ECLI:NL:RBMNE:2025:6623

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 december 2025
Publicatiedatum
12 december 2025
Zaaknummer
11933023 LV EXPL 25-40 RD/960
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming sociale huurwoning wegens gebrek aan hoofdverblijf en verstek

Op 12 december 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, een kort geding vonnis uitgesproken in een zaak tussen de stichting Woonstichting Centrada en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. T. Mulder, vorderde ontruiming van een sociale huurwoning omdat de gedaagde partij, die sinds augustus 2025 in detentie verblijft, geen hoofdverblijf meer heeft in de gehuurde woning. De gedaagde partij was gedagvaard voor de zitting op 1 december 2025, maar is niet verschenen. De kantonrechter heeft verstek verleend en de vordering van Centrada beoordeeld. Centrada stelde dat de gedaagde partij in strijd met de huurvoorwaarden handelt door geen hoofdverblijf in de woning te hebben. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van Centrada niet onrechtmatig of ongegrond was, gezien de lange wachtlijsten voor sociale huurwoningen en de verantwoordelijkheid van Centrada om deze woningen aan woningzoekenden aan te bieden. De rechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, en tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 1.120,46. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
zaaknummer: 11933023 LV EXPL 25-40 RD/960
Kort geding verstekvonnis van 12 december 2025
inzake
de stichting
WOONSTICHTING CENTRADA,
gevestigd te Lelystad,
verder ook te noemen Centrada,
eisende partij,
gemachtigde: mr. T. Mulder,
tegen:
[gedaagde partij],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen en buiten het Koninkrijk der Nederlanden,
verder ook te noemen [gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Bij gewone en openbaar betekende dagvaarding, met producties 1 tot en met 14, van 31 oktober 2025 is [gedaagde partij] gedagvaard voor de terechtzitting van 1 december 2025.
1.2.
Op de zitting zijn namens Centrada de bewonersconsulenten [A] en
[B] verschenen met de gemachtigde. [gedaagde partij] is niet verschenen.
1.3.
Verder was [C] (verder ook te noemen [C] ) aanwezig. Laatstgenoemde kon niet aantonen dat zij door [gedaagde partij] gemachtigd was om namens hem het woord te voeren. Tegen [gedaagde partij] is daarom verstek verleend.
1.4.
Centrada heeft haar standpunt op de zitting toegelicht.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald. Na de mondelinge behandeling op 1 december 2025 is er nog een brief van [C] binnengekomen waarin zij, kortgezegd, aandacht vraagt voor de mogelijke gevolgen van deze zaak voor haar en haar kind. De inhoud van deze brief is terzijde gelaten omdat [C] geen partij is in deze procedure.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde partij] huurt sinds 4 februari 2021 van Centrada een sociale huurwoning aan het [adres] te [woonplaats] (hierna: de “
sociale huurwoning”). In de huurovereenkomst tussen Centrada en [gedaagde partij] is het huurreglement (de algemene huurvoorwaarden) van Centrada van toepassing verklaard. Op grond van artikel 6.3 van de algemene huurvoorwaarden moet de huurder het exclusieve hoofdverblijf in de gehuurde woning hebben.
2.2.
[gedaagde partij] verblijft in ieder geval sinds augustus 2025 (en mogelijk langer) in [plaats] . Ook op dit moment verblijft [gedaagde partij] nog in [plaats] . Bij terugkeer in Nederland moet [gedaagde partij] een gevangenisstraf van 717 dagen uitzitten. Centrada heeft [gedaagde partij] op 28 augustus 2025 gesommeerd om de huurovereenkomst op te zeggen, maar hier is niet op gereageerd.
2.3.
[C] verblijft met het minderjarige kind van haar en [gedaagde partij] in de sociale huurwoning.

3.Het geschil

3.1.
Centrada vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde partij] te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis de woning staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres] met
al degenen die zich daar in bevinden en al datgene dat zich daarin bevindt te verlaten, te
ontruimen en in oorspronkelijke, onbeschadigde en schone staat op te leveren, onder
afgifte van de sleutels ten kantore van Centrada, met het verbod de woning na de
ontruiming opnieuw te betrekken c.q. te gebruiken;
II. [gedaagde partij] te veroordelen in de kosten van de procedure, met bepaling dat [gedaagde partij] de
wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is vanaf acht dagen na dagtekening van
het in dezen te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede tot betaling
van de nakosten.
3.2.
Centrada stelt dat [gedaagde partij] al langere tijd geen hoofdverblijf heeft in het gehuurde. Op korte termijn zal hier ook geen sprake van zijn. Onduidelijk is wanneer [gedaagde partij] terugkeert naar Nederland en na terugkeer zal hij hier zijn gevangenisstraf uit moeten zitten. Centrada is niet bereid om het (mede)huurderschap aan [C] toe te kennen. Om tegemoet te komen aan de belangen van het minderjarige kind van [gedaagde partij] en [C] is Centrada bereid om over een verlenging van de ontruimingstermijn te praten. De inschrijfduur van [C] is lang genoeg om voor een eigen woning in aanmerking te komen.

4.De beoordeling

4.1.
Centrada vordert ontruiming van het gehuurde.
4.2.
[gedaagde partij] is niet verschenen terwijl hij correct is gedagvaard. [gedaagde partij] heeft (dus) geen verweer gevoerd tegen de stellingen en vordering van Centrada. De vordering komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor.
4.3.
[gedaagde partij] heeft al lange tijd geen hoofdverblijf in de sociale huurwoning. Hij handelt daardoor in strijd met de algemene huurvoorwaarden. Bovendien is er geen zicht op een spoedige terugkeer in de sociale huurwoning omdat én onduidelijk is wanneer [gedaagde partij] terugkeert uit [plaats] én hij nog 717 dagen in detentie in Nederland moet verblijven. Hier staat tegenover dat Centrada een wettelijke taak en verantwoordelijkheid heeft om sociale huurwoningen aan woningzoekenden aan te bieden. Vast staat dat er voor dit type sociale huurwoning (jarenlange) wachtlijsten zijn.
4.4.
[gedaagde partij] zal de sociale huurwoning daarom moeten ontruimen op de in het dictum van dit vonnis vermelde manier.
4.5.
Centrada heeft rekening willen houden met de belangen van het minderjarige kind van [gedaagde partij] en [C] . Zo heeft Centrada al in februari 2025 met [C] contact gehad over de sociale huurwoning. Ook heeft Centrada bij brief van 14 mei 2025 duidelijkheid geboden door het verzoek op medehuurderschap van de sociale huurwoning van [C] af te wijzen. [C] heeft zich dus al enkele maanden kunnen voorbereiden op de mogelijkheid dat zij de sociale huurwoning binnen afzienbare tijd zou moeten verlaten. Voorts is er rekening gehouden door een ruimere ontruimingstermijn van de sociale huurwoning aan te houden. [gedaagde partij] en [C] zijn een gesprek hierover, zo is onweersproken gesteld, tot op heden uit de weg gegaan. Het komt dan ook voor rekening van [gedaagde partij] dat de ontruiming mogelijk negatieve gevolgen voor zijn kind heeft.
4.6.
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten, inclusief de nakosten, worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Centrada worden begroot op:
- dagvaarding € 307,46
- griffierecht € 135,00
- nakosten € 135,00
- salaris gemachtigde €
543,00
totaal € 1.120,46
De gevorderde rente over de proceskosten wordt als onderstaand toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres] met al degenen die zich daar in bevinden en al datgene dat zich daarin bevindt te verlaten, te ontruimen en in oorspronkelijke, onbeschadigde en schone staat op te leveren, onder afgifte van de sleutels ten kantore van Centrada, met het verbod de woning na de ontruiming opnieuw te betrekken c.q. te gebruiken;
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Centrada, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.120,46, waarin begrepen € 543,00 aan salaris gemachtigde, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling en te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde partij] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Blanke, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 december 2025.