Op 7 oktober 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. L.A. Fischer, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest. Verzoekster had een verzoek ingediend om vergoeding van haar proceskosten na de intrekking van een besluit door het college. Het college had in een e-mailbericht van 17 juli 2025 laten weten dat verzoekster, haar nichtje en hun twee kinderen niet zouden worden toegelaten tot de gemeentelijke opvang voor Oekraïense ontheemden. Hiertegen had verzoekster bezwaar gemaakt en om een voorlopige voorziening gevraagd. Op 18 juli 2025 heeft het college echter aangegeven bereid te zijn om verzoekster en haar familie tijdelijk op te vangen, waarna zij opvang zouden krijgen in de gemeente Veenendaal. Hierdoor heeft verzoekster haar verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en verzocht om vergoeding van haar proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het college niet heeft gereageerd op het verzoek om proceskostenvergoeding, wat door de voorzieningenrechter werd geïnterpreteerd als geen bezwaar tegen de vergoeding. De proceskosten zijn vastgesteld op € 907,-, en het college is veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoekster. Daarnaast moet het college ook het griffierecht aan verzoekster vergoeden. De uitspraak is gedaan zonder zitting, op basis van de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de uitspraak.