3.3.1.Bewijsmiddelen
De rechtbank oordeelt dat het feit is bewezen. De rechtbank baseert dit oordeel op de volgende bewijsmiddelen:
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 21 juni 2024, voor zover inhoudende:
Op vrijdag 21 juni 2024, omstreeks 20:00 uur, was ik aan het werk bij de Aldi op de
[straat] nummer [nummer] in [plaats] . Ik zag dat er twee mannen op
mij af kwamen lopen. Ik was op dit moment in de magazijn op de eerste verdieping.
Ik hoorde dat man 1 zei: 'liggen op de vloer' of woorden van gelijke strekking. Ik
zag dat man 1 een mes in zijn rechterhand had. Ik ben toen gelijk op de grond gaan liggen. Ik zag dat man 2 mij vastpakte bij mijn handen, aan de achterkant van mijn lichaam. Ik kon man 1 en man 2 vanaf dat moment niet meer zien. Ik voelde dat ik vastgebonden werd met mijn handen op mijn rug. Mijn handen werden volgens mij vastgemaakt met Tie rips. Ik vroeg aan man 1 of de tie rips wat losser mochten, omdat het echt veel pijn deed. Ik hoorde dat man 1 zei: 'nee, meewerken' of woorden van gelijke strekking. Ik ben toen op bevel van man 1 op de grond gaan liggen. Ik hoorde dat er iemand van de trap af kwam. Ik hoorde later van man l dat dit een collega was. Ik hoorde dat man 1 zei: 'jouw collega moet meewerken, zeg tegen jouw collega dat hij meewerkt' of woorden van gelijke strekking. Ondertussen zag ik dat man 1 met een mes bij mij stond. Ik hoorde dat man 1 zei: 'niet kijken naar mij en met het mes richting mij bewoog'. Ik hoorde een derde stem, die ik nog niet eerder gehoord had. Ik hoorde dat mijn collega en de 3 mannen allemaal de trap op gingen.
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 22 juni 2024, voor zover inhoudende:
Ik ben kassa medewerker bij de Aldi gelegen aan de [straat] [nummer] .Op vrijdag 21 juni 2024 was ik aan het werk bij de Aldi en bevond ik mij achter de kassa. Ik zag rond 19:45 uur drie jongens (hierna verdachte 1, 2 en 3) in de winkel. Verdachte 1 kwam bij mij aan de kassa eten en drinken afrekenen, ondertussen liepen verdachten 2 en 3 nog verder in de winkel. Mijn collega was op dit moment in het magazijn. Ik zag dat verdachten 2 en 3 ook naar het magazijn liepen. Toen ik dit zag sloot ik mijn kassa af en liep ik snel naar het magazijn toe. Van boven aan de trap zag ik dat verdachte 2 halverwege de trap naar het magazijn stond. Ik riep naar hem "wat doe jij hier". Ik voelde dat ik in mijn rug geduwd werd, de trap af door verdachte 1. Toen ik beneden was kwam verdachte 3 om een hoekje vandaan en zag ik dat hij een mes vast had. Ik hoorde dat de verdachten tegen mij zeiden dat ik mijn handen omhoog moest doen. Ik ging toen vanuit mijzelf op mijn knieën zitten. Verdachten 2 en 3 deden mijn armen om mijn rug, één van de twee hield mijn arm vast en de andere deed een tie-wrap om mijn rechter pols heen.
Een proces-verbaal van verdenking, opgesteld door [A] , van 13 november 2024, voor zover inhoudende:
Het [.] opsporingsprogramma [opsporingsprogramma] vroeg in de uitzending van [2024] om 13:30 uur, aandacht voor de gepleegde overval op de Aldi van 21 juni 2024.
Een proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, opgesteld door [B] , van 10 oktober 2024, voor zover inhoudende:
Op bevel van de officier van justitie, met machtiging van de rechter-commissaris, werden in dit onderzoek de telefoongesprekken van telefoonnummer [telefoonnummer 1] opgenomen en afgeluisterd. Uit gegevens van de CIOT bleek de tenaamgestelde van dit telefoonnummer [medeverdachte 1] , [adres 2] te [plaats] . Op [2024] omstreeks 13:41 uur werd [medeverdachte 1] gebeld door een onbekende man met telefoonnummer [telefoonnummer 2] (CIOT: pre-paid). Ik hoorde [medeverdachte 1] zeggen dat hij op school zat. [telefoonnummer 2] vertelde dat de torrie online is en dat [........] geveegd is. [medeverdachte 1] vroeg over hemzelf. [telefoonnummer 2] vertelde dat hij safe is, bij hem zag je niks. Bij [medeverdachte 1] zie je een beetje zijkant. [........] gewoon met zijn gezicht vol. Bron: Taplijn TA006, gesprek 1865.
Een proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, opgesteld door [B] , van 22 oktober 2024, voor zover inhoudende:
Op bevel van de officier van justitie, met machtiging van de rechter-commissaris, werden in dit onderzoek de telefoongesprekken van telefoonnummer [telefoonnummer 2] opgenomen en afgeluisterd. Op 15 oktober 2024 omstreeks 08:14 uur werd [verdachte (voornaam)] gebeld door verdachte [medeverdachte 1] . In dit telefoongesprek waarschuwde [medeverdachte 1] dat [verdachte (voornaam)] moet uitkijken als hij naar huis gaat. De politie staat bij [medeverdachte 1] in huis. Bron: Taplijn TA010, gesprek 52.
Opmerking verbalisant:
Vrijwel zeker is dit op het moment dat de politie in de woning van [medeverdachte 1] staat, [adres 2] te [plaats] . De vader van [medeverdachte 1] had vanuit de woning naar [medeverdachte 1 (voornaam)] gebeld om te zeggen dat [medeverdachte 1 (voornaam)] naar huis moet komen.
Op 16 oktober 2024 omstreeks 19:15 uur belde [verdachte (voornaam)] naar NNman op telefoonnummer [telefoonnummer 3] (CIOT: [verdachte] , [adres 3] , [postcode 2] [plaats] ). In dit telefoongesprek vraagt [telefoonnummer 3] waarom [verdachte (voornaam)] niet opneemt als pa belt. Hierop zegt [verdachte (voornaam)] vanwege die torrie. Bron: Taplijn TA010, gesprek 1126.
Een proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, opgesteld door [B] , van 22 oktober 2024, voor zover inhoudende:
Dit onderzoek was gericht op de identificatie van de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] , wie in afgeluisterde telefoongesprekken [verdachte (voornaam)] werd genoemd.
Gelet op het feit:
- dat [telefoonnummer 2] door verdachte [medeverdachte 1] werd gewaarschuwd als de politie bij [medeverdachte 1] thuis was;
- dat het CIOT-adres van [telefoonnummer 3] de [adres 3] 2 te [plaats] is;
- Op dat adres personen een broer en zus, genaamd [verdachte (voornaam)] en [D (voornaam)] , wonen;
- dat [telefoonnummer 3] en [D (voornaam)] in verschillende gesprekken met * [telefoonnummer 2] praten over pa of papa;
- dat [telefoonnummer 4] een gemeenschappelijk contact is van [telefoonnummer 2] en verdachte [medeverdachte 1] ,kan vrijwel zeker gesteld worden dat de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] de volgende persoon is: [verdachte] , geboren op [2002] te [plaats] en wonende aan de [adres 3] , [postcode 2] in [plaats] .
Een proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door [C] , van 22 oktober 2024, voor zover inhoudende:
Ik bekeek de verkeersgegevens van * [telefoonnummer 2] , vermoedelijk in gebruik bij verdachte [verdachte] , en zag dat deze op vrijdag 21 juni 2024 rond 19:00 uur nog verbinding maakte met netwerkantennes in de nabije omgeving van zijn woning aan de [adres 3] te [plaats] . De eerstvolgende registraties waren om 19:54 uur en 20:02 uur met een netwerkantenne aan de [adres 4] te [plaats] , waarbij de betreffende Aldi in het vermoedelijke dekkingsgebied lag. Op basis hiervan achtte ik het zeer waarschijnlijk dat de gebruiker van * [telefoonnummer 2] , waarschijnlijk [verdachte] , in de nabije omgeving van de Aldi aan de [straat] [nummer] te [plaats] was op het moment dat deze overvallen werd.
3.3.3.Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit bewezen om de volgende redenen.
De verdachte heeft de poging tot een overval gepleegd
Het [.] opsporingsprogramma [opsporingsprogramma] vroeg in de uitzending van
[2024] om 13:30 uur aandacht voor de poging tot een overval op de ALDI in [plaats] op 21 juni 2024. Tijdens deze uitzending zijn beelden getoond van de drie daders van de (poging tot) overval. Op de beelden waren uiterlijke kenmerken van deze daders te zien. Op [2024] omstreeks 13:41 uur, ongeveer 10 minuten na de uitzending van [opsporingsprogramma] , werd medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: de medeverdachte) gebeld door de verdachte. In dit gesprek vertelde de verdachte aan de medeverdachte dat ‘de torrie online is en dat [........] geveegd is’. Ook zei hij ‘ [........] gewoon met zijn gezicht vol’. De medeverdachte vroeg toen over hemzelf. De verdachte vertelde dat hij safe (de rechtbank begrijpt: veilig) was, bij hem zag je niks. En dat bij de medeverdachte de zijkant een beetje te zien was.
Op 15 oktober 2024 werd de verdachte door de medeverdachte gebeld. In dit telefoongesprek waarschuwde de medeverdachte dat de verdachte moest uitkijken als hij naar huis ging, omdat de politie bij de medeverdachte in huis stond. Deze medeverdachte is op dezelfde dag opgepakt in verband met de overval op de ALDI. Hij heeft uiteindelijk bekend dat hij één van de drie daders was van de overval en dat hij de hiervoor genoemde telefoongesprekken gevoerd had.
Uit de historische verkeersgegevens van de telefoon van de verdachte blijkt dat hij in de nabije omgeving van de ALDI was op het moment van de overval.
De rechtbank stelt vast dat de getapte telefoongesprekken en de telefoonlocatie concrete aanknopingspunten bevatten met de poging tot overval. Het telefoongesprek tussen de verdachte en de medeverdachte op [2024] sluit namelijk precies aan bij de beelden van het tv-programma [opsporingsprogramma] . Op deze beelden is immers bij één van de daders een groter deel van zijn gezicht te zien, bij de andere dader is een beperkt deel van het gezicht te zien en bij een derde dader zijn geen gezichtskenmerken te zien. De verdachte beschrijft wat bij de medeverdachte te zien was. Bij hem zelf was niks te zien, hij was dus ‘veilig’. Uit het gesprek blijkt dus duidelijk dat de verdachte wist welke personen deze overval gepleegd hadden en dat hij hier zelf ook bij was en aan meedeed. Dit wordt bevestigd door het telefoongesprek van 15 oktober 2024, waarin de verdachte door de medeverdachte wordt gewaarschuwd voor de politie.
Medeplegen
Uit het dossier blijkt dat de drie daders, waaronder de verdachte, vlak voor sluitingstijd en kort na elkaar de ALDI in zijn gelopen. Zij waren alle drie vermomd. De rechtbank leidt hieruit af dat er voorafgaand aan de poging overval een afspraak gemaakt is over de plaats en het tijdstip waarop de drie daders elkaar zouden treffen. Ook blijkt hieruit dat zij hadden afgesproken om onherkenbaar te zijn. Eenmaal binnen was hun handelen op elkaar afgestemd. Eén van de daders plaatste op een gegeven moment producten op de band van de kassa. Een tweede dader kwam daar bij staan. Op het moment dat één van de daders bij de kassa bleef staan, liepen de twee andere daders het magazijn in. De derde dader en de kassamedewerker volgden hen hierna naar het magazijn. In het magazijn zijn beide medewerkers vastgepakt en bedreigd met een mes. Bij één van de medewerkers is het gelukt om zijn handen met tie-wraps vast te binden op zijn rug. Bij de andere medewerker is dit geprobeerd. De drie daders waren daar steeds bij aanwezig. Geen van de daders heeft op enig moment ingegrepen of zich van de ander gedistantieerd. Uit het voorgaande blijkt een vooraf afgesproken nauwe en bewuste samenwerking van de drie daders gericht op het overvallen van de ALDI. Toen een van de winkelmedewerkers het mes van de daders pakte zijn de drie daders gevlucht.
De bijdrage van elke dader, waaronder die van de verdachte, is van wezenlijk en van voldoende gewicht geweest. Daarom is het ten laste gelegde medeplegen van de poging overval op de ALDI bewezen.