Op 12 december 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, een kort geding vonnis uitgesproken in een zaak tussen de stichting Woonstichting Centrada en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. T. Mulder, vorderde ontruiming van een sociale huurwoning omdat de gedaagde partij, die sinds augustus 2025 in detentie verblijft, geen hoofdverblijf meer heeft in de gehuurde woning. De gedaagde partij was gedagvaard voor de zitting op 1 december 2025, maar is niet verschenen. De kantonrechter heeft verstek verleend en de vordering van Centrada beoordeeld. Centrada stelde dat de gedaagde partij in strijd met de huurvoorwaarden handelt door geen hoofdverblijf in de woning te hebben. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van Centrada niet onrechtmatig of ongegrond was, gezien de lange wachtlijsten voor sociale huurwoningen en de verantwoordelijkheid van Centrada om deze woningen aan woningzoekenden aan te bieden. De rechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, en tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 1.120,46. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.