot ik mijn kassa af en liep ik snel naar het magazijn toe. Van boven aan de trap zag ik dat verdachte 2 halverwege de trap naar het magazijn stond. Ik riep naar hem "wat doe jij hier". Ik voelde dat ik in mijn rug geduwd werd, de trap af door verdachte 1. Toen ik beneden was kwam verdachte 3 om een hoekje vandaan en zag ik dat hij een mes vast had. Ik hoorde dat de verdachten tegen mij zeiden dat ik mijn handen omhoog moest doen. Ik ging toen vanuit mijzelf op mijn knieën zitten. Verdachten 2 en 3 deden mijn armen om mijn rug, één van de twee hield mijn arm vast en de andere deed een tie-wrap om mijn rechter pols heen.
Een proces-verbaal van verdenking, opgesteld door [A] , van 13 november 2024, voor zover inhoudende:
Het [.] opsporingsprogramma [opsporingsprogramma] vroeg in de uitzending van [2024] om 13:30 uur, aandacht voor de gepleegde overval op de Aldi van 21 juni 2024. [5]
Een proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, opgesteld door [B] , van 10 oktober 2024, voor zover inhoudende:
Op bevel van de officier van justitie, met machtiging van de rechter-commissaris, werden in dit onderzoek de telefoongesprekken van telefoonnummer [telefoonnummer 1] opgenomen en afgeluisterd. Uit gegevens van de CIOT bleek de tenaamgestelde van dit telefoonnummer [medeverdachte 1] , [adres 2] te [plaats] . Op [2024] omstreeks 13:41 uur werd [medeverdachte 1] gebeld door een onbekende man met telefoonnummer [telefoonnummer 2] (CIOT: pre-paid). Ik hoorde [medeverdachte 1] zeggen dat hij op school zat. [telefoonnummer 2] vertelde dat de torrie online is en dat [........] geveegd is. [medeverdachte 1] vroeg over hemzelf. [telefoonnummer 2] vertelde dat hij safe is, bij hem zag je niks. Bij [medeverdachte 1] zie je een beetje zijkant. [........] gewoon met zijn gezicht vol. Bron: Taplijn TA006, gesprek 1865. [6]
Een proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, opgesteld door [B] , van 22 oktober 2024, voor zover inhoudende:
Op bevel van de officier van justitie, met machtiging van de rechter-commissaris, werden in dit onderzoek de telefoongesprekken van telefoonnummer [telefoonnummer 2] opgenomen en afgeluisterd. Op 15 oktober 2024 omstreeks 08:14 uur werd [verdachte (voornaam)] gebeld door verdachte [medeverdachte 1] . In dit telefoongesprek waarschuwde [medeverdachte 1] dat [verdachte (voornaam)] moet uitkijken als hij naar huis gaat. De politie staat bij [medeverdachte 1] in huis. Bron: Taplijn TA010, gesprek 52.
Opmerking verbalisant:
Vrijwel zeker is dit op het moment dat de politie in de woning van [medeverdachte 1] staat, [adres 2] te [plaats] . De vader van [medeverdachte 1] had vanuit de woning naar [medeverdachte 1 (voornaam)] gebeld om te zeggen dat [medeverdachte 1 (voornaam)] naar huis moet komen.
Op 16 oktober 2024 omstreeks 19:15 uur belde [verdachte (voornaam)] naar NNman op telefoonnummer [telefoonnummer 3] (CIOT: [verdachte] , [adres 3] , [postcode 2] [plaats] ). In dit telefoongesprek vraagt [telefoonnummer 3] waarom [verdachte (voornaam)] niet opneemt als pa belt. Hierop zegt [verdachte (voornaam)] vanwege die torrie. Bron: Taplijn TA010, gesprek 1126. [7]
Een proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, opgesteld door [B] , van 22 oktober 2024, voor zover inhoudende:
Dit onderzoek was gericht op de identificatie van de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] , wie in afgeluisterde telefoongesprekken [verdachte (voornaam)] werd genoemd. [8]
Gelet op het feit:
- dat [telefoonnummer 2] door verdachte [medeverdachte 1] werd gewaarschuwd als de politie bij [medeverdachte 1] thuis was;
- dat het CIOT-adres van [telefoonnummer 3] de [adres 3] 2 te [plaats] is;
- Op dat adres personen een broer en zus, genaamd [verdachte (voornaam)] en [D (voornaam)] , wonen;
- dat [telefoonnummer 3] en [D (voornaam)] in verschillende gesprekken met * [telefoonnummer 2] praten over pa of papa;
- dat [telefoonnummer 4] een gemeenschappelijk contact is van [telefoonnummer 2] en verdachte [medeverdachte 1] , [9] kan vrijwel zeker gesteld worden dat de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] de volgende persoon is: [verdachte] , geboren op [2002] te [plaats] en wonende aan de [adres 3] , [postcode 2] in [plaats] . [10]
Een proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door [C] , van 22 oktober 2024, voor zover inhoudende:
Ik bekeek de verkeersgegevens van * [telefoonnummer 2] , vermoedelijk in gebruik bij verdachte [verdachte] , en zag dat deze op vrijdag 21 juni 2024 rond 19:00 uur nog verbinding maakte met netwerkantennes in de nabije omgeving van zijn woning aan de [adres 3] te [plaats] . De eerstvolgende registraties waren om 19:54 uur en 20:02 uur met een netwerkantenne aan de [adres 4] te [plaats] , waarbij de betreffende Aldi in het vermoedelijke dekkingsgebied lag. Op basis hiervan achtte ik het zeer waarschijnlijk dat de gebruiker van * [telefoonnummer 2] , waarschijnlijk [verdachte] , in de nabije omgeving van de Aldi aan de [straat] [nummer] te [plaats] was op het moment dat deze overvallen werd. [11]
3.3.3.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit bewezen om de volgende redenen.
De verdachte heeft de poging tot een overval gepleegd
Het [.] opsporingsprogramma [opsporingsprogramma] vroeg in de uitzending van
[2024] om 13:30 uur aandacht voor de poging tot een overval op de ALDI in [plaats] op 21 juni 2024. Tijdens deze uitzending zijn beelden getoond van de drie daders van de (poging tot) overval. Op de beelden waren uiterlijke kenmerken van deze daders te zien. Op [2024] omstreeks 13:41 uur, ongeveer 10 minuten na de uitzending van [opsporingsprogramma] , werd medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: de medeverdachte) gebeld door de verdachte. In dit gesprek vertelde de verdachte aan de medeverdachte dat ‘de torrie online is en dat [........] geveegd is’. Ook zei hij ‘ [........] gewoon met zijn gezicht vol’. De medeverdachte vroeg toen over hemzelf. De verdachte vertelde dat hij safe (de rechtbank begrijpt: veilig) was, bij hem zag je niks. En dat bij de medeverdachte de zijkant een beetje te zien was.
Op 15 oktober 2024 werd de verdachte door de medeverdachte gebeld. In dit telefoongesprek waarschuwde de medeverdachte dat de verdachte moest uitkijken als hij naar huis ging, omdat de politie bij de medeverdachte in huis stond. Deze medeverdachte is op dezelfde dag opgepakt in verband met de overval op de ALDI. Hij heeft uiteindelijk bekend dat hij één van de drie daders was van de overval en dat hij de hiervoor genoemde telefoongesprekken gevoerd had.
Uit de historische verkeersgegevens van de telefoon van de verdachte blijkt dat hij in de nabije omgeving van de ALDI was op het moment van de overval.
De rechtbank stelt vast dat de getapte telefoongesprekken en de telefoonlocatie concrete aanknopingspunten bevatten met de poging tot overval. Het telefoongesprek tussen de verdachte en de medeverdachte op [2024] sluit namelijk precies aan bij de beelden van het tv-programma [opsporingsprogramma] . Op deze beelden is immers bij één van de daders een groter deel van zijn gezicht te zien, bij de andere dader is een beperkt deel van het gezicht te zien en bij een derde dader zijn geen gezichtskenmerken te zien. De verdachte beschrijft wat bij de medeverdachte te zien was. Bij hem zelf was niks te zien, hij was dus ‘veilig’. Uit het gesprek blijkt dus duidelijk dat de verdachte wist welke personen deze overval gepleegd hadden en dat hij hier zelf ook bij was en aan meedeed. Dit wordt bevestigd door het telefoongesprek van 15 oktober 2024, waarin de verdachte door de medeverdachte wordt gewaarschuwd voor de politie.
Medeplegen
Uit het dossier blijkt dat de drie daders, waaronder de verdachte, vlak voor sluitingstijd en kort na elkaar de ALDI in zijn gelopen. Zij waren alle drie vermomd. De rechtbank leidt hieruit af dat er voorafgaand aan de poging overval een afspraak gemaakt is over de plaats en het tijdstip waarop de drie daders elkaar zouden treffen. Ook blijkt hieruit dat zij hadden afgesproken om onherkenbaar te zijn. Eenmaal binnen was hun handelen op elkaar afgestemd. Eén van de daders plaatste op een gegeven moment producten op de band van de kassa. Een tweede dader kwam daar bij staan. Op het moment dat één van de daders bij de kassa bleef staan, liepen de twee andere daders het magazijn in. De derde dader en de kassamedewerker volgden hen hierna naar het magazijn. In het magazijn zijn beide medewerkers vastgepakt en bedreigd met een mes. Bij één van de medewerkers is het gelukt om zijn handen met tie-wraps vast te binden op zijn rug. Bij de andere medewerker is dit geprobeerd. De drie daders waren daar steeds bij aanwezig. Geen van de daders heeft op enig moment ingegrepen of zich van de ander gedistantieerd. Uit het voorgaande blijkt een vooraf afgesproken nauwe en bewuste samenwerking van de drie daders gericht op het overvallen van de ALDI. Toen een van de winkelmedewerkers het mes van de daders pakte zijn de drie daders gevlucht.
De bijdrage van elke dader, waaronder die van de verdachte, is van wezenlijk en van voldoende gewicht geweest. Daarom is het ten laste gelegde medeplegen van de poging overval op de ALDI bewezen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
op 21 juni 2024 te [plaats]
tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om een
geldbedrag, dat geheel aan de ALDI, toebehoorde, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen vergezellen van geweld
en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken,
in het magazijn van de ALDI:
- aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een mes heeft getoond,
- met een mes richting die [slachtoffer 1] heeft gewezen, althans een mes richting die [slachtoffer 1] heeft bewogen,
- die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: "liggen op de vloer" en/of "jouw collega moet
meewerken, zeg tegen jouw collega dat hij meewerkt", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
- die [slachtoffer 2] heeft geduwd, en
- de handen van die [slachtoffer 1] op zijn rug heeft vastgebonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet.

4.Kwalificatie en strafbaarheid

4.1
KwalificatieHet bewezen feit levert het volgende strafbare feit op:
poging tot diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
4.2
Strafbaarheid feit en verdachteHet feit en de verdachte zijn strafbaar.

5.Straf

5.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat het volwassenstrafrecht wordt toegepast en eist dat de verdachte wordt veroordeeld tot:
  • een gevangenisstraf van 365 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 294 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 11 november 2025;
  • een taakstraf van 240 uren, te vervangen door 120 dagen gevangenisstraf als de verdachte deze niet of niet goed uitvoert.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte vraagt bij het bepalen van een straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte werkt, volgt een opleiding en is een zogenoemde ‘first offender’. Ook heeft hij zich aan de schorsingsvoorwaarden gehouden. De advocaat verzoekt de rechtbank om bij een veroordeling te volstaan met het voorarrest als onvoorwaardelijk strafdeel, de oplegging van een (forse) taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank legt aan de verdachte een taakstraf van 240 uren op. Daarnaast legt de rechtbank een gevangenisstraf van 365 dagen op, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 294 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank legt daarbij algemene en bijzondere voorwaarden op, zoals hieronder opgenomen in de beslissing van de rechtbank. De rechtbank zal uitleggen hoe zij tot deze straf is gekomen.
Bij het bepalen van de straffen houdt de rechtbank rekening met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder de verdachte dit feit heeft gepleegd. Ook weegt de rechtbank het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden mee.
Ernst en omstandigheden van het feit
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot een overval op de ALDI, waarbij onder dreiging van een mes twee aanwezige medewerkers zijn gedwongen hun handen op hun rug te doen, zodat deze konden worden vastgebonden met tie-wraps. Bij één van de medewerkers is het daadwerkelijk gelukt om zijn handen op zijn rug vast te binden. Verder zijn de medewerkers vastgepakt, is één van de twee medewerkers geduwd en is dreigend gezegd dat de medewerkers moesten meewerken.
Door deel te nemen aan deze overval is de verdachte medeverantwoordelijk voor de grote angst die bij de medewerkers van de ALDI is veroorzaakt. Een dergelijke gebeurtenis heeft een grote invloed op slachtoffers en kan zelfs leiden tot trauma met langdurige psychische gevolgen. Daarnaast hebben dergelijke misdrijven ook impact buiten de kring van de direct betrokkenen. Overvallen worden immers als schokkend ervaren door de samenleving. Hierdoor nemen binnen de samenleving gevoelens van onveiligheid toe. De verdachte stond niet stil bij de gevolgen van zijn daden voor anderen en was kennelijk gefocust op zijn eigen financiële gewin.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van de verdachte van 3 februari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het rapport van [instelling] van 11 juli 2025. Vanwege de (proces)houding van de verdachte kan de reclassering het risico op recidive niet inschatten. Wel blijkt dat de verdachte zijn leven in algemene zin op orde heeft. Hij heeft werk, volgt een opleiding en heeft huisvesting. Daarnaast zijn er geen financiële problemen en is er geen sprake van middelenmisbruik. De reclassering ziet geen aanknopingspunten voor een reclasseringstraject met bijzondere voorwaarden, anders dan een contactverbod met de medeverdachten. De reclassering adviseert verder om geen gevangenisstraf op te leggen.
Volwassenstrafrecht
De verdachte was meerderjarig ten tijde van het plegen van het feit. Het uitgangspunt is dan dat het volwassenstrafrecht wordt toegepast. Indien zij daar echter aanleiding toe ziet, kan de rechtbank beslissen dat het jeugdstrafrecht wordt toegepast.
De reclassering heeft geadviseerd het volwassenstrafrecht toe te passen. De rechtbank volgt het advies van de reclassering en zal het volwassenstrafrecht toepassen.
Strafverzwarende omstandigheden
De rechtbank houdt rekening met het feit dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten en dus van medeplegen. De rechtbank weegt dit strafverzwarend mee.
Conclusie
Het bewezen verklaarde feit is een ernstig feit. Vanwege die ernst kan eigenlijk niet volstaan worden met een andere straf dan een straf die vrijheidsbeneming meebrengt die langer duurt dan de duur van het voorarrest. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering is de rechtbank echter van oordeel dat de verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis. De rechtbank heeft hierbij meegewogen dat de overval in een poging is blijven steken en dat de verdachte zich aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. Hij is ook niet eerder veroordeeld voor een strafbaar feit. Daarnaast is de verdachte nog jong en kan hij zich verder ontwikkelen. Hij gaat naar school en heeft werk. Een gevangenisstraf zal deze positieve ontwikkeling doorkruisen. Om deze reden geeft de rechtbank de verdachte de kans om de ingeslagen weg voort te zetten en verder aan zichzelf te werken. Wel vindt de rechtbank, gelet op de ernst van het feit, het belangrijk dat de verdachte een forse voorwaardelijke gevangenisstraf boven het hoofd hangt en dat hij een forse taakstraf gaat verrichten. De rechtbank hoopt dat de verdachte met deze straf (en kans) enkel het goede pad zal blijven bewandelen en zich ervan zal weerhouden strafbare feiten te plegen.
De rechtbank legt daarom een gevangenisstraf op voor de duur van 365 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 293 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank is hierbij uitgegaan van een voorarrest van 72 dagen. Dit betekent dat de verdachte dus niet meer terug hoeft naar de gevangenis, als hij zich aan de voorwaarden houdt. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf is de algemene voorwaarde gekoppeld dat de verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Ook zal de rechtbank een contactverbod met de medeverdachten als de bijzondere voorwaarde opleggen. Daarnaast legt de rechtbank aan de verdachte een taakstraf van 240 uren op.

6.In beslag genomen voorwerpen

6.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat de telefoon aan de verdachte zal worden teruggegeven.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte heeft verzocht om teruggave van de telefoon.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal teruggave aan de verdachte gelasten van de telefoon. Niet is gebleken van enig verband tussen de telefoon en het bewezenverklaarde strafbare feit.
7. Toegepaste wetsartikelen
De opgelegde straffen en beslissing op het beslag zijn gebaseerd op de volgende wetsartikelen:
- artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 47, 312 van het Wetboek van Strafrecht;

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat de verdachte het feit heeft gepleegd, zoals in paragraaf 3.4. is omschreven;
- verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals in paragraaf 4.1 is vermeld;
strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde feit;
straf
- veroordeelt de verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis;
- veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf van 365 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de
gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 293 dagen,
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene of bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij
een proeftijd van twee jarenvast;
- als
algemene voorwaardengelden dat de verdachte:
 zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- als
bijzondere voorwaardegeldt dat de verdachte gedurende de proeftijd:
 op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met medeverdachten [medeverdachte 2] (geboren op [2004] ) en
[medeverdachte 1] (geboren op [2005] ), zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
beslag
- gelast de teruggave aan de verdachte van het volgende voorwerp:
- 1 STK Telefoontoestel (goednummer 3440015);
voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E.S. Dolmans, voorzitter, mr. O. Böhmer en mr. C. Van Wambeke, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Belhadi, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 december 2025.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 juni 2024 te [plaats]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een
geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de ALDI, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
in het magazijn van de ALDI:
- aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een mes heeft getoond,
- met een mes richting die [slachtoffer 1] heeft gewezen, althans een mes richting die [slachtoffer 1] heeft bewogen,
- die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: "liggen op de vloer" en/of "jouw collega moet
meewerken, zeg tegen jouw collega dat hij meewerkt", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
- die [slachtoffer 2] heeft geduwd, en/of
- de handen en/of polsen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] op zijn/hun rug heeft
vastgebonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Voetnoten

2.Pagina 141.
3.Pagina 142.
4.Pagina 146.
5.Pagina 43.
6.Pagina 183.
7.Pagina 191.
8.Pagina 197.
9.Pagina 198.
10.Pagina 199.
11.Pagina 220.