ECLI:NL:RBMNE:2025:6873

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 december 2025
Publicatiedatum
22 december 2025
Zaaknummer
11857774 \ MC EXPL 25-4770
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichte betaling eigen risico zorgverzekering 2024

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 december 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Ohra Zorgverzekeringen N.V. en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De gedaagde was verzekerd bij Ohra en had het verplichte eigen risico van € 385,00 voor het jaar 2024 niet betaald. Ohra had de gedaagde op 28 juli 2025 gedagvaard, waarna een schriftelijke ronde volgde waarin beide partijen hun standpunten en bewijsstukken uitwisselden.

De kern van de zaak was of de gedaagde het eigen risico moest betalen, ondanks haar verweer dat zij al eerder door Ohra was gedagvaard voor een vergelijkbare kwestie. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde het eigen risico moest betalen, omdat zij geen bewijs had geleverd dat de kosten onterecht waren. De kantonrechter benadrukte dat de gedaagde zich met haar bezwaren tegen de verleende zorg moest wenden tot de apotheek, en niet tot Ohra, die enkel als verzekeraar fungeert.

De kantonrechter heeft de vordering van Ohra toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van het eigen risico, evenals de proceskosten van in totaal € 404,14. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Ohra het vonnis onmiddellijk kon uitvoeren, zelfs als de gedaagde in hoger beroep zou gaan. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 10 december 2025.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 11857774 \ MC EXPL 25-4770
Vonnis van 10 december 2025
in de zaak van

1.OHRA ZORGVERZEKERINGEN N.V.,

gevestigd te Tilburg,
2.
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ CZ GROEP U.A.,
gevestigd te Tilburg,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: Ohra,
gemachtigde: Flanderijn Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Ohra heeft [gedaagde] op 28 jul 2025 gedagvaard voor de kantonrechter. Daarbij heeft Ohra drie producties meegestuurd. [gedaagde] heeft mondeling op de dagvaarding geantwoord.
Daarna is nog een schriftelijke ronde geweest, waarbij Ohra op het antwoord van [gedaagde] heeft gereageerd (repliek met producties 4a tot en met 4h) en [gedaagde] daarop weer heeft gereageerd (dupliek met bijlagen).
1.2.
De kantonrechter heeft besloten dat vandaag de uitspraak is.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde] is bij Ohra verzekerd tegen ziektekosten. [gedaagde] heeft het verplichte eigen risico van het jaar 2024 niet betaald. De vraag is nu of [gedaagde] het verplichte eigen risico van het jaar 2024 aan Ohra alsnog moet betalen. De kantonrechter oordeelt van wel. [gedaagde] moet € 385,00 aan eigen risico van het jaar 2024 (met proces- en nakosten) aan Ohra betalen.

3.De beoordeling

[gedaagde] moet het verplichte eigen risico van het jaar 2024 van € 385,00 betalen
3.1.
[gedaagde] meent dat de vordering van Ohra onterecht is. Volgens [gedaagde] is zij al eerder door Ohra gedagvaard. Het ging toen om precies hetzelfde. Ohra heeft die vorige procedure ingetrokken Het gaat om een duur medicijn voor haar reuma. Die medicijnen worden automatisch door de apotheek aangevraagd. In 2023 heeft zij die medicijnen wel bij de apotheek opgehaald, maar in 2022 en 2024 niet. De dosering is verlaagd waardoor zij minder nodig heeft. De apotheek heeft echter de verlaging van de dosering niet goed verwerkt. Bij de apotheek kan dit alles nagevraagd worden. Zij beschikt niet over de bewijsmiddelen om dit aan te tonen.
3.2.
Dit verweer van [gedaagde] gaat niet op. [gedaagde] moet het verplichte eigen risico van het jaar 2024 van € 385,00 aan Ohra betalen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
3.3.
Ohra heeft onweersproken gesteld dat het bezwaar van [gedaagde] ziet op de inhoud van de verleende zorg door de zorgverlener (hierna: de apotheek): in dit geval het verstrekken van medicijnen. [gedaagde] moet zich met haar bezwaren tegen de inhoud van de verleende zorg wenden tot de apotheek. Ohra is daar geen partij bij. Ohra is immers alleen de verzekeraar van [gedaagde] . Ohra ontvangt de nota’s van de apotheek en vergoed (afhankelijk van de polis) deze kosten aan de apotheek. Als de apotheek – na het indienen van het bezwaar van [gedaagde] tegen de kosten – heeft beoordeeld dat de verleende zorg niet correct is, dan zal de apotheek een creditnota voor de verleende en vergoede zorg verstrekken. Dit heeft Ohra telefonisch aan [gedaagde] op 24 juni 2025 verteld. [gedaagde] zou contact met de apotheek opnemen. Ohra heeft echter daarna geen terugkoppeling meer van [gedaagde] ontvangen. Ook heeft Ohra geen creditnota van de apotheek ontvangen.
3.4.
De kantonrechter begrijpt – de toelichting van Ohra zo – dat zolang Ohra geen correctie van de apotheek ontvangt, het in rekening gebrachte eigen risico van het jaar 2024 voor de medicijnen blijft staan. Omdat Ohra geen correctie van de apotheek heeft ontvangen en er verder geen indicaties zijn dat de ingediende declaratie door de apotheek niet juist zou zijn, gaat de kantonrechter uit van de juistheid van het in rekening gebrachte zorgkosten die met het verplichte eigen risico van het jaar 2024 van € 385,00 moeten worden verrekend.
3.5.
Dat er nu ook sprake zou zijn van dezelfde situatie als voor het verplichte eigen risico van het jaar 2022 waarbij de apotheek de kosten wél heeft gecrediteerd, is de kantonrechter niet gebleken en volgt ook niet uit de stukken bij dupliek. Die stukken gaan alleen over het verplichte eigen risico van het jaar 2022. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om zelf richting de apotheek actie te ondernemen als [gedaagde] meent dat de apotheek een foutieve declaratie heeft ingediend en daarom de ingediende kosten moet corrigeren, zoals zij dat al eerder heeft gedaan bij het verplichte eigen risico van het jaar 2022. Dat [gedaagde] dit ook voor het jaar 2024 heeft gedaan, is de kantonrechter niet gebleken.
3.6.
Dit betekent dat de vordering van Ohra wordt toegewezen. [gedaagde] moet aan Ohra het bedrag van € 385,00 betalen.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
3.7.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Ohra worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
146,14
- griffierecht
135,00
- salaris gemachtigde
82,00
(1 punt × € 82,00)
- nakosten
41,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
404,14
Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard
3.8.
De veroordelingen worden uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Ohra dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 van het Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Ohra tegen bewijs van kwijting te betalen € 385,00 aan verplicht eigen risico van het jaar 2024,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 404,14, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. B.G.W.P. Heijne en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2025.
HHt/37278