Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.[gedaagde sub 1] ,
2.
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 maart 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] B.V. en [gedaagden]. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.P. Voorn, vorderde nakoming van een leningsovereenkomst die was aangegaan na een eerdere aanneemovereenkomst. De gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], hebben hun betalingsverplichtingen uit de leningsovereenkomst niet nagekomen, wat leidde tot deze rechtszaak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden op 4 december 2023 een aanneemovereenkomst hebben gesloten met de eiseres voor de bouw van een houten bijgebouw, waarvoor zij € 216.048,00 zouden betalen. Aangezien de gedaagden niet aan deze betalingsverplichting hebben voldaan, is er op 4 maart 2024 een leningsovereenkomst gesloten. De eiseres vorderde nu nakoming van deze leningsovereenkomst, wat door de rechtbank werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel alleen [gedaagde sub 1] de leningsovereenkomst had getekend, beide gedaagden gebonden waren aan de overeenkomst.
De gedaagden hebben zich verweerd door te stellen dat zij de eiseres op de hoogte hebben gesteld van hun betalingsonmacht en dat de eiseres in strijd met haar eigen voorwaarden heeft gehandeld. De rechtbank verwierp deze verweren en oordeelde dat de eiseres recht had op nakoming van de leningsovereenkomst. De rechtbank heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het geleende bedrag, de rente en de buitengerechtelijke incassokosten. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van de eiseres toegewezen. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.