ECLI:NL:RBMNE:2025:6512

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 december 2025
Publicatiedatum
5 december 2025
Zaaknummer
16/088704-25
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugstransportzaak met onvoldoende bewijs van wetenschap van softdrugs

Op 5 december 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de uitvoer van softdrugs. De zaak betreft een incident op 6 maart 2025, waarbij een transportbedrijf een partij laminaat ophaalde bij de opslagloods van een medeverdachte. Tijdens de controle door de douane werd een grote hoeveelheid hennep en hasjiesj aangetroffen, verstopt in de pallets met laminaat. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van veertien maanden, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de softdrugs.

De rechtbank constateerde dat de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte lijnrecht tegenover elkaar stonden. De medeverdachte verklaarde dat hij op verzoek van de verdachte de loods had gehuurd en dat de verdachte betrokken was bij het transport. De rechtbank vond de verklaring van de medeverdachte geloofwaardig, maar oordeelde dat er onvoldoende ander bewijs was om de wetenschap van de verdachte te bevestigen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen, omdat de ontkennende verklaring van de verdachte niet weerlegd kon worden en er geen wettig en overtuigend bewijs was voor zijn betrokkenheid bij het drugstransport.

De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van de rechtbank in het beoordelen van de geloofwaardigheid van getuigenverklaringen. De rechtbank verklaarde niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde feit had gepleegd en sprak hem vrij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: Utrecht
Parketnummer: 16/088704-25
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudig kamer van 5 december 2025 in de strafzaak van:
[verdachte] ,
geboren op [1992] in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres: [adres] in [woonplaats] ,
hierna: de verdachte.
Inleiding
Op 6 maart 2025 heeft transportbedrijf [bedrijf] een partij laminaat opgehaald bij de opslagloods van de medeverdachte in [plaats] . De zending was bestemd voor een adres in Ierland en is door de verdachte aan de chauffeur overgedragen. Op de locatie van het transportbedrijf in Veenendaal heeft de douane in de zending een grote hoeveelheid hennep en hasjiesj aangetroffen, die was verstopt in een verborgen ruimte tussen het laminaat.

1.Zitting

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 21 november 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
  • de verdachte;
  • de officier van justitie: mr. S.K. Lanning-Steijn;
  • de advocaat van de verdachte: mr. R. Al-Aukaili.

2.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:
primair
op 6 maart 2025 in Veenendaal en/of Nieuwveen samen met (een) ander(en) 39 kilogram hennep en/of 52 kilogram hasjiesj uit Nederland heeft gevoerd;
subsidiair
op 6 maart 2025 in Veenendaal en/of Nieuwveen, samen met (een) ander(en), heeft geprobeerd om voornoemde hoeveelheden hennep en/of hasjiesj uit Nederland te voeren.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in de bijlage bij dit vonnis.
3. Vrijspraak
3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde medeplegen van de uitvoer van drugs. De verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] over de betrokkenheid van de verdachte bij de uitvoer van de softdrugs is concreet en vindt steun in het dossier. Ook zijn er op de telefoon van de verdachte afbeeldingen van softdrugs en berichten die wijzen op drugshandel aangetroffen. De verklaring van de verdachte dat hij als vriendendienst de pallets met laminaat heeft afgeleverd, vindt de officier van justitie niet geloofwaardig, mede gelet op de uitlatingen die de verdachte tegen de chauffeur van het transportbedrijf heeft gedaan.
De officier van justitie eist dat aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, wordt opgelegd.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank om de verdachte vrij te spreken, omdat niet bewezen kan worden dat de verdachte wetenschap had van de softdrugs in de pallets met laminaat.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Uit de camerabeelden blijkt dat de verdachte op 6 maart 2025 de pallets met laminaat aan de chauffeur van het transportbedrijf heeft gegeven. De verdachte bekent dit ook. Hij ontkent echter enige wetenschap te hebben gehad van de aanwezigheid van de softdrugs in de pallets met laminaat. De verdachte verklaart dat hij als vriendendienst voor de medeverdachte [medeverdachte] de pallets met laminaat heeft afgegeven.
Medeverdachte [medeverdachte] verklaart echter dat hij op verzoek van de verdachte een loods heeft gehuurd, van waaruit het laminaat naar het buitenland werd vervoerd. Hij bestelde in opdracht van de verdachte laminaat en regelde ook dat het laminaat door het transportbedrijf naar het buitenland werd vervoerd. Medeverdachte [medeverdachte] verklaart dat hij verder niet betrokken was bij de uitvoer van de softdrugs. Zo zou hij sinds oktober 2024 niet meer bij de loods zijn geweest en zou de sleutel van de loods in het bezit van de verdachte zijn geweest.
De rechtbank constateert dat de verklaring van de verdachte en de verklaring van de medeverdachte lijnrecht tegenover elkaar staan. De rechtbank vindt de verklaring van de medeverdachte dat er een derde bij het transport betrokken was geloofwaardig. De medeverdachte verklaart namelijk niet alleen over deze derde belastend, maar ook over zichzelf, wat bijdraagt aan zijn betrouwbaarheid. Ook weegt mee dat zijn verklaring op verschillende onderdelen steun vindt in het dossier. Zo blijkt uit het dossier dat rond verschillende transportmomenten op de rekening van de medeverdachte contante stortingen werden gedaan, die passen bij de transportkosten van het laminaat. Omdat de medeverdachte verklaart dat de verdachte als derde betrokken was bij het drugstransport, vormt dit een sterke aanwijzing voor de wetenschap van de verdachte van de softdrugs in de pallets met het laminaat.
De rechtbank oordeelt echter dat het dossier, naast de verklaring van de medeverdachte, onvoldoende ander bewijs bevat dat de verdachte wetenschap had van de softdrugs in de door hem overhandigde pallets met laminaat. Dat kan ook niet worden afgeleid uit de door de officier van justitie genoemde omstandigheden. Hoewel het opvallend is dat de verdachte zich bij de chauffeur van het transportbedrijf (gedeeltelijk) voordeed als eigenaar van de pallets met laminaat en niet heeft gezegd dat hij een vriendendienst verrichtte, volgt daaruit niet dat de verdachte (dus) wist dat er in de zending drugs was verstopt. De ontkennende verklaring van de verdachte kan op basis van deze getuigenverklaring of andere in het dossier bevindende bewijsmiddelen ook niet worden weerlegd. Dat op de telefoon van de verdachte foto’s van hennep en (enkele) druggerelateerde berichten zijn aangetroffen, is wellicht opvallend te noemen, maar onvoldoende voor het vaststellen van de betrokkenheid (en daarmee de wetenschap) van de verdachte bij het drugstransport. Het is immers niet duidelijk door wie en/of wanneer deze foto’s zijn gemaakt en of dit verstuurde en/of ontvangen berichten betreffen.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de softdrugs in de door hem overhandigde pallets met laminaat. De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van de beschuldiging.

4.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat de verdachte het primaire en het subsidiaire feit heeft gepleegd en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.R.H. Koekoek, voorzitter, mr. K. de Meulder en mr. S.D. Groen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van Bergeijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 december 2025.
Bijlage: De gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
primairhij op of omstreeks 6 maart 2025 te Veenendaal en/of Nieuwveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet,
- een hoeveelheid van ongeveer 39000 gram, in elk geval een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, en/of
- een hoeveelheid van ongeveer 52000 gram, in elk geval een hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
immers heeft verdachte en/of één of meer van zijn mededaders opzettelijk
- de eerdergenoemde hoeveelheden hennep en/of hasjiesj in een lading parketvloeren verborgen, en/of
- de lading parketvloeren voorzien van een adressering in Ierland, althans een adres in het buitenland, en aldus de lading parketvloeren gereed gemaakt voor verzending van de eerdergenoemde hoeveelheden hennep en/of hasjiesj naar Ierland, althans naar het buitenland, en/of
- de lading parketvloeren laten ophalen op de [adres] te [plaats] , en/of
- de lading parketvloeren laten vervoeren naar een distributiecentrum in Veenendaal voor export naar Ierland, althans het buitenland;
subsidiairhij op of omstreeks 6 maart 2025 te Veenendaal en/of Nieuwveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van zijn verdachte en/of een of meer anderen voorgenomen misdrijf om opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland te brengen,
- een hoeveelheid van ongeveer 39000 gram, in elk geval een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, en/of
- een hoeveelheid van ongeveer 52000 gram, in elk geval een hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s),
- deze hoeveelheid hennep en/of hasjiesj verborgen in een lading parketvloeren, en/of
- de lading op laten halen op de [adres] te [plaats] , en/of
- de lading laten vervoeren naar een distributiecentrum in Veenendaal voor export naar Ierland,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.