In deze zaak heeft eiser, een heftruckchauffeur, zich op 19 juni 2020 ziekgemeld en is hij op 8 november 2022 een WIA-uitkering toegekend vanwege 80-100% arbeidsongeschiktheid. Na bezwaar van de ex-werkgeefster is een nieuwe beoordeling uitgevoerd, waaruit bleek dat eiser per 17 juni 2022 59,31% arbeidsongeschikt was. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Het Uwv heeft gereageerd met een verweerschrift en er zijn meerdere aanvullingen en deskundigenrapporten ingediend. Een nieuw onderzoek heeft de arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 72,33%, maar dit had geen gevolgen voor de uitkering vanwege een uitlooptermijn tot 31 juli 2025. Eiser en het Uwv hebben aangegeven dat een zitting niet nodig was, en de rechtbank heeft het onderzoek gesloten en uitspraak gedaan op basis van de ingediende stukken. De rechtbank oordeelt dat de partijen het eens zijn over de uitkomst van het nieuwe onderzoek en dat de eerdere onderbouwing onjuist was. Eiser heeft verzocht om vergoeding van griffierecht, proceskosten en kosten van de arbeidsdeskundige. De rechtbank heeft bepaald dat het Uwv deze kosten moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A. de Snoo en griffier mr. R. van Manen op 31 januari 2025.