Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Zitting
- [verdachte] ;
- de moeder van [verdachte] ;
- de officier van justitie: mr. M. Kamper;
- de advocaat van [verdachte] : mr. L.F.M. Meles, advocaat in Almere;
- de advocaat van de benadeelde partij [slachtoffer] : mr. P.C. Schouten, advocaat in Breda;
- de deskundige [A] , jeugdreclasseringswerkster bij de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de WSS);
- de deskundige [B] , raadsonderzoeker bij de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
2.Tenlastelegging
3.Bewijs
- de bekennende verklaring van de verdachte op de zitting van 11 november 2025;
- een proces-verbaal van aangifte van 21 januari 2025;
4.Kwalificatie en strafbaarheid
5.Straf en maatregel
- een jeugddetentie van 150 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 78 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met de bijzondere voorwaarden zoals die door de Raad zijn geadviseerd;
- een gedragsbeïnvloedende maatregel (hierna: GBM) voor de duur van 12 maanden, met daaraan gekoppeld de door de Raad geadviseerde voorwaarden en wanneer [verdachte] dit niet verricht er 12 maanden jeugddetentie tegenover staan.
- de ernst van het feit zoals hiervoor omschreven;
- dat de afpersing in vereniging en in de nacht heeft plaatsgevonden en
- dat gelet op de hiervoor genoemde eerdere veroordelingen, sprake is van recidive terwijl [verdachte] nog in een proeftijd liep.
6.Vordering benadeelde partij
8.Toegepaste wetsartikelen
9.De beslissing
jeugddetentievan
150 dagen;
jeugddetentieeen gedeelte van
78 dagen,
ni
et zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat [verdachte] de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
2 (twee) jarenvast;
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het derde lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- zijn school en/of werk bezoekt volgens zijn rooster;
- meewerkt aan de invulling van een positieve vrijetijdsbesteding in de vorm van sport en/of werk;
- inzicht geeft in zijn netwerk en financiën;
- meewerkt aan hulpverlening vanuit Samen Sterk zolang dit door de jeugdreclasseerder noodzakelijk wordt geacht;
- meewerkt aan agressieregulatietherapie vanuit Samen Sterk of een andere instelling;
- meewerkt aan een uithuisplaatsing als de jeugdreclasseerder dit noodzakelijk acht;
- meewerkt aan (individuele en/of systemische) behandeling bij de Waag/Fornhese/Therapeutisch Centrum GGZ of een soortgelijke instelling zolang de jeugdreclasseerder dit noodzakelijk acht;
maatregel betreffende het gedrag van de jeugdigevoor de duur van
12 (twaalf) maanden, die eruit bestaat dat [verdachte] :
- zijn school en/of werk bezoekt volgens zijn rooster;
- meewerkt aan de invulling van een positieve vrijetijdsbesteding in de vorm van sport en/of werk;
- inzicht geeft in zijn netwerk en financiën;
- meewerkt aan hulpverlening vanuit Samen Sterk zolang dit noodzakelijk wordt geacht door de jeugdreclasseerder;
- meewerkt aan agressieregulatietherapie vanuit Samen Sterk of een andere instelling;
- meewerkt aan een uithuisplaatsing als de jeugdreclasseerder dit noodzakelijk acht;
- meewerkt aan (individuele en/of systemische) behandeling bij de Waag/Fornhese/Therapeutisch Centrum GGZ of een soortgelijke instelling zolang de jeugdreclasseerder dit noodzakelijk acht;
- meewerkt aan ITB-Harde Kern zolang dit noodzakelijk wordt geacht;
- zich houdt aan het locatiegebod op [adres] , [postcode] te [plaats] of een andere locatie in overleg met de jeugdreclassering. Daarbij heeft hij een aaneengesloten blok van 12 respectievelijk 15 uur ter invulling van zijn activiteiten (sport, hobby's, school, werk, behandeling), zoals met de jeugdreclassering wordt afgesproken. Als de jeugdreclassering het noodzakelijk acht om voor een doelmatige uitvoering van het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden de periode, tijd of locatie aan te passen dan zal zij hierover overleggen met de Raad voor de Kinderbescherming. Het locatiegebod zal worden gecontroleerd door middel van een elektronisch monitoringmiddel, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
dadelijk uitvoerbaaris;
twaalf (12) maanden;
- wijstde vordering van [slachtoffer]
gedeeltelijk toetot een bedrag van
€ 3.000,-bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade; - veroordeelt [verdachte] tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2025 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt [verdachte] hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander of anderen (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, [verdachte] (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer] wat betreft de materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- wijst de vordering van [slachtoffer] wat betreft het meer gevorderde ten aanzien van de immateriële schade af;
- veroordeelt [verdachte] ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan [verdachte] de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 3.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2025 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling zal geen gijzeling worden toegepast;
- bepaalt dat [verdachte] van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;