ECLI:NL:RBMNE:2025:6513

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 december 2025
Publicatiedatum
5 december 2025
Zaaknummer
16/080023-25
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen en bewezenverklaring van medeplichtigheid aan uitvoer van softdrugs met strafoplegging

Op 5 december 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van de uitvoer van softdrugs. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, omdat zijn bijdrage niet van voldoende gewicht was om van een nauwe en bewuste samenwerking te spreken. Wel werd bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplichtigheid aan de uitvoer van softdrugs. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 165 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 120 uren. De zaak kwam aan het licht toen op 6 maart 2025 een transportbedrijf een partij laminaat ophaalde bij de verdachte, waarin een grote hoeveelheid hennep en hasjiesj was verstopt. De verdachte had een opslagplaats gehuurd en het transport geregeld, maar beweerde niet op de hoogte te zijn geweest van de drugs. Tijdens de zitting op 21 november 2025 werd de zaak inhoudelijk behandeld, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte medeplichtig was aan de uitvoer van de drugs, maar niet dat hij het primair ten laste gelegde feit had gepleegd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn schuldenproblematiek en zijn inspanningen om deze aan te pakken. De opgelegde straf was in lijn met de ernst van het feit, maar de rechtbank vond een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht niet passend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: Utrecht
Parketnummer: 16/080023-25
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudig kamer van 5 december 2025 in de strafzaak van:
[verdachte] ,
geboren op [1975] in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres [adres] in [woonplaats] ,
hierna: de verdachte.
Inleiding
Op 6 maart 2025 heeft transportbedrijf [bedrijf 1] een partij laminaat opgehaald bij de opslagloods van de verdachte in [plaats] . De zending was bestemd voor een adres in Ierland en is door de medeverdachte aan de chauffeur overgedragen. Op de locatie van het transportbedrijf in Veenendaal heeft de douane in de zending een grote hoeveelheid hennep en hasjiesj aangetroffen, die was verstopt in een verborgen ruimte tussen het laminaat.

1.Zitting

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 21 november 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
  • de verdachte;
  • de officier van justitie: mr. S.K. Lanning-Steijn;
  • de advocaat van de verdachte: mr. M.S. van Norden.

2.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:
primair
op 6 maart 2025 in Veenendaal en/of Nieuwveen samen met (een) ander(en) 39 kilogram hennep en/of 52 kilogram hasjiesj uit Nederland heeft gevoerd;
subsidiair
in de periode van 3 maart 2025 tot en met 6 maart 2025 in Veenendaal en/of Nieuwveen opzettelijk behulpzaam is geweest bij de uitvoer van voornoemde hoeveelheden hennep en/of hasjiesj uit Nederland;
meer subsidiair
op 6 maart 2025 in Veenendaal en/of Nieuwveen, samen met (een) ander(en), heeft geprobeerd om voornoemde hoeveelheden hennep en/of hasjiesj uit Nederland te voeren;
meest subsidiair
in de periode van 3 maart 2025 tot en met 6 maart 2024
(de rechtbank begrijpt: 2025) in Veenendaal en/of Nieuwveen behulpzaam is geweest bij een poging tot uitvoer van voornoemde hoeveelheden hennep en/of hasjiesj uit Nederland.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in de bijlage bij dit vonnis.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde medeplegen van de uitvoer van drugs. Volgens de officier van justitie kan wel bewezen worden dat de verdachte hieraan medeplichtig is, zoals subsidiair ten laste gelegd.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank om de verdachte vrij te spreken van het primair ten laste gelegde feit. De advocaat van de verdachte voert geen verweer over het bewijs van het subsidiair ten laste gelegde feit.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het primaire feit (het medeplegen van de uitvoer van softdrugs)
De rechtbank oordeelt, in lijn met de standpunten van de officier van justitie en de advocaat, dat de bijdrage van de verdachte aan de uitvoer van de hennep en de hasjiesj niet van voldoende gewicht was om van een nauwe en bewuste samenwerking te spreken. De verdachte heeft de drugs ook niet zelf uitgevoerd. Het primair ten laste gelegde feit is daarom niet bewezen en de rechtbank zal de verdachte daarvan vrijspreken.
Bewezenverklaring van het subsidiaire feit (medeplichtigheid aan de uitvoer van softdrugs)
De verdachte bekent dat hij het subsidiair ten laste gelegde feit heeft gepleegd, zoals dit hieronder bewezen is verklaard. Namens hem is ook niet om vrijspraak van dat feit gevraagd. In die situatie hoeft de rechtbank niet de inhoud van de bewijsmiddelen op te schrijven. De rechtbank noemt daarom alleen de bewijsmiddelen [1] waarop zij haar oordeel baseert:
- de bekennende verklaring van de verdachte op zitting van 21 november 2025;
- een proces-verbaal van bevindingen, inhoudende het aantreffen van de hennep en de hasjiesj in de pallets met laminaat; [2]
- een proces-verbaal van bevindingen, inhoudende het testen en het wegen van de aangetroffen hennep en hasjiesj. [3]
Bewijsoverweging
De hennep en hasjiesj zijn door de tussenkomst van de douane niet daadwerkelijk buiten het grondgebied van Nederland gebracht. Uit artikel 1, vijfde lid, van de Opiumwet en vaste rechtspraak volgt echter dat onder de uitvoer van verdovende middelen niet alleen het daadwerkelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen wordt begrepen, maar ook het verrichten van handelingen die zijn gericht op de opslag, het verdere vervoer of de overdracht van verdovende middelen voorafgaand aan de feitelijke uitvoer, bijvoorbeeld het ten uitvoer aanbieden van verdovende middelen. Dit maakt dat sprake is van (medeplichtigheid aan) de uitvoer van hennep en hasjiesj en niet van een poging daartoe. Het subsidiair ten laste gelegde feit is daarom wettig en overtuigend bewezen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat
subsidiair
een of meer (onbekend gebleven) personen, op 6 maart 2025 te Nieuwveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland hebben gebracht als bedoeld in artikel 1 onder 5 van de Opiumwet,
- een hoeveelheid van ongeveer 39000 gram hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II en
- een hoeveelheid van ongeveer 52000 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde een middel als bedoeld de bij die wet behorende lijst II,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 3 maart 2025 tot en met 6 maart 2025 in Nederland, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- een opslagplaats aan de [adres] te [plaats] , te verschaffen,
- het contact te leggen met het transport bedrijf [bedrijf 1] via verdachte zijn bedrijf [bedrijf 2] ,
- het transport naar Ierland op verdachte zijn naam te regelen via het bedrijf [bedrijf 1] , en
- het transport te financieren via de bankrekening op naam van verdachte zijn bedrijf [bedrijf 2] .
De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet.
4. Kwalificatie en strafbaarheid
4.1
KwalificatieHet bewezenverklaarde feit levert het volgende strafbare feit op:
subsidiair: medeplichtigheid aan het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
4.2
Strafbaarheid feit en de verdachteHet feit en de verdachte zijn strafbaar.

5.Straf

5.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat de verdachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf van 270 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 255 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren,
- een taakstraf van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis als de verdachte deze taakstraf niet (goed) uitvoert.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte verzoekt om te volstaan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest van 15 dagen, eventueel aan te vullen met een voorwaardelijke gevangenisstraf en/of een taakstraf.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van deze straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder de verdachte dit feit heeft gepleegd. Ook weegt de rechtbank het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden mee.
Ernst en omstandigheden van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de medeplichtigheid aan de uitvoer van 39 kilogram hennep en 52 kilogram hasjiesj. Deze softdrugs zaten verstopt in pallets met laminaat. De verdachte heeft op verzoek van (een) ander(en) een loods op zijn naam gehuurd om pallets met laminaat naar het buitenland te vervoeren. Hoewel de verdachte op een gegeven moment vermoedde dat het laminaat werd gebruikt om verdovende middelen naar het buitenland te smokkelen, heeft dit er niet toe geleid dat de verdachte is gestopt met het regelen van het transport. De verdachte heeft desondanks het laminaat aangemeld bij een transportbedrijf en ook voor het transport betaald.
De verdachte heeft hiermee een bijdrage geleverd aan de (internationale) handel in softdrugs. Softdrugs leveren een gevaar op voor de volksgezondheid, nu deze verslavend zijn en regelmatig gebruik hiervan in de regel schadelijke gevolgen met zich brengt op lichamelijk, psychisch en sociaal vlak. Ook gaat de handel in (soft)drugs dikwijls gepaard met andere vormen van (gewelddadige) criminaliteit, die de maatschappij veel overlast bezorgen.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van de verdachte van 20 oktober 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De reclassering heeft op 6 oktober 2025 een rapportage over de verdachte opgesteld. De schulden en beïnvloedbaarheid van de verdachte worden als risicofactoren voor delictgedrag gezien. Over de overige leefgebieden van de verdachte zijn geen zorgen. De verdachte heeft een betaalde baan en heeft zijn woning verkocht om schulden af te betalen. Ook heeft hij een steunend (familiair) netwerk. Tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis is gewerkt aan het verminderen van de risicofactoren. De verdachte heeft een training cognitieve vaardigheden succesvol afgerond en is gestart bij de schuldhulpverlening van de gemeente. De reclassering vindt verdere interventies en toezicht niet nodig en schat het recidiverisico in op laag.
De reclassering adviseert om aan de verdachte een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Volgens de reclassering leidt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf er (mogelijk) toe dat de verdachte zijn baan en inkomen verliest, waardoor hij zijn schulden niet meer kan aflossen. Dit zal de re-integratie van de verdachte dan ook niet ten goede komen. Het heeft daarom de voorkeur van de reclassering om aan de verdachte een taakstraf op te leggen in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Strafkader
Om in vergelijkbare zaken zoveel mogelijk gelijk te straffen, werken strafrechters met landelijke oriëntatiepunten. Deze zijn gebaseerd op opgelegde straffen in andere, vergelijkbare zaken. Voor de uitvoer van softdrugs bestaan geen specifieke oriëntatiepunten. Voor het aanwezig hebben van softdrugs is als oriëntatiepunt geformuleerd een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden bij een hoeveelheid van 25 tot 250 kilo.
De aard en ernst van het feit rechtvaardigen in beginsel oplegging van een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de 15 dagen die de verdachte in voorarrest heeft gezeten. De rechtbank ziet echter, net als de officier van justitie, aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken en heeft hierbij het volgende laten meewegen. Allereerst weegt mee dat de verdachte heeft verklaard over zijn betrokkenheid bij het transport van de softdrugs. Hoewel niet is uit te sluiten dat de verdachte een grotere rol had, heeft hij hiermee in zoverre verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Daarnaast heeft de verdachte tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis gewerkt aan het verminderen van de risicofactoren. Zo heeft hij een training cognitieve vaardigheden gevolgd en is hij gestart met schuldhulpverlening. Verder weegt mee dat de verdachte vanwege zijn schuldenproblematiek kwetsbaar was en dat hij als gevolg daarvan een verkeerde keuze heeft gemaakt. Hoewel de verdachte de gevolgen daarvan moet ondervinden, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht onder deze omstandigheden niet passend.
Gelet op dit alles legt de rechtbank aan de verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 165 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis als de verdachte deze taakstraf niet of niet goed uitvoert.
De rechtbank volgt het advies van de reclassering en zal aan het voorwaardelijk strafdeel geen bijzondere voorwaarden verbinden, behalve een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] .
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het - al geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.
6. Toegepaste wetsartikelen
De opgelegde straf is gebaseerd op de volgende wetsartikelen:
  • artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 48 en 49 van het Wetboek van Strafrecht;
  • artikelen 3 en 11 Opiumwet
7. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat de verdachte het primaire feit heeft gepleegd en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiaire feit heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 3.4 is omschreven;
- verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 4.1 is vermeld;
strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf van 180 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (15 dagen), bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 165 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarden en/of bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee (2) jarenvast;
- als
algemene voorwaardengelden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- als
bijzondere voorwaardegeldt dat de verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal hebben met medeverdachte
[medeverdachte] , geboren op [1992] , voor zolang het Openbaar Ministerie dit nodig acht;
- waarbij aan de politie de opdracht wordt gegeven om toezicht te houden op het contactverbod;
- veroordeelt de verdachte tot
een taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis;
voorlopige hechtenis
- heft op het – al geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.R.H. Koekoek, voorzitter, mr. K. de Meulder en mr. S.D. Groen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van Bergeijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 december 2025.
Bijlage: De gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 6 maart 2025 te Veenendaal en/of Nieuwveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet,
- een hoeveelheid van ongeveer 39000 gram, in elk geval een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, en/of
- een hoeveelheid van ongeveer 52000 gram, in elk geval een hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
immers heeft verdachte en/of één of meer van zijn mededaders opzettelijk
- de eerdergenoemde hoeveelheden hennep en/of hasjiesj in een lading parketvloeren verborgen, en/of
- de lading parketvloeren voorzien van een adressering in Ierland, althans een adres in het buitenland, en aldus de lading parketvloeren gereed gemaakt voor verzending van de eerdergenoemde hoeveelheden hennep en/of hasjiesj naar Ierland, althans naar het buitenland, en/of
- de lading parketvloeren laten ophalen op de [adres] te [plaats] , en/of
- de lading parketvloeren laten vervoeren naar een distributiecentrum in Veenendaal voor export naar Ierland, althans het buitenland;
subsidiair
[medeverdachte] en/of een of meer (onbekend gebleven) personen, op of omstreeks 6 maart 2025 te Veenendaal en/of te Nieuwveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland hebben gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 onder 5 van de Opiumwet,
- een hoeveelheid van ongeveer 39000 gram, in elk geval een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, en/of
- een hoeveelheid van ongeveer 52000 gram, in elk geval een hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 3 maart 2025 tot en met 6 maart 2025 in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- een opslagplaats aan de [adres] te [plaats] , te verschaffen, en/of
- het contact te leggen met het transport bedrijf [bedrijf 1] via verdachte zijn bedrijf [bedrijf 2] , en/of
- het transport naar Ierland, althans het buitenland, op verdachte zijn naam te regelen via het bedrijf [bedrijf 1] , en/of
- het transport te financieren via de bankrekening op naam van verdachte zijn bedrijf [bedrijf 2] ;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 6 maart 2025 te Veenendaal en/of Nieuwveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van zijn verdachte en/of een of meer anderen voorgenomen misdrijf om opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland te brengen,
- een hoeveelheid van ongeveer 39000 gram, in elk geval een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, en/of
- een hoeveelheid van ongeveer 52000 gram, in elk geval een hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s),
- deze hoeveelheid hennep en/of hasjiesj verborgen in een lading parketvloeren, en/of
- de lading op laten halen op de [adres] te [plaats] , en/of
- de lading laten vervoeren naar een distributiecentrum in Veenendaal voor export naar Ierland, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair
[medeverdachte] en/of een of meer (onbekend gebleven) personen, op of omstreeks 6 maart 2025 te Veenendaal en/of te Nieuwveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van zijn verdachte en/of een of meer anderen voorgenomen misdrijf om opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland te brengen,
- een hoeveelheid van ongeveer 39000 gram, in elk geval een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, en/of
- een hoeveelheid van ongeveer 52000 gram, in elk geval een hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- deze hoeveelheid hennep en/of hasjiesj verborgen in een lading parketvloeren, en/of
- de lading op laten halen op de [adres] te [plaats] , en/of
- de lading laten vervoeren naar een distributiecentrum in Veenendaal voor export naar Ierland,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks in of omstreeks de periode van 3 maart 2025 tot en met 6 maart 2024 te Veenendaal en/of te Nieuwveen, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- een opslagplaats aan de [adres] te [plaats] te verschaffen, en/of
- het contact te leggen met het transport bedrijf [bedrijf 1] via verdachte zijn bedrijf [bedrijf 2] , en/of
- het transport naar Ierland, althans het buitenland, op verdachte zijn naam te regelen via het bedrijf [bedrijf 1] , en/of
- het transport te financieren via de bankrekening op naam van verdachte zijn bedrijf [bedrijf 2] .

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie Eenheid Landelijke Expertise en Operaties met proces-verbaalnummer PL00900-2025072098, doorgenummerd pagina 1 tot en met 457. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344 eerste lid onder 5 van het Wetboek van Strafvordering worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van 7 maart 2025, pagina’s 28 en 29.
3.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] d.d. 13 maart 2025, pagina 80.