Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Jeugdbescherming Gelderland, regio Noord,
Samen Veilig Midden-Nederland,
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift van de GI tot wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken ten aanzien van [minderjarige 1] met bijlagen, gedateerd 24 oktober 2024 en door de rechtbank ontvangen op 29 oktober 2024;
- het verzoekschrift van de GI tot wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken ten aanzien van [minderjarige 2] met bijlagen, gedateerd 24 oktober 2024 en door de rechtbank ontvangen op 29 oktober 2024;
- de brief van 20 november 2024 met bijlagen van de GI;
- het gewijzigde verzoekschrift ten aanzien van [minderjarige 1] en het gewijzigde verzoekschrift ten aanzien van [minderjarige 2] , beide gedateerd op 26 november 2024, met aanvullende stukken;
- het verweerschrift met zelfstandige verzoeken van de vader;
- het verweerschrift met zelfstandige verzoeken van de moeder;
- de brief van de GI van 28 januari 2025 met bijlagen.
2.De feiten
3.Het verzoek
4.De standpunten
5.De beoordeling
zomervakantiewordt bepaald zoals de moeder die heeft voorgesteld, en geldt totdat [minderjarige 2] zes jaar is. Deze regeling geldt dus voor de zomervakanties van de jaren 2025, 2026 en 2027. De kinderrechter vindt namelijk dat de kinderen, en met name [minderjarige 2] , nu nog zo klein zijn dat drie weken zonder fysiek contact met de andere ouder te lang voor hen is. Het bezwaar van de vader is dat hij de kinderen in de zomervakantie drie weken achtereen bij zich wil hebben om langer op vakantie met hen te kunnen. De kinderrechter snapt dit wel, maar vindt dat dit belang moet wijken voor het zojuist beschreven belang van de kinderen. De kinderrechter gaat er van uit dat de kinderen het missen van de andere ouder beter kunnen verdragen vanaf de leeftijd van zes jaar. [minderjarige 2] wordt op 4 juli 2028 zes jaar.
herfstvakantie en de voorjaarsvakantieverzoekt de moeder te beslissen dat de kinderen in de even jaren in beide vakanties bij haar zijn en in de oneven jaren bij de vader. De vader wil de huidige regeling uit de beschikking van juni 2023 handhaven. Deze houdt in dat [minderjarige 1] in de even jaren de voorjaarsvakantie bij de moeder doorbrengt en de herfstvakantie bij de vader. Het gevolg van deze regeling is echter dat beide eenweekse vakanties in hetzelfde schooljaar bij dezelfde ouder worden doorgebracht. De moeder wil dat graag verdelen. De kinderrechter vindt het voorstel van de moeder evenwichtiger dan de regeling uit 2023 en dus meer in het belang van de kinderen. De vader heeft op de zitting wel gezegd dat hij de regeling uit 2023 wil handhaven, maar hij heeft niet uitgelegd waarom. Dit maakt dat de kinderrechter de mening van de vader niet volgt en beslist dat de kinderen in de even jaren de herfst- en voorjaarsvakantie doorbrengen bij de moeder en in de oneven jaren bij hun vader.
meivakantieen de
kerstvakantievolgt de kinderrechter het verzoek van de moeder, dat aansluit op de regeling uit 2023: in de even jaren brengen de kinderen de eerste week door bij de moeder en de tweede week bij de vader en in de oneven jaren andersom.
tweede paasdagen
tweede pinksterdagverblijven bij de ouder bij wie ze volgens de reguliere regeling op eerste paasdag c.q. pinksterdag verblijven. De moeder haalt de kinderen dan op die maandag om 16.30 uur bij de vader op. Op de kerstdagen volgen de kinderen de regeling van de kerstvakantie. Ook op
hemelvaartsdagloopt de reguliere regeling door, en als Hemelvaart in de meivakantie valt, wordt op die dag de regeling voor die meivakantie gevolgd. De kinderrechter volgt niet het voorstel van de GI om hemelvaartsdag toe te voegen (“vast te plakken”) aan het weekend erna omdat de kinderen op de vrijdag na Hemelvaart weer naar school moeten. Als de kinderen op de vrijdag na Hemelvaart wel vrij hebben, dan kan het voorstel van de GI wel worden uitgevoerd. De kinderen verblijven dan op hemelvaartsdag en de vrijdag daarna bij dezelfde ouder als bij wie ze op de aansluitende zaterdag zijn.
6.De beslissing
in de even jareneerst een week bij de moeder, daarna twee weken bij de vader, vervolgens twee weken bij de moeder en tenslotte een week bij de vader, en
in de oneven jarenandersom;
in de even jareneerst drie weken bij de moeder en daarna drie weken bij de vader en
in de oneven jarenandersom;
in de even jarenbij de moeder gedurende
in de oneven jarenbij de moeder gedurende
- door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.