ECLI:NL:RBMNE:2025:6566

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 december 2025
Publicatiedatum
9 december 2025
Zaaknummer
16/024427-25; 16/381563-24 (t.t.z. gevoegd)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging en overtreding van een gedragsaanwijzing door verdachte over twee periodes

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 9 december 2025 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van belaging en het overtreden van een gedragsaanwijzing. De verdachte heeft gedurende twee periodes zijn ex-partner, aangeduid als [slachtoffer], gestalkt door haar herhaaldelijk te bellen, berichten te sturen en haar op te zoeken bij haar woning. De eerste periode van belaging vond plaats van 26 oktober 2024 tot en met 30 november 2024, en de tweede periode van 9 december 2024 tot en met 16 januari 2025. De verdachte heeft zijn gedrag bekend en verklaarde dat dit voortkwam uit liefdesverdriet. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging, waarbij de impact op het slachtoffer zwaar meegewogen werd. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 100 uur. Tevens werd een contactverbod opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], tot schadevergoeding van € 79,99, volledig toegewezen werd, inclusief wettelijke rente vanaf de datum van aankoop van een videodeurbel. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van de kosten van de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: Lelystad
Parketnummers: 16/024427-25; 16/381563-24 (t.t.z. gevoegd)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudig kamer van 9 december 2025 in de strafzaak van:
[verdachte],
geboren op [1972] in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres [adres] te [woonplaats] ,
hierna: de verdachte.

1.Zitting

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 25 november 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
  • de verdachte;
  • de officier van justitie: mr. G.A. Hoppenbrouwers;
  • de advocaat van de verdachte: mr. Y. Finani.

2.Tenlastelegging

De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16-381563-24 en 16/024427-25 ten laste gelegde feiten respectievelijk als feit 1 en de feiten 2 en 3.
De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:
feit 1
in de periode van 26 oktober 2024 tot en met 30 november 2024 te Laren, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft belaagd;
feit 2
in de periode van 9 december 2024 tot en met 20 januari 2025 te Laren, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft belaagd;
feit 3
in de periode van 9 december 2024 tot en met 20 januari 2025 te Laren, althans in Nederland, een contactverbod heeft overtreden.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in bijlage 1 bij dit vonnis.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdachte de feiten 1, 2 en 3 heeft gepleegd.
De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 3.3.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank om de verdachte gedeeltelijk vrij te spreken van de feiten 1, 2 en 3, namelijk van een gedeelte van de in de beschuldiging genoemde periodes. De verweren van de advocaat van de verdachte worden - voor zover van belang voor de beoordeling - hierna besproken in paragraaf 3.3.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewijsmiddelen
De rechtbank oordeelt dat de feiten 1, 2 en 3 zijn bewezen. De rechtbank baseert dit oordeel op de bewijsmiddelen die in bijlage II van dit vonnis staan.
Er zijn meerdere feiten bewezen verklaard. De bewijsmiddelen worden alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarover deze gaan.
3.3.2.
Bewijsoverwegingen
Beoordeling belaging
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad zijn voor de beantwoording van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b lid 1 Sr van belang de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Deze factoren dienen niet afzonderlijk te worden afgewogen, maar in onderlinge samenhang en totaliteit te worden beoordeeld.
[slachtoffer] , aangeefster, heeft haar relatie met de verdachte na ongeveer twee jaar beëindigd. Zij heeft de verdachte vervolgens laten weten dat zij geen contact meer met hem wilde. De politie heeft op 26 oktober 2024 een stopgesprek gevoerd met de verdachte, waarbij hem duidelijk is gemaakt dat hij geen contact meer mocht opnemen met aangeefster. Desondanks heeft de verdachte herhaaldelijk geprobeerd contact te zoeken, door haar te bellen, via verschillende applicaties berichten te sturen en haar zelfs meerdere keren bij haar huis op te zoeken.
Na zijn aanhouding op 30 november 2024, een politieverhoor en de oplegging van een gedragsaanwijzing, heeft de verdachte opnieuw veelvuldig contact gezocht met aangeefster. In de ten laste gelegde periode heeft de verdachte haar meer dan duizend keer gebeld en honderden berichten gestuurd. De verdachte probeerde aangeefster dus op elke mogelijke manier te bereiken. Dit deed de verdachte terwijl het voor hem volstrekt duidelijk was dat dit contact ongewenst was. Tijdens zijn politieverhoren en tijdens de zitting heeft de verdachte deze gedragingen bekend. Hij heeft verklaard dat zijn gedrag voortkwam uit liefdesverdriet en onbegrip voor de situatie, en erkend dat zijn gedrag fout en ontoelaatbaar was.
Uit de verklaringen van aangeefster blijkt dat het gedrag van de verdachte een grote invloed heeft gehad op haar persoonlijke levenssfeer. Aangeefster heeft verklaard dat zij bang was dat de verdachte haar iets zou aandoen. Doordat de verdachte haar niet met rust liet heeft zij zich regelmatig onveilig en angstig gevoeld.
De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheden, in onderlinge samenhang en in hun totaliteit bezien, een wederrechtelijke, stelselmatige en opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster heeft gehad. Door het veelvuldig bellen, berichten sturen en haar op te zoeken bij haar huisadres, is aangeefster gedwongen geweest het contact met de verdachte te dulden, en is haar ook vrees aangejaagd. Vanaf het moment van het stopgesprek had voor de verdachte voldoende duidelijk moeten zijn dat zijn gedrag moest stoppen. Al met al kan wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging.
Beoordeling pleegperiodes
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat de kwalificatie van belaging pas kan gelden na de aangifte op 14 november 2024, omdat er tot die tijd sprake zou zijn geweest van wederkerig contact tussen de verdachte en aangeefster, met wisselende signalen en een onderlinge dynamiek van aantrekken en afstoten. Gedurende deze periode kan volgens de verdediging daarom niet worden vastgesteld dat er sprake is geweest van opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer.
De rechtbank volgt dit verweer niet. Naar het oordeel van de rechtbank doet het feit dat aangeefster enkele berichten naar de verdachte heeft gestuurd – die grotendeels inhielden dat zij geen contact meer wenste – er niet aan af dat in deze periode sprake was van een opzettelijke inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer. Het enkele feit dat aangeefster incidenteel heeft gereageerd op berichten van de verdachte, doet ook niets af aan de stelselmatigheid van het onwenselijke gedrag, en maakt ook niet dat er gesproken kan worden van wederkerig contact. De rechtbank gaat daarom uit van de pleegperiode vanaf 26 oktober 2025, de datum van het stopgesprek.
Daarnaast is ten aanzien van de pleegperiode van feit 2 door de verdediging aangevoerd dat er pas vanaf 20 december 2024 concreet bewijs is van communicatie vanuit de verdachte, en dat de verdachte van de periode daarvóór moet worden vrijgesproken. Ook dit verweer volgt de rechtbank niet. Uit de aangifte blijkt dat aangeefster op 9 december 2024 werd gebeld vanaf een nummer dat weergegeven werd met "No caller ID”. Aangeefster herkende de stem van de verdachte toen zij de telefoon opnam. In de daaropvolgende periode is zij herhaaldelijk gebeld door onbekende nummers, en hoorde zij op momenten dat ze de telefoon opnam de stem van de verdachte. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de inhoud van de aangifte te twijfelen. De aangifte is consistent en betrouwbaar, en de verdachte zelf heeft verklaard dat hij na zijn eerdere aanhouding weer regelmatig contact heeft gezocht met aangeefster. Gelet hierop, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte vanaf 9 december 2024 weer contact heeft gezocht met aangeefster. Het laatste bericht van de verdachte aan aangeefster dateert van 16 januari 2025. De rechtbank overweegt dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte daarna nog rechtstreeks contact heeft gezocht met aangeefster. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van belaging na 16 januari 2025.
Alles overwegend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in de periode van 26 oktober 2024 tot en met 30 november 2024 en de periode van 9 december 2024 tot en met 16 januari 2025 schuldig heeft gemaakt aan belaging van aangeefster.
Overtreden contactverbod
Naast belaging acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in de periode van 9 december 2024 tot en met 20 januari 2025 meermalen schuldig gemaakt aan het overtreden van een gedragsaanwijzing. De verdachte heeft in deze periode meerdere keren, direct dan wel indirect, contact opgenomen met aangeefster. Voor de volledigheid merkt de rechtbank op dat de verdachte op 20 januari 2025 nog een bericht heeft gestuurd aan een vriendin van aangeefster en daarmee indirect contact met de aangeefster heeft gezocht. De verdachte heeft dit feit bekend, en voor dit feit is ook geen vrijspraak bepleit.
Beoordeling pleegplaatsen
Behalve de ongewenste bezoeken aan het huisadres van aangeefster is voor de rechtbank niet komen vast te staan dat de feiten zich in [woonplaats] hebben afgespeeld. In andere woorden is onduidelijk gebleven vanaf welke locatie verdachte de feiten heeft gepleegd. Om die reden gaat de rechtbank er in de bewezenverklaring van uit dat alle feiten
in Nederlandzijn gepleegd.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
feit 1
op meerdere tijdstippen in de periode van 26 oktober 2024 tot en met 30 november 2024 in Nederland, wederrechtelijk, stelselmatig en opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door die [slachtoffer] :
- veelvuldig ongewenst te bezoeken op diens huisadres, en
- veelvuldig via verschillende applicaties berichten te sturen, en
- veelvuldig te bellen,
met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te dulden;
feit 2in de periode van 09-12-2024 t/m 16-01-2025 in Nederland, wederrechtelijk, stelselmatig en opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- die [slachtoffer] veelvuldig te bellen,
- die [slachtoffer] meermalen berichten te sturen via social media, WhatsApp en sms,
met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te dulden;
feit 3in de periode van 09-12-2024 t/m 20-01-2025 in Nederland, meermalen opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 1 december 2024, gegeven door de officier van justitie te arrondissement Midden-Nederland, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich moet onthouden van contact met [slachtoffer] , door direct/indirect meermaals telefonisch contact met die [slachtoffer] op te nemen en meermaals berichten te sturen naar die [slachtoffer] .
De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet.

4.Kwalificatie en strafbaarheid

4.1
KwalificatieDe bewezen feiten leveren de volgende strafbare feiten op:
feit 1, feit 2:belaging
feit 3:opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd
4.2
Strafbaarheid feiten en verdachteDe feiten en de verdachte zijn strafbaar.

5.Straf en/of maatregel

5.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat de verdachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf van één maand, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden kort gezegd een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en een contact- en locatieverbod;
- een taakstraf van 150 uur, te vervangen door 75 dagen hechtenis als de verdachte deze taakstraf niet of niet goed uitvoert.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte verzoekt om bij het opleggen van een straf rekening te houden met het feit dat de verdachte al ruim 11 maanden onder een schorsingstoezicht staat, en dat dit goed verloopt. Daarnaast verzoekt de advocaat rekening te houden met het feit dat de verdachte onlangs al een behandeling bij De Waag positief heeft afgerond. De verdediging stelt zich op het standpunt dat een contact- en locatieverbod niet nodig is, mede omdat aangeefster zelf heeft aangegeven dat zij dat niet meer nodig vindt. Tot slot vraagt de advocaat rekening te houden met het feit dat de verdachte zes dagen per week werkt, en dat hij een taakstraf enkel op zondagen zou kunnen verrichten.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze feiten heeft gepleegd. Ook weegt de rechtbank het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden mee.
Ernst en omstandigheden van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-partner. Ondanks dat aan verdachte in een stopgesprek door de politie duidelijk was gemaakt dat aangeefster geen contact met hem wilde, heeft hij haar veelvuldig gebeld, berichten gestuurd en haar opgezocht bij haar woning. Dit gedrag heeft het leven van aangeefster gedurende een forse periode beheerst. Niet alleen heeft het een grote impact gehad op haar persoonlijke levenssfeer, maar ook heeft zij angst ervaren. Aangeefster was bang dat de verdachte haar iets zou aandoen. De dwingende manier waarop de verdachte contact probeerde te houden met aangeefster en de lange duur waarin verdachte geprobeerd heeft contact te zoeken, vindt de rechtbank zorgelijk.
Zelfs een aan de verdachte uitgereikte gedragsaanwijzing, waarbij hem een contact- en locatieverbod is opgelegd, heeft hem er niet van weerhouden contact te zoeken. Het feit dat de verdachte deze gedragsaanwijzing – bedoeld als ultiem middel – meermalen heeft overtreden, heeft wederom een ernstige inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid van aangeefster en toont bovendien een grote onachtzaamheid ten aanzien van de openbare orde en de officier van justitie.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank houdt rekening met het uittreksel justitiële documentatie van 20 oktober 2025 dat betrekking heeft op de verdachte. Daaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Verder houdt de rechtbank rekening met een reclasseringsrapport van het Leger des Heils van 15 juli 2025. Uit dit rapport blijkt dat het risico op recidive, letsel en het onttrekken aan voorwaarden als laag wordt ingeschat. Het rapport geeft aan dat de verdachte zijn vaardigheden in het omgaan met emoties en (relatie-)problemen onvoldoende heeft ontwikkeld en adviseert daarom een ambulante behandeling ter voorkoming van recidive. Daarnaast wordt geadviseerd om de verdachte een meldplicht bij de reclassering en een contact- en locatieverbod op te leggen.
De rechtbank slaat ook acht op een e-mail van 7 november 2025 die de advocaat van de verdachte ter terechtzitting heeft overhandigd, waaruit blijkt dat een al opgestarte behandeling bij De Waag positief is afgesloten. De regiebehandelaar bij De Waag schrijft in het e-mailbericht dat de verdachte tijdens de behandeling inzicht heeft getoond in zijn gedraging, zich zeer goed heeft ingezet voor zijn behandeldoelen, en dat het recidiverisico, evenals het zogenoemde "Stalking Risk Profile", als laag wordt ingeschat.
Strafkader
De rechtbank vindt het positief dat de verdachte tot het besef is gekomen dat zijn gedrag ontoelaatbaar is geweest en dat het niet meer mag gebeuren. Het handelen van de verdachte lijkt voort te zijn gekomen uit liefdesverdriet en een gevoel van onmacht over de situatie waarin hij verkeerde. Hoewel zijn gedrag onacceptabel is geweest, lijkt het er op dit moment niet op dat dit gedrag zich opnieuw zal voordoen, wat wordt bevestigd door het reclasseringsrapport en de positief afgeronde behandeling bij De Waag. In strafmatigende zin neemt de rechtbank verder mee dat de verdachte al 11 maanden onder schorsingstoezicht staat en dat hij zich hierin meewerkend heeft opgesteld. De ernst van de feiten maakt dat een taakstraf passend is, maar de rechtbank zal, gezien de genoemde omstandigheden, een lagere taakstraf opleggen dan door de officier van justitie is geëist. Wel acht de rechtbank, net als de officier van justitie, een voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur passend. Gezien het lage recidiverisico en de voltooide behandeling bij de Waag, ziet de rechtbank geen meerwaarde in het langer onder behandeling of toezicht houden van de verdachte bij de reclassering. De rechtbank vindt het wel belangrijk dat er een contactverbod blijft gelden. Hoewel onduidelijk is of aangeefster zich nog in Nederland bevindt, is een contactverbod zekerheidshalve wenselijk om te voorkomen dat oude patronen zich zullen herhalen. De rechtbank ziet geen meerwaarde in het opleggen van een locatieverbod bovenop het contactverbod.
Gelet op dit alles legt de rechtbank aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 100 uur op, te vervangen door 50 dagen vervangende hechtenis bij het niet (naar behoren) uitvoeren daarvan, met aftrek van het voorarrest.
Daarnaast legt de rechtbank aan de verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als voorwaarde dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect – contact zoekt met aangeefster.
De voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

6.Vordering benadeelde partij

6.1.
Vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich gesteld als benadeelde partij en vordert de verdachte te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van € 79,99, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit een vergoeding van materiële schade, voor de aankoop van een videodeurbel.
6.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering benadeelde partij toe te wijzen, met toepassing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.3.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen opmerkingen gemaakt over de vordering benadeelde partij.
6.4.
Oordeel van de rechtbank
De vordering tot vergoeding van materiële schade is voldoende onderbouwd en door de verdediging niet betwist. Op grond van het dossier en het onderzoek op de zitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de bewezen verklaarde feiten, voor het gevorderde bedrag. De rechtbank wijst de vordering daarom geheel toe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2025 – de dag van aankoop van de videodeurbel – tot de dag van volledige betaling. De rechtbank legt daarnaast ten behoeve van [slachtoffer] de schadevergoedingsmaatregel op.

7.Toegepaste wetsartikelen

De opgelegde straffen zijn gebaseerd op de volgende wetsartikelen:
- artikel 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 184a, 285b van het Wetboek van Strafrecht,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11. De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat de verdachte de feiten 1, 2 en 3 heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 3.4 is omschreven;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 4.1 is vermeld;
strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf en/of maatregel
- veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf van 1 (één) maand;
- bepaalt dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] (geboren [1993] ), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- veroordeelt de verdachte tot
een taakstraf van 100 (honderd) uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer]
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 79,99, bestaande uit een vergoeding voor materiële schade;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2025 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt de verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt de verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 79,99 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2025 tot de dag van volledige betaling, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;

voorlopige hechtenis

- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. van Woudenberg, voorzitter, mr. R.B. Eigeman en mr. S.M. van Meer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Dam, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 december 2025.
De jongste rechter is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 16/381563-24
hij op, een of meerdere tijdstippen, in de periode van 26 oktober 2024 tot en met 30 november 2024 te Laren, althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] ,
door die [slachtoffer] :
- veelvuldig, althans eenmaal, ongewenst te bezoeken op diens huisadres, en/of
- veelvuldig, althans eenmaal, via (verschillende) applicaties berichten te sturen, en/of
- veelvuldig te bellen,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
in de zaak met parketnummer 16-024427-25feit 1
hij in of omstreeks de periode van 09-12-2024 t/m 20-01-2025 te Laren, althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] ,
door
- die [slachtoffer] veelvuldig, althans meermalen, te bellen,
- die [slachtoffer] meermalen berichten te sturen via social media en/of WhatsApp en/of sms,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
feit 2
hij in of omstreeks de periode van 09-12-2024 t/m 20-01-2025 te Laren, althans in Nederland,
meermaalen opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 1 december 2024, gegeven door de officier van justitie te arrondissement Midden-Nederland,
kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich moet onthouden van contact met [slachtoffer] ,
door direct/indirect meermaals telefonisch contact met die [slachtoffer] op te nemen en/of meermaals berichten te sturen naar die [slachtoffer] .
Bijlage II: Bewijsmiddelen
De verklaring van verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik na het stopgesprek met de politie op 26 oktober 2024 weer contact heb opgenomen met aangeefster, terwijl ik had gezegd dat ik dat niet zou doen. Dat ik na het stopgesprek veelvuldig heb gebeld, kan best kloppen. Als ik geen reactie krijg, blijf ik bellen totdat ik wél een reactie krijg. Het klopt ook dat ik veel berichten naar haar heb gestuurd. Daarnaast ben ik een keer bij haar huis geweest, waarna zij hard begon te gillen en naar de buurvrouw ging. Ik kan mij voorstellen dat dit hinderlijk is geweest voor aangeefster en dat zij bang is geworden. Na de gedragsaanwijzing van 1 december 2024 heb ik opnieuw contact opgenomen met aangeefster. Ik heb gebeld en berichten gestuurd.
Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] van 14 november 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [1]
Op 26 oktober 2024 is er een stopgesprek gevoerd met [verdachte] . [2] Dit heeft echter niet geholpen, want hij bleef mij nog steeds bellen en contacten. Vervolgens heeft hij mij tot aan 31 oktober 2024 ontzettend vaak geprobeerd te bellen, ik denk wel meer dan 300 keer. Hij belde mij op verschillende manieren, met zijn eigen nummer, anoniem, maar ook via Instagram. Ik heb een paar keer opgenomen en gezegd dat hij moet stoppen met bellen, hier luistert hij niet naar. Ik woon in [woonplaats] . [3] Op 31 oktober hoorde ik iemand mij naam roepen toen ik bijna thuis was. [4] Ik zag daarna gelijk dat dit [verdachte] was. Hij wilde met mij praten. Ik heb toen gezegd dat hij weg moest gaan. [5] Hij heeft mij vervolgens weer elke dag gebeld, ik heb één keer opgenomen om duidelijk te maken dat hij moest stoppen. Hier luisterde hij wederom niet naar en bleef maar bellen. Op 5 november 2024 stuurde mijn bovenbuurvrouw een berichtje dat [verdachte] weer voor mijn woning stond, dat hij ongeveer 15 minuten lang aan heeft gebeld en dat hij toen weg is gegaan. Op 10 november 2024 was een vriendin van mij in mijn woning. Zij vertelde mij dat [verdachte] voor de deur stond en dat zij had opengedaan. Vervolgens is [verdachte] weer weggegaan omdat ik niet thuis was. Hij heeft mij in de tussentijd nog meerdere berichten gestuurd via Instagram. Op 13 november 2024 was ik in mijn woning. Ik hoorde gebonk op de deur en zag dat het [verdachte] was. Hij bleef bonken en ik heb toen direct de politie gebeld. Ik wil dat dit stopt. Ik ben ontzettend bang voor hem en ik ben bang dat hij mij echt iets gaat aandoen.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door [verbalisant 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik deed onderzoek in de mobiele telefoon van verdachte. [6] Ik zocht hier naar hoe vaak er gebeld was met de aangever. Ik zag dat zij op 30 november 2024 alleen al 49 keer gebeld was.
Ik opende de applicatie Instagram en bekeek een gesprek tussen [verdachte] en de aangever. [7] Ik zag dat er dagelijks berichten werden gestuurd door [verdachte] naar de aangever, maar dat de aangever geen enkel bericht terug stuurde. Ik zag dat [verdachte] meerdere keren via Instagram belde met aangever en berichten stuurde.
Ik opende de applicatie Berichten. Hier zijn de sms berichten te lezen. De berichten lopen door tot 23 november 2024. De strekking van deze berichten zijn dat [verdachte] de aangever erg mist en haar wilt spreken en ook stelt hij haar op 16 november 2024 voor om naar een hotel te gaan om sex te hebben waarbij zij dan 200 euro zou krijgen. Ik las een bericht op 23 november 2024 waarin [verdachte] haar verteld dat hij haar zo erg mist en naar haar toe wilt komen.
Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] van 15 januari 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [8]
[verdachte] is aangehouden op 30 november 2024 en weer vrijgelaten op 1 december 2024. [9] Hij heeft een gedragsaanwijzing gekregen om geen contact, op welke manier dan ook, met mij op te nemen. Hier heeft hij zich niet aan gehouden. Het eerste moment dat hij weer contact met mij heeft opgenomen is geweest op 9 december 2024. Ik zag dat er gebeld werd met een onbekend nummer en toen ik opnam hoorde ik een mannenstem zeggen (die ik herkende als [verdachte] ) "Hallo [bijnaam] ." [bijnaam] is een koosnaam die hij voor mij gebruikt. Ik heb direct het gesprek beëindigd. Op 10 december 2024 ben ik weer gebeld met een onbekend nummer, ik heb niet opgenomen. Op 23 december 2024 zag ik dat er in mijn scherm stond “papa mama”, dit zijn de ouders van [verdachte] . Ik nam de telefoon op en hoorde een mannenstem die ik herkende als [verdachte] en hij zei "Hallo [bijnaam] how are you?".
Op 26 december 2024 ben ik gebeld met een onbekend telefoonnummer, ik heb niet opgenomen. [10] Diezelfde dag zag ik weer een inkomend onbekend telefoonnummer, ik dacht al dat hij het was en heb opgenomen om hem te zeggen dat hij moest stoppen. Toen ik opnam hoorde ik hem zeggen "Hallo [bijnaam] Happy Christmas”. Ik heb direct opgehangen. Op dit moment voel ik mij onveilig er zijn twee collega's die met mij meelopen naar huis vanaf werk en ook in mijn huis slapen. Ik durf niet meer alleen te zijn. De situatie moet nu echt stoppen.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door [verbalisant 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb de door de provider verstrekte telefoongegevens van [verdachte] tussen 19 oktober 2024 en 16 januari 2025 onderzocht. [11] Ik heb de volgende bevindingen opgedaan. [verdachte] heeft tussen 19 oktober 2024 en 16 januari 2025 in totaal 1222 keer telefonisch contact opgenomen met aangeefster. [verdachte] heeft in diezelfde tijd 143 sms-berichten naar aangeefster gestuurd. Aangeefster heeft tussen 20 oktober 2024 en 16 januari 2025 geen telefonisch contact opgenomen en geen sms-berichten naar [verdachte] gestuurd.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door [verbalisant 3] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[verdachte] stuurde op 12 januari 2025 berichten via Whatsapp en Imessage. [12] Hij nam op de volgende manieren contact op met aangever:
Via Imessage:
- Zondag 12 januari 2025: 5 berichten en 1 foto;
- Maandag 13 januari 2025: Een link van Youtube met een muzieknummer en een bericht.
Via Whatsapp:
- Dinsdag 14 januari 2025: 9 berichten, 5 keer oproepen en 1 video-oproep.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door [verbalisant 4] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik deed onderzoek naar de inhoud van een chatgesprek tussen [verdachte] en een account met de naam: " [bijnaam] ". [13] Ik weet ambtshalve dat de naam [bijnaam] wordt gebruikt door de aangeefster. Ik bekeek de berichten vanaf 1 december 2024, en ik zag dat het eerste bericht in deze periode was op 6 januari 2025. Ik zag dat dit bericht afkomstig was van het account van [verdachte] en dat hier het volgende in stond: "Noes iam realy broken You not angry I hope Sometimes I wil hear you voice". Ik zag dat hierna meerdere berichten werden gestuurd vanaf het account van [verdachte] . Ik zag dat er niet gereageerd werd op deze berichten. [14]
Een proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door [verbalisant 5] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 20 januari 2025 kreeg ik een Whatsapp-bericht van [slachtoffer] . [15] Zij schreef dat [verdachte] een vriend van [slachtoffer] een berichtje had gestuurd. Bovenaan stond de tekst die [verdachte] schreef: "Ik hoop dat ik morgen weer naar huis kan. Wil jij het nog een keer zeggen a.u.b. Jullie hebben van mij geen last meer want ik ben klaar".
Een geschrift, te weten een gedragsaanwijziging ex. art. 509hh Sv van 1 december 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De officier van justitie beveelt de verdachte zich te onthouden van contact met de volgende persoon: [slachtoffer] .;
Bepaalt dat zulks met zich brengt dat verdachte noch direct (zelf), noch indirect (middels anderen) op enigerlei wijze contact (niet middels telefoon, niet middels internet, niet via enig ander communicatiemiddel, noch middels direct persoonlijk contact, noch middels schriftelijke middelen) zal hebben met genoemde persoon. De gedragsaanwijzing gaat in met ingang van de dag van uitreiking en blijft van kracht voor een periode van 90 dagen.

Voetnoten

2.Pagina 15.
3.Pagina 14.
4.Pagina 15.
5.Pagina 16.
6.Pagina 118.
7.Pagina 121.
9.Pagina 32.
10.Pagina 33.
11.Pagina 188.
12.Pagina 47.
13.Pagina 121.
14.Pagina 122.
15.Pagina 67.