ECLI:NL:RBMNE:2025:6730

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 november 2025
Publicatiedatum
16 december 2025
Zaaknummer
C/16/582852 / BE ZA 24-66
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling en verdeling van de nalatenschap van een overleden erflaatster met vier kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 november 2025 uitspraak gedaan over de vaststelling en verdeling van de nalatenschap van een overleden erflaatster. De erflaatster, die op [datum] is overleden, had vier kinderen: [A (voornaam)], [B (voornaam)], [C (voornaam)] en [D (voornaam)]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de nalatenschap een waarde heeft van € 46.402,54 en dat ieder van de erfgenamen recht heeft op een gelijk deel van de nalatenschap, zijnde € 11.600,64. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat [B (voornaam)] overbedeeld is met een bedrag van € 27.301,90, terwijl [D (voornaam)] en [C (voornaam)] onderbedeeld zijn met respectievelijk € 9.100,63 en € 6.600,63. De rechtbank heeft [B (voornaam)] veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis aan [A (voornaam)] en [D (voornaam)] de verschuldigde bedragen te betalen. Daarnaast heeft de rechtbank [B (voornaam)] en [C (voornaam)] verplicht om medewerking te verlenen aan het opvragen van bankafschriften van de erflaatster over de periode van vijf jaar voor haar overlijden, op straffe van een dwangsom. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Erfrecht
locatie Utrecht
Vonnis in de gevoegde hoofdzaken van 19 november 2025
in de eerste hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer: C/16/582852 / BE ZA 24-66 van
[A],
wonende in [plaats 1] , gemeente [gemeente] ,
advocaat: mr. J.M.H. Devis,
tegen

1.[B] ,

wonende in [plaats 2] ,
advocaat: mr. J.P. den Besten,
2.
[C],
wonende in [plaats 3] ,
niet verschenen,
3.
[D],
wonende in [plaats 4] ,
advocaat: mr. J.X.C. Peters,
en in de tweede hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer: C/16/585891 BE ZA 24-075
van
[D],
wonende in [plaats 4] ,
hierna: [D (voornaam)]
advocaat: mr. J.X.C. Peters,
tegen

1.[B] ,

wonende in [plaats 2] ,
hierna: [B (voornaam)] ,
advocaat: mr. J.P. den Besten,
2.
[C],
wonende in [plaats 3] ,
niet verschenen,
hierna: [C (voornaam)] ,
3.
[A],
wonende in [plaats 1] , gemeente [gemeente] ,
hierna: [A (voornaam)] ,
advocaat: mr. J.M.H. Devis.

1. De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het vonnis in incident tot voeging van 11 juni 2025 en de daarin genoemde stukken. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van:
- de aanvullende producties (11 t/m 15) van [A (voornaam)] , door de griffie ontvangen op 17 september 2025,
- de overlegging stukken (producties 3 t/m 7) en vermeerdering van eis van [D (voornaam)] , door de griffie ontvangen op 19 september 2025.
1.2.
Mondelinge behandeling van de gevoegde zaken heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 1 oktober 2025. [A (voornaam)] is in persoon verschenen en bijgestaan door haar advocaat. Verder is [A (voornaam)] bijgestaan door mr. Livestro, kantoorgenoot van haar advocaat. Mr. Livestro heeft op schrift gestelde pleitaantekeningen voorgedragen. [D (voornaam)] en [B (voornaam)] zijn eveneens in persoon verschenen en bijgestaan door hun advocaten.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op [2022] is in [plaats 2] overleden mevrouw
[erflaatster], geboren in [plaats 5] op [1938] , met als laatste woonplaats [plaats 2] , hierna: erflaatster.
2.2.
Ten tijde van haar overlijden was erflaatster ongehuwd en niet geregistreerd als partner.
2.3.
Erflaatster is in eerste echt gehuwd geweest met [F] , welk huwelijk door echtscheiding werd ontbonden op [1982] .
2.4.
Erflaatster heeft vier kinderen gekregen: [D (voornaam)] , [B (voornaam)] , [A (voornaam)] en [C (voornaam)] .
2.5.
Op 5 april 1982 heeft erflaatster een testament gemaakt waarin zij niet is afgeweken van het wettelijke versterferfrecht. Op basis van de Nederlandse wet zijn haar vier kinderen haar erfgenamen, ieder voor een gelijk deel. Geen van de kinderen heeft de nalatenschap verworpen.

3.Het geschil

3.1.
[A (voornaam)] vordert dat de rechtbank bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de tussen partijen bestaande gemeenschap als volgt vaststelt:
1. Te bepalen dat de omvang van de nalatenschap van erflaatster € 48.902,54 bedraagt, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
2. Te bepalen dat het erfdeel van elke erfgenaam in de nalatenschap van erflaatster € 12.225,00 is, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
3. Te bepalen dat [B (voornaam)] aan de nalatenschap een bedrag van € 29.674,37 verschuldigd is, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, en te bepalen dat [B (voornaam)] aan [A (voornaam)] het bedrag van € 12.225,64 verschuldigd is en dat [B (voornaam)] binnen tien dagen na betekening van het te wijzen vonnis het bedrag aan [A (voornaam)] dient te voldoen.
3.2.
[D (voornaam)] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. te bepalen dat de omvang van de nalatenschap van erflaatster tenminste
€ 53.269,36 plus p.m. bedraagt, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
2. [B (voornaam)] te veroordelen tot terugbetaling van de door hem van erflaatster geleende bedragen en door hem van de bankrekening van erflaatster onttrokken bedragen aan de nalatenschap, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 7 dagen na dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening;
3. voor zover de nalatenschap een vordering heeft op de echtgenote van [B (voornaam)] te bepalen dat deze vordering wordt toegedeeld aan [B (voornaam)] en hem te veroordelen tot betaling van de overbedelingsvergoeding ter grootte van deze vordering aan ieder van de erfgenamen, ieder voor gelijke delen;
4. te bepalen dat het erfdeel van elke erfgenaam in de nalatenschap van erflaatster 1/4e gedeelte van het onder 1 gemelde bedrag is, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
5. te bepalen dat [B (voornaam)] aan [D (voornaam)] het door haar nog niet verkregen bedrag van € 10.817,34, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 7 dagen na dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening, dient te voldoen en hem te veroordelen tot betaling daarvan aan [D (voornaam)] ;
6. [D (voornaam)] vervangende toestemming te verlenen om een verklaring van erfrecht op te stellen ten aanzien van erflaatster en [D (voornaam)] vervangende toestemming te verlenen de bankafschriften van de bankrekening(en) van erflaatster bij Garantibank op te vragen over de periode van vijf jaar voor sterfdatum erflaatster, althans (subsidiair) [B (voornaam)] en [C (voornaam)] te veroordelen om medewerking te verlenen aan het opstellen van de verklaring van erfrecht en het opvragen van de bankrekening(en) van erflaatster bij Garantibank over de periode van vijf jaar voor sterfdatum erflaatster en wel binnen vijf dagen nadat [D (voornaam)] om medewerking verzoekt op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag voor iedere dat dat zij daarmee in gebreke blijven met een maximum van € 10.000,00;
7. [B (voornaam)] te veroordelen tot het verstrekken van de laptop en telefoon van erflaatster aan [D (voornaam)] , binnen zeven dagen na betekening van het door de rechtbank te wijzen vonnis en [D (voornaam)] te machtigen om tot verkoop over te gaan, onder de bepaling dat die opbrengst dient te worden verdeeld onder de vier erfgenamen.
8. [B (voornaam)] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.3.
[B (voornaam)] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [A (voornaam)] en [D (voornaam)] in hun vorderingen, althans tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van [A (voornaam)] en [D (voornaam)] in de kosten van het geding en met verklaring dat deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad zal zijn, zulks met bepaling dat over die proceskostenveroordeling de wettelijke rente verschuldigd zal zijn met ingang van veertien dagen na de datum van het te dezen wijzen vonnis.

4.De beoordeling

Bezwaar tegen eiswijziging en producties

4.1.
[B (voornaam)] stelt dat [D (voornaam)] de eisvermeerdering te laat heeft ingediend, zodat die buiten beschouwing dient te blijven wegens de beginselen van goede procesorde.
4.2.
De rechtbank neemt aan dat [B (voornaam)] doelt op overschrijding van de 10 kalenderdagen-termijn, genoemd in artikel 5.7 van het procesreglement civiele dagvaardingsprocedures. De rechtbank acht de eisvermeerdering beperkt van omvang en overzichtelijk en ziet daarin aanleiding -indien er sprake zou zijn van overschrijding van de 10 dagen termijn- geen gebruik te maken van zijn bevoegdheid de eisvermeerdering buiten beschouwing te laten.
Ontvankelijkheid van [A (voornaam)] en [D (voornaam)]
4.3.
[B (voornaam)] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [A (voornaam)] en [D (voornaam)] in hun vorderingen.
4.4.
De rechtbank overweegt dat partijen deelgenoten zijn in de nalatenschap van erflaatster. Uit artikel 3:178 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat ieder der deelgenoten in beginsel te allen tijde verdeling van een gemeenschappelijk goed kan vorderen. Uit artikel 3:185 lid 1 BW volgt dat voor zover de deelgenoten en zij wier medewerking vereist is, over een verdeling niet tot overeenstemming kunnen komen, op vordering van de meest gerede partij de rechter de wijze van verdeling gelast of hij zelf de verdeling vaststelt.
[A (voornaam)] en [D (voornaam)] vorderen als deelgenoten de vaststelling van de omvang van de nalatenschap en de verdeling en wijze daarvan. Zij zijn als deelgenoten daartoe bevoegd en derhalve ontvankelijk in hun vorderingen tot vaststelling van de omvang van de nalatenschap en (de wijze van) verdeling.
Omvang van de nalatenschap en vaststelling erfdelen
4.5.
[A (voornaam)] en [D (voornaam)] vorderen de vaststelling van de omvang van de nalatenschap en de vaststelling van de erfdelen van iedere deelgenoot. Deze vorderingen kunnen gelijktijdig worden besproken, omdat niet in het geschil is dat ieder van de deelgenoten voor een gelijk deel tot de nalatenschap is gerechtigd.
4.6.
Volgens [A (voornaam)] bedraagt de omvang van de nalatenschap € 48.902,54, zodat het erfdeel van elke erfgenaam in de nalatenschap van erflaatster afgerond € 12.225,00 bedraagt.
4.7.
De berekening is gebaseerd op leningen van vóór overlijden van erflaatster
aan [B (voornaam)] en zijn echtgenote en uitgaven die [B (voornaam)] na overlijden van erflaatster heeft gedaan. Het erfdeel van elke erfgenaam is (1/4e deel van € 48.902)
€ 12.225,63 afgerond € 12.225,00.
De leningen zijn verstrekt op:
De volgende bedragen heeft [B (voornaam)] uitgegeven zonder toestemming van de overige deelgenoten:
4.8.
[D (voornaam)] sluit zich aan bij de inhoud van de dagvaarding van [A (voornaam)] , met inachtneming van het volgende. Uit de beschikbaar gekomen bankafschriften is te herleiden dat vanaf 23 april 2021, de dag waarop erflaatster op straat in elkaar is gezakt en haar eigen belangen niet meer kon behartigen, een bedrag van tenminste
€ 3.724,97 is overgeboekt van de rekening van erflaatster aan [B (voornaam)] en zijn echtgenote, waarbij zonder nadere verklaring als vaststaand aangenomen kan worden dat die uitgaven betrekking hebben op kosten van [B (voornaam)] en zijn echtgenote en niet op kosten van erflaatster. Deze uitgaven dienen dan ook door [B (voornaam)] te worden terugbetaald aan de nalatenschap. Het gaat hierbij om diverse keren tanken nadat erflaatster in april 2021 in elkaar was gezakt en vanaf dat moment niet meer veel kon, dus ook niet autorijden (bijvoorbeeld 14 mei 2021,
€ 154,25, 17 mei 2021 € 80,02, 23 mei 2021 € 93,87 en zo meer), een nieuwe wc-bril, € 248,91 Apple pay, diverse restaurantbezoeken, opname bij een Geldmaat van
€ 200,00, overboeking van € 500,00 zonder omschrijving en bijvoorbeeld de aanschaf van een wasmachine, één week voor overlijden, voor een bedrag van
€ 581,95. De aanwezige inboedel is niet verdeeld maar verkocht/toegeëigend door [B (voornaam)] zonder overleg.
4.9.
Na datum overlijden zijn ook nog betalingen getraceerd, en wel tot
een bedrag van € 241,85 welke - voor zover [D (voornaam)] kan overzien - niet van doen hebben met kosten van de nalatenschap, zodat deze eveneens hebben te gelden als onterechte onttrekkingen aan de betaalrekening van erflaatster.
4.10.
Indien de omvang van de nalatenschap zou worden vastgesteld aan de hand van de getraceerde gegevens, zou deze uitkomen op € 53.269,36 (€ 25.400,00 +
€ 23.902,54 + € 241,85 + € 3.724,97).
4.11.
Volgens [B (voornaam)] bedraagt de omvang van de nalatenschap - uitgaande van het overzicht van [A (voornaam)] in punt 10 van de inleidende dagvaarding - € 5.000,00 (erfdeel [B] ) + € 5.000 (erfdeel [C] ) + € 2.500 (Nalatenschap overgemaakt aan [D] ) + € 202,54 (Opheffen rekening overgemaakt aan [B] ) +
€ 8.000,00 (minimale waarde sieraden)= € 20.702,54. Iedere deelgenoot is hierin voor een bedrag van € 5.175,64 gerechtigd.
4.12.
Erflaatster had thuis een doos met sieraden staan. Dit betrof met name sieraden uit Iran (21 karaat) waaronder een gouden armband, ring(-en) (waarvan een met robijnen en smaragden), horloges etc. De goudprijs (21 karaat) ligt momenteel rond de € 8.000,00 per 100 gram. [B (voornaam)] schat in dat erflaatster minimaal 100 gram aan goud (21 karaat) in haar sieradendoos had liggen. Dit vertegenwoordigt een waarde van € 8.000,00.
4.13.
[B (voornaam)] had geen vrij spel met betrekking tot het beheren en uitgeven van het geld van erflaatster. [B (voornaam)] behandelde de financiën in overleg en na goedkeuring van erflaatster.
4.14.
Volgens [B (voornaam)] zijn geen leningen aan hem en zijn echtgenote verstrekt. Deze bedragen zijn een tegemoetkoming/vergoeding in de kosten welke [B (voornaam)] en zijn echtgenote van erflaatster ontvingen voor de door hen voor erflaatster verleende mantelzorg en gemaakte (on-)kosten. Reden dat de bedragen onder vermelding van “lening” zijn overgemaakt is gelegen in het feit dat het (eigen) bedrijf van [B (voornaam)] niet goed liep (dit is uiteindelijk ook failliet gegaan) en deze ontvangen bedragen door de curator/fiscus niet als inkomsten/inkomen zouden worden bestempeld en teruggevorderd konden worden. Erflaatster was hiervan op de hoogte en heeft hiermee ingestemd.
[B (voornaam)] geeft aan dat deze vergoeding(-en) in samenspraak met erflaatster zijn overgemaakt, omdat [B (voornaam)] en zijn echtgenote praktisch mantelzorger waren van erflaatster: zij begeleiden erflaatster bij ziekenhuisbezoeken, deden de was, deden de administratie (o.a. belastingaangifte), boodschappen en deden en/of regelden alle praktische zaken voor of namens erflaatster.
4.15.
[B (voornaam)] betwist uitdrukkelijk dat genoemde bedragen aan hem en/of zijn echtgenote ten goede zijn gekomen. Het zijn privéuitgaven van erflaatster c.q. betalingen aan hem en/of zijn echtgenote welke voorvloeien uit de door hen verrichtte mantelzorg aan erflaatster en gemaakte (on-)kosten. Deze uitgaven zijn gedaan in overleg met en na goedkeuring van erflaatster. Ook is er (in het geheel) geen sprake van terug te betalen leningen aan de nalatenschap.
4.16.
De rechtbank overweegt dat er geen boedelbeschrijving is en het ook niet direct duidelijk wordt wat het saldo van de nalatenschap van erflaatster is op de dag van haar overlijden. Daarom zal op basis van de overlegde stukken berekend moeten worden wat de omvang van de nalatenschap van erflaatster is. De rechtbank zal dit per onderdeel hieronder bespreken.
Leningen voor datum overlijden
4.17.
[A (voornaam)] en [D (voornaam)] stellen kortgezegd dat de bedragen die met kenmerk ‘lening’ voor het overlijden van erflaatster zijn overgeboekt aan [B (voornaam)] en zijn echtgenote vermogensbestanddelen van de nalatenschap zijn.
4.18.
[B (voornaam)] betwist dat er sprake is van leningen. Volgens [B (voornaam)] is er sprake van vergoedingen wegens mantelzorg.
4.19.
[B (voornaam)] heeft onvoldoende gemotiveerd weersproken dat de aan hem overgeboekte bedragen (voor het overlijden van erflaatster) leningen zijn. Ter onderbouwing van zijn verweer, heeft [B (voornaam)] onder meer een verklaring overgelegd die namens erflaatster is opgesteld. De echtheid van deze verklaring wordt door [A (voornaam)] en [D (voornaam)] betwist. De rechtbank overweegt dat de omschrijving in de overschrijving van erflaatster aan [B (voornaam)] spreekt over de titel van de overboeking. Bij de overschrijving wordt van leningen gesproken. [B (voornaam)] geeft aan dat hij met erflaatster heeft afgesproken om de omschrijving ‘lening’ te geven, zodat de bedragen niet aan schuldeisers van hem respectievelijk zijn onderneming ten goede zou kunnen komen bij een faillissement. De rechtbank overweegt dat de omschrijving bij de overboeking als bewijs objectief vaststaat en daarom gaat de rechtbank ervan uit dat de leningen aan [B (voornaam)] voor een waarde van € 22.500 tot de nalatenschap van erflaatster behoren.
4.20.
Voorts overweegt de rechtbank dat de echtgenote van [B (voornaam)] niet in deze procedure is betrokken, waardoor zij zich niet heeft kunnen verweren tegen de stelling dat het aan haar overgemaakte bedrag van € 2.900,00 tot de nalatenschap behoort. Dit bedrag zal derhalve niet worden meegenomen bij de berekening van de omvang van de nalatenschap.
Betalingen tijdens leven (buiten de leningen)
4.21.
Volgens [D (voornaam)] zijn bedragen van in totaal € 3.724,97 aan [B (voornaam)] en zijn echtgenote overgeboekt tijdens het leven van erflaatster voor uitgaven die niet ten behoeve van erflaatster gedaan kunnen zijn, omdat zij haar eigen belangen niet meer kon behartigen. Volgens [D (voornaam)] komt dit bedrag de nalatenschap toe.
4.22.
[B (voornaam)] betwist de stelling van [D (voornaam)] . Volgens hem betreffen dit kortgezegd privéuitgaven van erflaatster.
4.23.
De rechtbank overweegt dat [D (voornaam)] onvoldoende heeft bewezen dat het bedrag van € 3.724,97 tot de nalatenschap behoort. Tijdens de zitting is onvoldoende gebleken dat erflaatster (mentaal) onvoldoende haar eigen belangen kon behartigen. Daarmee staat onvoldoende vast dat zij geen opdracht of goedkeuring voor de overboekingen ten behoeve van haarzelf kan hebben gegeven.
4.24.
De rechtbank zal het bedrag van € 3.724,97 derhalve niet meenemen bij de berekening van de omvang van de nalatenschap.
Betalingen / overboekingen na overlijden
4.25.
[A (voornaam)] stelt dat de overboekingen na het overlijden voor een bedrag van
€ 23.902,54 onbevoegd zijn gedaan en moeten worden terugbetaald aan de nalatenschap.
4.26.
[D (voornaam)] sluit zich bij [A (voornaam)] aan en stelt daarnaast dat een bedrag van € 241,85 onterecht aan de nalatenschap is onttrokken en derhalve de nalatenschap toekomt.
4.27.
[B (voornaam)] betwist de stellingen. Volgens [B (voornaam)] zijn de overgeboekte bedragen van in totaal € 10.000,00 uitvoeringen van de tijdens leven gemaakte afspraken met erflaatster om deze bedragen aan hem over te maken uit hoofde van mantelzorg.
4.28.
Niet in geschil is dat de bedragen van in totaal € 12.702,54, overgeboekt onder de omschrijving van erfdeel dan wel nalatenschap en opheffing rekening, tot de nalatenschap behoren.
4.29.
De rechtbank overweegt dat een bedrag van € 23.902,54 tot de nalatenschap behoort. De bedragen – naast het bedrag dat niet in geschil is – hadden na het overlijden alleen overgeboekt kunnen worden met medewerking van alle deelgenoten in de nalatenschap. Die medewerking / goedkeuring is niet door alle deelgenoten verleend, waardoor de nalatenschap vorderingen heeft ter grootte van gemeld bedrag.
4.30.
[D (voornaam)] heeft onvoldoende onderbouwd dat het bedrag van € 241,85 aan de nalatenschap is onttrokken. Dit bedrag zal daarom niet worden meegenomen bij de berekening van de omvang van de nalatenschap.
Sieraden
4.31.
[B (voornaam)] stelt dat tot de nalatenschap sieraden behoren met een waarde van
€ 8.000,00.
4.32.
[A (voornaam)] en [D (voornaam)] betwisten die stelling.
4.33.
De rechtbank overweegt dat [B (voornaam)] onvoldoende heeft onderbouwd dat tot de nalatenschap sieraden met een waarde van € 8.000,00 behoren. Hij heeft dit gesteld, maar geen bewijs overgelegd. De waarde van de sieraden wordt dus niet meegenomen bij de berekening van de omvang van de nalatenschap.
4.34.
Met inachtneming van bovenstaande, komt het saldo van de nalatenschap uit op een totaalbedrag van € 46.402,54.
De verdeling
4.35.
De rechtbank ziet aanleiding om zelf de verdeling vast te stellen. De rechtbank stelt daarbij voorop dat op grond van artikel 3:185 lid 1 BW de rechter, voor zover de deelgenoten niet tot overeenstemming kunnen komen, onder andere zelf de verdeling kan vaststellen, rekening houdend naar billijkheid zowel met de belangen van partijen als met het algemeen belang. De rechter die de verdeling vaststelt, geniet een mate van vrijheid en is niet gebonden aan hetgeen partijen over en weer hebben gevorderd en hij behoeft niet expliciet in te gaan op hetgeen partijen aanvoeren.
4.36.
Ieder van de erfgenamen is voor een gelijk gedeelte tot het saldo van de nalatenschap van € 46.402,54 gerechtigd. Dit betekent dat ieder van de erfgenamen gerechtigd is tot 1/4e gedeelte, zijnde een bedrag van (afgerond) € 11.600,64.
4.37.
De rechtbank overweegt dat de nalatenschap overzichtelijk is en bestaat – gelet op het vorenstaande – uit geldvorderingen, namelijk:
- een geldvordering op [B (voornaam)] van € 38.702,54 (zijnde een bedrag aan geldleningen van € 22.500 plus de na het overlijden aan hem overgeboekte bedragen van € 16.202,54);
- een geldvordering op de echtgenote van [B (voornaam)] van € 200,00 (zijnde de overgeboekte kerstgratificatie);
- een geldvordering op [C (voornaam)] van € 5.000,00 (zijnde het aan [B (voornaam)] overgeboekte erfdeel van [C (voornaam)] .) Ten overvloede overweegt de rechtbank dat niet in geschil is dat dit bedrag met goedkeuring van [C (voornaam)] is overgeboekt aan [B (voornaam)] in plaats van aan [C (voornaam)] zelf;
- een vordering op [D (voornaam)] van € 2.500,00 (zijnde het aan haar overgeboekte bedrag onder de beschrijving ‘nalatenschap’).
4.38.
De rechtbank zal de nalatenschap als volgt verdelen:
- aan [B (voornaam)] worden toebedeeld de vordering op zichzelf ad € 38.702,54 en de vordering op zijn echtgenote ad € 200,00. [B (voornaam)] wordt daardoor overbedeeld met een bedrag van € 27.301,90;
- aan [D (voornaam)] wordt toebedeeld de vordering op zichzelf ad € 2.500,00. [D (voornaam)] wordt daardoor onderbedeeld met een bedrag van (afgerond) € 9.100,63;
- aan [C (voornaam)] wordt toebedeeld de vordering op zichzelf ad € 5.000,00. [C (voornaam)] wordt daardoor onderbedeeld met een bedrag van (afgerond)
€ 6.600,63;
- [A (voornaam)] wordt onderbedeeld met een bedrag van € 11.600,64.
4.39.
Met inachtneming van gemelde overbedeling van [B (voornaam)] en gemelde onderbedelingen van de [A (voornaam)] , [D (voornaam)] en [C (voornaam)] , zal de rechtbank [B (voornaam)] veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis:
- aan [A (voornaam)] een bedrag te betalen van € 11.600,64;
- aan [D (voornaam)] een bedrag te betalen van € 9.100,63,
ter voldoening van de overbedelingsschuld die hij heeft uit hoofde van de verdeling van de nalatenschap van erflaatster aan [A (voornaam)] en [D (voornaam)] .
4.40.
[C (voornaam)] is niet verschenen in de procedure en heeft geen eis geformuleerd. De rechtbank kan [B (voornaam)] daarom niet veroordelen het bedrag van € 6.600,63 aan [C (voornaam)] te betalen. Het ligt op het pad van [C (voornaam)] en [B (voornaam)] om onderling afspraken te maken over de betaling van de overbedelingsschuld aan [C (voornaam)] .
Wettelijke rente
4.41.
[D (voornaam)] vordert de door [B (voornaam)] verschuldigde bedragen aan de nalatenschap c.q. aan [D (voornaam)] te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf zeven dagen na dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening.
4.42.
Uit 6:119 lid 1 BW volgt dat de schadevergoeding, verschuldigd wegens vertraging in de voldoening van een geldsom, bestaat in de wettelijke rente van die som over de tijd dat de schuldenaar met de voldoening daarvan in verzuim is geweest.
4.43.
De rechtbank overweegt dat dus (ook) sprake moet zijn van verzuim. Uit artikel 6:82 BW volgt dat het verzuim intreedt, wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld, en nakoming binnen deze termijn uitblijft.
4.44.
De rechtbank ziet in de dagvaarding geen aanmaning voor [B (voornaam)] om een prestatie alsnog te voldoen. En nog belangrijker: de rechtbank is van oordeel dat niet gesteld kan worden dat [B (voornaam)] in gebreke is bij de betaling van de geldbedragen: het betreft een verdeling van een nalatenschap en de verdeling dient door de deelgenoten te worden gedaan. Over de omvang en verdeling zijn partijen het niet eens. [B (voornaam)] had niet alleen tot verdeling kunnen overgaan. Dat betreft een handeling van alle deelgenoten. Dit brengt mee dat hij ook niet verzuim is bij het nakomen van een verplichting.
4.45.
Bovenstaande brengt mee dat de rechtbank de vordering inzake de wettelijke rente zal afwijzen.
Vervangende toestemming verklaring van erfrecht en opvragen bankafschriften
4.46.
[D (voornaam)] vordert om vervangende toestemming te verlenen om een verklaring van erfrecht op te stellen ten aanzien van erflaatster en [D (voornaam)] vervangende toestemming te verlenen de bankafschriften van de bankrekening(en) van erflaatster bij Garantibank op te vragen over de periode van vijf jaar voor sterfdatum erflaatster, althans (subsidiair) [B (voornaam)] en [C (voornaam)] te veroordelen om medewerking te verlenen aan het opstellen van de verklaring van erfrecht en het opvragen van de bankrekening(en) van erflaatster bij Garantibank over de periode van vijf jaar voor sterfdatum erflaatster en wel binnen vijf dagen nadat [D (voornaam)] om medewerking verzoekt op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag voor iedere dat dat zij daarmee in gebreke blijven met een maximum van
€ 10.000,00.
4.47.
Tijdens de zitting hebben alle verschenen partijen én [C (voornaam)] die als toehoorder aanwezig was verklaard mee te zullen werken met het opvragen van de bankrekeningen bij Garantibank. De rechtbank gaat ervan uit dat [B (voornaam)] , [C (voornaam)] en [A (voornaam)] , zoals toegezegd, zullen meewerken met [D (voornaam)] om de bankrekeningafschriften van Garantibank over de periode van vijf jaar voor sterfdatum van erflaafster op te vragen. De rechtbank ziet derhalve geen bezwaar in het (gedeeltelijk) toewijzen van deze vordering.
4.48.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de vordering van [D (voornaam)] toewijzen om [B (voornaam)] en [C (voornaam)] te veroordelen om medewerking te verlenen aan het opvragen van de afschriften van de bankrekening(en) van erflaatster bij Garantibank over de periode van vijf jaar voor de sterfdatum van erflaatster en wel binnen vijf dagen nadat [D (voornaam)] om medewerking verzoekt op straffe van een dwangsom van
€ 100,00 per dag voor iedere dat dat zij daarmee in gebreke blijven met een maximum van € 10.000,00.
4.49.
De rechtbank overweegt – wellicht ten overvloede – dat het onderzoek van de bankafschriften van de Garantibank tot gevolg kan hebben dat er nog baten of schulden van de nalatenschap opkomen die nog moeten worden verdeeld/toebedeeld.
Laptop en telefoon
4.50.
[D (voornaam)] vordert [B (voornaam)] te veroordelen tot het verstrekken van de laptop en telefoon van erflaatster aan [D (voornaam)] en haar zo nodig te machtigen tot verkoop over te gaan, onder de bepaling dat de opbrengst dient te worden verdeeld onder de vier erfgenamen. Als onderbouwing voert zij aan te willen onderzoeken of er nog waardevolle foto’s en documenten staan op de laptop van erflaatster.
4.51.
[B (voornaam)] stelt dat de laptop en telefoon zijn leeggemaakt en afgevoerd.
4.52.
De rechtbank vindt het voldoende aannemelijk dat de laptop en telefoon niet meer aanwezig zijn en de waarde beperkt is. De rechtbank zal deze vordering daarom afwijzen. Daarbij overweegt de rechtbank ten overvloede dat [B (voornaam)] niet zelfstandig over de laptop en telefoon had mogen beschikken en dat het op zijn weg had gelegen aan zijn broer en zussen te vragen of iemand van hen interesse had in de laptop en telefoon.
Som ineens
4.53.
Tijdens de zitting heeft [B (voornaam)] gemeld een beroep te doen op de som ineens van artikel 4:36 BW.
4.54.
Volgens [A (voornaam)] is het beroep op de som ineens verjaard. Tijdens de zitting is door [B (voornaam)] voor het eerst een aanspraak gemaakt op de som ineens.
4.55.
De rechtbank overweegt dat – mocht [B (voornaam)] bedoeld hebben zijn aanspraak op de som ineens van artikel 4:36 BW te vorderen in het kader van deze procedure – hij daartoe in deze procedure in elk geval te laat is. Deze vordering van [B (voornaam)] – mocht zulks zo bedoeld zijn – zal in het kader van deze procedure wegens de beginselen van de goede procesorde buiten beschouwing worden gelaten en in zoverre worden afgewezen.
Proceskosten
4.56.
[B (voornaam)] wil een veroordeling van [A (voornaam)] en [D (voornaam)] in de kosten van het geding met verklaring dat deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad zal zijn, zulks met bepaling dat over die proceskostenveroordeling de wettelijke rente verschuldigd zal zijn met ingang van veertien dagen na de datum van het te dezen wijzen vonnis.
4.57.
[D (voornaam)] merkt op dat de procedure niet nodig was geweest als [B (voornaam)] open en eerlijk was geweest en transparant. Daardoor zijn [A (voornaam)] en [D (voornaam)] genoodzaakt een procedure te voeren. [B (voornaam)] is eigenmachtig overgegaan tot het toe-eigenen van de nalatenschap en een valse verklaring van zijn moeder inbrengt. Om die reden dient hij te worden veroordeeld in de proceskosten.
4.58.
Er is sprake van familieverhoudingen. De rechtbank ziet geen reden om af te wijken van het uitgangspunt dat proceskosten in familieverhoudingen worden gecompenseerd. Daarom zal de rechtbank de kosten compenseren, aldus dat ieder van de partijen zijn eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
bepaalt dat het saldo van de nalatenschap een waarde heeft van € 46.402,54,
5.2.
verdeelt de nalatenschap als volgt:
- aan [B (voornaam)] worden toebedeeld de vordering op zichzelf ad € 38.702,54 en de vordering op zijn echtgenote ad € 200,00. [B (voornaam)] is daardoor overbedeeld met een bedrag van € 27.301,90;
- aan [D (voornaam)] wordt toebedeeld de vordering op zichzelf ad € 2.500,00. [D (voornaam)] is daardoor onderbedeeld met een bedrag van (afgerond) € 9.100,63;
- aan [C (voornaam)] wordt toebedeeld de vordering op zichzelf ad € 5.000,00. [C (voornaam)] is daardoor onderbedeeld met een bedrag van (afgerond)
€ 6.600,63;
- [A (voornaam)] is onderbedeeld met een bedrag van € 11.600,64,
5.3.
veroordeelt [B (voornaam)] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis:
- aan [A (voornaam)] een bedrag te betalen van € 11.600,64;
- aan [D (voornaam)] een bedrag te betalen van € 9.100,63,
ter voldoening van de overbedelingsschuld die hij heeft uit hoofde van de verdeling van de nalatenschap van erflaatster aan [A (voornaam)] en [D (voornaam)] ,
5.4.
veroordeelt [B (voornaam)] en [C (voornaam)] om medewerking te verlenen aan het opvragen van de afschriften van de bankrekening(en) van erflaatster bij Garantibank over de periode van vijf jaar voor de sterfdatum van erflaatster en wel binnen vijf dagen nadat [D (voornaam)] om medewerking verzoekt op straffe van een dwangsom van
€ 100,00 per dag voor iedere dat dat zij daarmee in gebreke blijven met een maximum van € 10.000,00,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
compenseert de proceskosten, aldus dat ieder van de partijen zijn eigen kosten draagt,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.W.J. van Veen en in het openbaar uitgesproken op
19 november 2025.