ECLI:NL:RBMNE:2025:822

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 maart 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
C/16/583292 / JE RK 24-1721
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van zorgregeling in het kader van ondertoezichtstelling van minderjarigen

Op 3 maart 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een beschikking gegeven in een zaak betreffende de wijziging van de zorgregeling voor twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak is aangespannen door Jeugdbescherming Gelderland, de gecertificeerde instelling (GI), die verzocht om een wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De ouders, de moeder en de vader, zijn belast met het ouderlijk gezag en hebben beide zelfstandig verzoeken ingediend die door de kinderrechter niet-ontvankelijk zijn verklaard, omdat deze verzoeken niet samenhangen met de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige zorgregeling, die in 2023 is vastgesteld, in grote lijnen nog steeds het beste is voor de kinderen, maar heeft enkele wijzigingen doorgevoerd om de zorgregeling te verduidelijken en aan te passen aan de nieuwe omstandigheden, zoals de verhuizing van de moeder. De kinderrechter heeft de GI vervangen door Samen Veilig Midden-Nederland en heeft de ouders aangespoord om beter te communiceren over de zorg voor hun kinderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/583292 / JE RK 24-1721
Datum uitspraak: 3 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Gelderland, regio Noord,
gevestigd te Apeldoorn,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2019 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2022 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. M.E. Kikkert,
[vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] ,
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Utrecht.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift van de GI tot wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken ten aanzien van [minderjarige 1] met bijlagen, gedateerd 24 oktober 2024 en door de rechtbank ontvangen op 29 oktober 2024;
  • het verzoekschrift van de GI tot wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken ten aanzien van [minderjarige 2] met bijlagen, gedateerd 24 oktober 2024 en door de rechtbank ontvangen op 29 oktober 2024;
  • de brief van 20 november 2024 met bijlagen van de GI;
  • het gewijzigde verzoekschrift ten aanzien van [minderjarige 1] en het gewijzigde verzoekschrift ten aanzien van [minderjarige 2] , beide gedateerd op 26 november 2024, met aanvullende stukken;
  • het verweerschrift met zelfstandige verzoeken van de vader;
  • het verweerschrift met zelfstandige verzoeken van de moeder;
  • de brief van de GI van 28 januari 2025 met bijlagen.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 januari 2025. Tijdens deze zitting bleken niet alle aanwezigen over alle stukken te beschikken. De kinderrechter heeft de verdere behandeling van de zaak aangehouden daarom tot de zitting met gesloten deuren van 31 januari 2025. Bij beide zittingen waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- [A] en [B] , vertegenwoordigers van de GI, die op 31 januari 2025 via een videoverbinding aan de zitting deelnamen.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 9 juni 2023 [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de GI tot 9 juni 2024. De kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, heeft bij beschikking van 28 mei 2024 de ondertoezichtstelling verlengd tot 9 juni 2025.
2.4.
Bij beschikking van 13 juni 2023 heeft deze rechtbank een zorgregeling vastgesteld voor [minderjarige 1] , die inhoudt dat [minderjarige 1] in een cyclus van vier weken verblijft:
- in de eerste week bij de moeder;
- in de tweede week bij de vader van vrijdag na schooltijd tot zondag na het avondeten om 18:00 uur;
- in de derde week bij de vader van vrijdag na schooltijd tot zaterdag na het avondeten om 18:00 uur;
- in de vierde week bij de vader van vrijdag na schooltijd tot zondag na het avondeten om 18:00 uur.
Daarnaast heeft de rechtbank een vakantieregeling vastgesteld voor [minderjarige 1] en beslist dat de GI de regie had over de zorgregeling voor [minderjarige 2] en zou toewerken naar dezelfde regeling als voor [minderjarige 1] gold.
2.5.
Bij beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 februari 2024 is de beschikking van deze rechtbank van 13 juni 2023 bekrachtigd.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt op grond van 1:265g, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van de beschikking van 13 juni 2023 te wijzigen zoals weergegeven in de gewijzigde verzoekschriften van 26 november 2024.

4.De standpunten

4.1.
De vader is het niet eens met het verzoek van de GI over de zorgregeling. Hij vindt dat de kinderrechter dit verzoek moet afwijzen. Daarnaast heeft hij een aantal eigen (zelfstandige) verzoeken ingediend. Hij verzoekt de kinderrechter:
- de GI te vervangen door een GI in de regio Rotterdam, Woerden of Utrecht;
- te bepalen dat het hoofdverblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voortaan bij hem is; en
- de bestaande omgangsregeling zo om te draaien dat de kinderen twee weekenden per maand bij de moeder zijn en overigens bij de vader.
4.2.
De moeder is het niet volledig eens met het verzoek van de GI. De moeder heeft een eigen, zelfstandig, verzoek ingediend tot wijziging van de zorgregeling. Daarnaast verzoekt de moeder de kinderrechter:
- te bepalen dat de moeder het Nederlandse paspoort van de kinderen in haar beheer zal hebben en de vader te veroordelen het Nederlandse paspoort van de kinderen aan haar af te geven;
- te bepalen dat de moeder zorg draagt voor de begeleiding van de kinderen naar de tandarts en de huisarts; en
- te bepalen dat de moeder met de kinderen naar de kapper gaat en hiervoor de kosten draagt.
De moeder verzoekt de kinderrechter om de zelfstandige verzoeken van de vader af te wijzen.

5.De beoordeling

Wat beslist de kinderrechter?
5.1.
De kinderrechter verklaart de ouders allebei niet-ontvankelijk in hun zelfstandige verzoeken voor zover die niet betrekking hebben op de regeling van het contact van de kinderen met de ouders. Daarnaast wijzigt de kinderrechter de in de beschikking van 13 juni 2023 vastgelegde zorgregeling zoals hieronder bij punt 6 (Beslissing) is beschreven. De kinderrechter legt hierna uit waarom zij deze beslissingen neemt.
Niet-ontvankelijkheid
5.2.
De kinderrechter verklaart de ouders niet-ontvankelijk in hun verzoeken over de hoofdverblijfplaats van de kinderen, de paspoorten, de begeleiding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar de tandarts, de huisarts en de kapper en over de kosten van de kapper. Deze verzoeken zijn namelijk in feite geschillen over de uitoefening van het gezamenlijke gezag en hangen niet samen met de ondertoezichtstelling. Daarom horen deze verzoeken daarom niet thuis in een procedure voor de kinderrechter. Wel kunnen de verzoeken worden voorgelegd aan de rechtbank op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter heeft dit tijdens de zitting uitgelegd aan partijen. De advocaat van de vader heeft de kinderrechter vervolgens verzocht deze verzoeken te verwijzen naar de rechtbank op grond van artikel 270 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De kinderrechter zal niet aan dit verzoek voldoen en legt dit uit. Het door de advocaat van de vader genoemde wetsartikel heeft alleen betrekking op zaken die aan een verkeerde rechtbank zijn voorgelegd en is hier niet van toepassing. Verder is de door de vader gewenste verwijzing naar een andere rechter (“kamer”) in de rechtbank Midden-Nederland niet mogelijk, omdat de wet [1] dit alleen regelt voor gevallen waarin de verzoeker de zaak in het inleidende verzoekschrift aan de verkeerde rechter heeft voorgelegd. Hier is het niet de verzoekende partij die zijn verzoek aan de verkeerde rechter heeft voorgelegd, maar zijn het de verweerders die dat doen. Voor een verwijzing is dus geen plaats. De ouders kunnen er uiteraard voor kiezen hun verzoeken in een verzoekschrift voor te leggen aan de rechtbank.
De zorgregeling
5.3.
De kinderrechter beoordeelt of het in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is dat de bestaande verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wordt gewijzigd. [2] De kinderrechter is van oordeel dat dit het geval is. De verhuizing van de moeder van [plaats] naar [woonplaats 1] maakt wijziging van sommige tijdstippen namelijk noodzakelijk. Verder heeft de rechtbank in 2023 wel een regeling voor [minderjarige 1] vastgesteld, maar niet voor [minderjarige 2] . Voor haar is er dus nog een regeling nodig. Daarnaast blijken de ouders niet in staat om onduidelijkheden in de huidige regeling samen op te lossen. Dat moet de kinderrechter dan doen op verzoek van de GI. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben namelijk duidelijkheid en voorspelbaarheid nodig.
De duur van de weekenden
5.4.
De huidige regeling, die vastgelegd is in de beschikking van 13 juni 2023, luidt dat de kinderen in een cyclus van vier weken één heel weekend bij de moeder doorbrengen, twee hele weekends (het tweede en vierde weekend) van vrijdag na school tot zondag na het avondeten bij de vader, en dat zij het derde weekend van vrijdag uit school tot zaterdag na het avondeten bij de vader zijn en de rest van dat weekend bij de moeder.
5.5.
De GI verzoekt de regeling zo te veranderen dat de kinderen een weekend per vier weken bij de moeder zijn en de andere drie weekenden van vrijdag uit school tot 17.00 uur bij de vader. De moeder wil het uitgangspunt handhaven dat de kinderen per vier weken twee hele weekenden en een half weekend bij de vader zijn.
5.6.
De kinderrechter vindt de huidige regeling (een weekend bij de moeder, twee hele weekenden en een half weekend bij de vader) in grote lijnen nog steeds de beste regeling. De kinderrechter vindt het namelijk aan de ene kant belangrijk dat de kinderen voldoende tijd bij hun vader doorbrengen om zo de vader de gelegenheid te bieden een zinvolle invulling te geven aan zijn opvoedtaken. Want dat is nodig voor de verdere ontwikkeling en verdieping van de band van de kinderen met hun vader. Maar de kinderrechter vindt het aan de andere kant ook belangrijk dat de kinderen voldoende vrije tijd met de moeder kunnen doorbrengen. Ook met haar moeten ze leuke dingen kunnen doen. Het weekend is daarvoor het meest geschikte moment, omdat de moeder als hoofdverzorger doordeweeks vooral druk is met de gewone zorgtaken voor de kinderen in een relatief strak (school)ritme, waarin weinig tijd is voor gezellige gezamenlijke bezigheden. Daarnaast is het voor de ontwikkeling van de kinderen belangrijk dat zij een eigen sociaal netwerk met vriendjes van school en sport ontwikkelen in hun hoofdverblijfplaats. Dit zal deels in het weekend bij de moeder moeten plaatsvinden. Alle belangen van de kinderen, de vader en de moeder afwegend vindt de kinderrechter de reguliere zorgregeling zoals die tot nu toe is uitgevoerd in grote lijnen het meest geschikt om aan al die belangen tegemoet te komen. Anders dan de GI vindt de kinderrechter dat de vader, gegeven de afstand tussen de woonplaatsen van de ouders die nog groter zal worden door de voorgenomen verhuizing van de vader naar [plaats] , op deze manier wel voldoende invulling kan geven aan zijn opvoedtaken. De kinderrechter constateert dat het gerechtshof in februari 2024 ditzelfde zo geoordeeld heeft.
5.7.
De kinderrechter is het niet eens met de vader dat het voor de ontwikkeling van de kinderen nodig is om zijn zorgtijd uit te breiden. De vader heeft deze stelling namelijk niet weten te onderbouwen. Hij heeft wel gesteld dat het heel slecht gaat met [minderjarige 1] door toedoen van de moeder, maar hij heeft dit op de zitting niet kunnen concretiseren met voorbeelden. Het feit dat [minderjarige 1] bij lichamelijke inspanning snel zweet, zoals de vader heeft gesteld, vormt geen aanwijzing voor slechte zorg door de moeder. Dus de kinderrechter gaat ervan uit dat de moeder [minderjarige 1] goed verzorgt. Ook voor de stelling van de vader dat [minderjarige 2] er last van heeft dat zij in haar babytijd gedurende vijf maanden geen contact heeft gehad met de vader, ziet de kinderrechter geen aanwijzing. Het gegeven dat [minderjarige 2] aan het eind van een omgangsweekend volgens de vader vraagt of [minderjarige 1] meegaat naar mama, zoals de vader op de zitting heeft gesteld, vormt daarvoor naar het oordeel van de kinderrechter geen aanwijzing.
De start van het omgangsweekend is als school uit gaat
5.8.
De kinderrechter bepaalt de start van het omgangsweekend met de vader op het tijdstip waarop de school op vrijdagmiddag uit gaat. Alleen [minderjarige 1] zit op dit moment op school, dus het gaat hier om het tijdstip waarop zijn school op vrijdag uit gaat. Dat is op dit moment 12.00 uur. De GI en de moeder hebben dit ook zo verzocht. [minderjarige 1] gaat dan direct uit school met zijn vader mee en hoeft niet eerst nog naar de BSO (de moeder werkt buitenshuis op de vrijdagen). Dat is rustiger voor hem en op den duur ook voor [minderjarige 2] als zij eenmaal naar school gaat. De kinderrechter ziet dan ook geen reden om de start van het omgangsweekend op hetzelfde tijdstip te houden als toen de kinderen nog in [plaats] woonden en de school van [minderjarige 1] daar om 14.30 uur uit ging, zoals de vader bepleit. De kinderrechter gaat ervan uit dat de wijziging naar 12.00 uur geen probleem hoeft te zijn voor de vader, aangezien hij tijdens de zitting heeft verklaard dat hij zijn werk helemaal zelf kan indelen en dus flexibel is. De kinderrechter gaat er van uit dat dat ook geldt voor de vrijdagen. Als dat een keer niet lukt zal de vader zelf voor opvang moeten zorgen. Hij kan daarbij desgewenst de hulp van (het netwerk van) de moeder vragen. De vader heeft tegen de vervroeging van de start van het omgangsweekend het bezwaar genoemd dat de moeder deze school heeft uitgekozen zonder hem daarbij te betrekken. Dat kan zo zijn, maar dat gegeven maakt niet dat de kinderrechter een andere visie heeft op de zaak. Het uitgangspunt is dat [minderjarige 1] nu eenmaal op deze school zit. De kinderrechter moet naar het belang van de kinderen kijken en neemt daarbij in aanmerking dat een rustige overgang van de ene naar de andere situatie in het belang van de kinderen is.
De eindtijd van het omgangsweekend is 16.30 uur
5.9.
De kinderrechter is het met de moeder eens over de eindtijd van het omgangsweekend. De kinderen moeten op tijd, rond 17.30 uur, bij de moeder zijn, zodat de kinderen bij haar kunnen eten en rustig naar bed kunnen gaan (acclimatiseren). De consequentie hiervan is dat de kinderen aan het eind van het omgangsweekend, dus afwisselend op zaterdag en zondag, om 16.30 uur door de moeder worden opgehaald.
Het doortellen van de weekends tijdens de vakanties
5.10.
De ouders zijn het er over eens dat gedurende vakanties de telling van de weekenden doorloopt. Dit neemt de kinderrechter daarom in de regeling op.
Het halen en brengen van de kinderen
5.11.
Gewoonlijk wordt bij het verdelen van het halen en brengen van kinderen voor de omgang met de andere ouder het uitgangspunt gehanteerd dat de ouders het halen en brengen delen. Dit is ook wat de vader graag wil. Het bezwaar van de moeder dat de afstand groter wordt door de verhuizing van de vader vindt de kinderrechter onvoldoende reden om van dit uitgangspunt af te wijken. Dit betekent dat de vader de kinderen van school haalt op vrijdag en de moeder hen op zaterdag of zondag weer ophaalt bij de vader.
De vakanties
De zomervakantie
5.12.
De verdeling van de
zomervakantiewordt bepaald zoals de moeder die heeft voorgesteld, en geldt totdat [minderjarige 2] zes jaar is. Deze regeling geldt dus voor de zomervakanties van de jaren 2025, 2026 en 2027. De kinderrechter vindt namelijk dat de kinderen, en met name [minderjarige 2] , nu nog zo klein zijn dat drie weken zonder fysiek contact met de andere ouder te lang voor hen is. Het bezwaar van de vader is dat hij de kinderen in de zomervakantie drie weken achtereen bij zich wil hebben om langer op vakantie met hen te kunnen. De kinderrechter snapt dit wel, maar vindt dat dit belang moet wijken voor het zojuist beschreven belang van de kinderen. De kinderrechter gaat er van uit dat de kinderen het missen van de andere ouder beter kunnen verdragen vanaf de leeftijd van zes jaar. [minderjarige 2] wordt op 4 juli 2028 zes jaar.
5.13.
Concreet betekent dit voor de jaren 2025, 2026 en 2027 dat de zomervakantie zo wordt verdeeld dat de kinderen in de even jaren eerst een week bij de moeder zijn, vervolgens twee weken bij de vader, daarna twee weken bij de moeder en tenslotte een week bij de vader en in de oneven jaren andersom.
Vanaf 2028 kan de regeling gelden die de rechtbank in juni 2023 heeft vastgesteld voor [minderjarige 1] : in de even jaren verblijven de kinderen de eerste drie weken bij de moeder en de laatste drie weken bij de vader en in de oneven jaren andersom. Zoals gezegd verwacht de kinderrechter dat de kinderen dan beter kunnen verdragen dat zij een ouder drie weken lang niet zien.
5.14.
Daarnaast zijn de ouders het eens over de wissel tijdens de zomervakantie, namelijk op zondag om 15.00 uur. De vakantie start op de laatste schooldag direct uit school. Als de kinderen extra spullen nodig hebben tijdens de vakantie bij de vader kan deze bagage in het laatste omgangsweekend voor de betreffende vakantie aan de vader worden overdragen. Aan het einde van de vakantie haalt de moeder op de laatste vakantiedag de kinderen om 15.00 uur op bij de vader. Dit om een rustige overgang naar het gewone schoolleven te ondersteunen.
De overige vakanties
5.15.
Over de
herfstvakantie en de voorjaarsvakantieverzoekt de moeder te beslissen dat de kinderen in de even jaren in beide vakanties bij haar zijn en in de oneven jaren bij de vader. De vader wil de huidige regeling uit de beschikking van juni 2023 handhaven. Deze houdt in dat [minderjarige 1] in de even jaren de voorjaarsvakantie bij de moeder doorbrengt en de herfstvakantie bij de vader. Het gevolg van deze regeling is echter dat beide eenweekse vakanties in hetzelfde schooljaar bij dezelfde ouder worden doorgebracht. De moeder wil dat graag verdelen. De kinderrechter vindt het voorstel van de moeder evenwichtiger dan de regeling uit 2023 en dus meer in het belang van de kinderen. De vader heeft op de zitting wel gezegd dat hij de regeling uit 2023 wil handhaven, maar hij heeft niet uitgelegd waarom. Dit maakt dat de kinderrechter de mening van de vader niet volgt en beslist dat de kinderen in de even jaren de herfst- en voorjaarsvakantie doorbrengen bij de moeder en in de oneven jaren bij hun vader.
Voor de
meivakantieen de
kerstvakantievolgt de kinderrechter het verzoek van de moeder, dat aansluit op de regeling uit 2023: in de even jaren brengen de kinderen de eerste week door bij de moeder en de tweede week bij de vader en in de oneven jaren andersom.
Start-, wissel- en eindtijd
5.16.
Alle vakanties starten uit school op de laatste schooldag voor de vakantie en eindigen om 15.00 uur op de laatste dag voor de eerste schooldag. De wissel in de kerstvakantie en in de meivakantie is op zondag om 15.00 uur.
Feestdagen
5.17.
De regeling uit 2023 hield in dat de kerstdagen, de paasdagen en de pinksterdagen over de ouders verdeeld werden. De GI wil dat laten vervallen omdat deze regeling teveel wisselingen oplevert. De moeder is het daarmee eens en de vader wil de regeling uit 2023 behouden. Hij erkent dat die regeling veel wisselingen van verblijfplaats inhoudt maar denkt dat de ouders hierover kunnen overleggen omdat ze dat in het verleden ook hebben gedaan.
5.18.
De kinderrechter vindt het gelet op de reistijd van [woonplaats 1] naar de nieuwe woonplaats van de vader, [plaats] , te belastend voor de kinderen om op deze dagen steeds van verblijfsplek te moeten wisselen. De kinderrechter verwacht niet veel van een overleg tussen ouders om het aantal wisselingen terug te brengen, omdat hun onderlinge communicatie op een bijzonder laag pitje staat. Zij vindt daarom een vaste regeling nodig waarover niet elke keer overlegd hoeft te worden. De kinderrechter beslist dat de kinderen op
tweede paasdagen
tweede pinksterdagverblijven bij de ouder bij wie ze volgens de reguliere regeling op eerste paasdag c.q. pinksterdag verblijven. De moeder haalt de kinderen dan op die maandag om 16.30 uur bij de vader op. Op de kerstdagen volgen de kinderen de regeling van de kerstvakantie. Ook op
hemelvaartsdagloopt de reguliere regeling door, en als Hemelvaart in de meivakantie valt, wordt op die dag de regeling voor die meivakantie gevolgd. De kinderrechter volgt niet het voorstel van de GI om hemelvaartsdag toe te voegen (“vast te plakken”) aan het weekend erna omdat de kinderen op de vrijdag na Hemelvaart weer naar school moeten. Als de kinderen op de vrijdag na Hemelvaart wel vrij hebben, dan kan het voorstel van de GI wel worden uitgevoerd. De kinderen verblijven dan op hemelvaartsdag en de vrijdag daarna bij dezelfde ouder als bij wie ze op de aansluitende zaterdag zijn.
5.19.
In het algemeen geldt dat indien een feestdag in een vakantie valt, de regeling voor die vakantie voorrang krijgt.
Studiedagen
5.20.
Met een studiedag wordt een vrije dag bedoeld die geen feestdag is. Als een studiedag aansluit op een weekend dan zijn de kinderen op de studiedag bij de ouder bij wie ze het aansluitende weekend doorbrengen. Is de studiedag op maandag, dan zijn de kinderen op die maandag bij de ouder bij wie ze de zondag daaraan voorafgaand doorbrengen. Op de andere studiedagen zijn de kinderen bij de moeder. Een studiedag start op de laatste daaraan voorafgaande schooldag uit school en eindigt op de laatste dag voor de eerste schooldag om 16.30 uur.
Verjaardagen
5.21.
De kinderrechter beslist dat de reguliere omgangsregeling gewoon doorloopt op de verjaardagen van de kinderen en van de ouders, zoals de GI en de moeder hebben verzocht. Voor wat betreft hun eigen verjaardagen en die van [minderjarige 1] zijn de ouders het hierover eens. De vader wil echter dat [minderjarige 2] op haar verjaardag bij hem is. Dit omdat hij haar als klein kindje vijf maanden lang niet gezien heeft. De kinderrechter kan dit niet beslissen omdat de vader hierover geen schriftelijk verzoek heeft ingediend.
Op alle verjaardagen wordt de andere ouder gevideobeld tussen 07.45 uur en 08.00 uur of, als het een weekenddag betreft, om 17.30 uur.
Videobellen
5.22.
De GI verzoekt een wekelijks videobelmoment vast te leggen maar beide ouders willen dat niet. De kinderrechter vindt het niet in het belang van de kinderen om een videobelmoment vast te leggen waar geen van de ouders achter staat. Dat maakt dat de kinderrechter dit verzoek van de GI afwijst.
Wijziging van de GI
5.23.
De vader verzoekt de GI te vervangen door een andere GI, omdat hij vindt dat de huidige GI niet goed functioneert. De kinderrechter zal de GI vervangen [3] door de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE). De reden hiervoor is dat de GI heeft meegedeeld dat zij de uitvoering van de ondertoezichtstelling zal overdragen aan SAVE, omdat de kinderen nu hun hoofdverblijfplaats niet meer hebben in het werkgebied van de huidige GI, maar in het werkgebied van SAVE. De GI heeft hierover telefonisch contact gehad met SAVE en SAVE heeft de GI laten weten dat zij instemt met de overdracht van de ondertoezichtstelling. Nu de GI al om deze reden vervangen moet worden, zal de kinderrechter de bezwaren van de vader tegen de werkwijze van de huidige GI niet bespreken, omdat dat niet bijdraagt aan de beslissing. De ouders hebben geen bezwaren genoemd tegen de benoeming van SAVE.
Communicatie tussen de ouders
5.24.
Het is de kinderrechter heel duidelijk geworden dat de ouders er goed aan zouden doen om aan hun communicatie te werken. De kinderen zouden er namelijk veel baat bij hebben als de ouders zou lukken om een betere samenwerking te bereiken. De vader wil heel graag in gesprek met de moeder. De moeder is daartoe bereid, mits het gesprek wordt begeleid door een systeemtherapeut. De kinderrechter vindt dit een redelijke voorwaarde. De moeder heeft daarnaast nog een aantal andere wensen over de wijze waarop het gesprek met de vader wordt gevoerd. Het lijkt de kinderrechter goed als partijen samen met de gespreksleider bepalen welke regels er moeten gelden voor de wijze waarop het gesprek wordt gevoerd. Daarbij kunnen de wensen van de moeder goed aan de orde komen. Dit is een kwestie waarmee de ouders samen aan de slag kunnen. Hun advocaten kunnen hen hierbij helpen. Aangezien beide ouders bereid zijn om met elkaar onder begeleiding een gesprek te gaan voeren, hoopt de kinderrechter dat dit gaat lukken.
Hierna volgt de beslissing. De kinderrechter gebruikt daar de begrippen uit de wet.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek over de hoofdverblijfplaats van de kinderen;
6.2.
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoeken over de Nederlandse paspoorten van de kinderen, over de begeleiding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar de tandarts, de huisarts en de kapper en over de kosten van de kapper;
6.3.
wijzigt de zorgregeling zoals vastgesteld in de beschikking van 13 juni 2023 onder 4.3. tot en met 4.5. en stelt de volgende zorgregeling vast die iedere vier weken wordt herhaald:
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven in de eerste week bij de moeder;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven in de tweede week van vrijdag uit school tot zondag om 16.30 uur bij de vader;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven in de derde week van vrijdag uit school tot zaterdag om 16.30 uur bij de vader;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven in de vierde week van vrijdag uit school tot zondag om 16.30 uur bij de vader;
- de vader haalt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op vrijdag op en de moeder haalt de kinderen op zaterdag (in de derde week) en zondag (in de tweede en vierde week) op bij de vader;
- de telling van de weekends loopt tijdens de vakanties door;
6.4.
stelt de volgende vakantieregeling vast:
- in de jaren 2025, 2026 en 2027 zijn de kinderen in de zomervakantie
in de even jareneerst een week bij de moeder, daarna twee weken bij de vader, vervolgens twee weken bij de moeder en tenslotte een week bij de vader, en
in de oneven jarenandersom;
- vanaf het jaar 2028 zijn de kinderen in de zomervakantie
in de even jareneerst drie weken bij de moeder en daarna drie weken bij de vader en
in de oneven jarenandersom;
- de wissel(s) in de zomervakantie vindt/vinden plaats op zondag om 15.00 uur;
- de kinderen zijn
in de even jarenbij de moeder gedurende
o de gehele herfstvakantie;
o de gehele voorjaarsvakantie;
o de eerste week van de meivakantie;
o de eerste week van de kerstvakantie;
en bij de vader:
o de tweede week van de meivakantie;
o de tweede week van de kerstvakantie;
- de kinderen zijn
in de oneven jarenbij de moeder gedurende
o de tweede week van de meivakantie;
o de tweede week van de kerstvakantie;
en bij de vader:
o de gehele herfstvakantie;
o de gehele voorjaarsvakantie;
o de eerste week van de meivakantie;
o de eerste week van de kerstvakantie;
- alle vakanties starten op de laatste schooldag direct uit school;
- op de laatste dag voordat de school na de vakantie begint haalt de moeder de kinderen om 15.00 uur op bij de vader;
- de wissels in de meivakantie en de kerstvakantie vinden plaats op zondag om 15.00 uur;
6.5.
stelt de volgende feestdagenregeling vast:
- de kinderen verblijven op tweede paasdag en tweede pinksterdag bij de ouder bij wie ze volgens de reguliere regeling op eerste paasdag c.q. eerste pinksterdag zijn; de moeder haalt ze om 16.30 uur bij de vader op als de kinderen op die maandag bij hem hebben verbleven;
- als de kinderen op de dag na Hemelvaart naar school gaan, geldt voor hemelvaartsdag de reguliere regeling;
- als de kinderen op de dag na Hemelvaart vrij hebben, verblijven de kinderen op hemelvaartsdag en de daaropvolgende vrijdag bij dezelfde ouder als bij we ze volgens de reguliere regeling op de aansluitende zaterdag verblijven;
- op de kerstdagen geldt de regeling voor de kerstvakantie;
- als een feestdag in een vakantie valt, heeft de regeling voor die vakantie voorrang;
6.6.
stelt voor studiedagen de volgende regeling vast:
- als een studiedag aansluit op een weekend, verblijven de kinderen op deze dag bij de ouder bij wie ze de aansluitende weekenddag verblijven. De studiedag start op de laatste daaraan voorafgaande schooldag en eindigt op de laatste dag voor de eerste schooldag. De moeder haalt de kinderen dan op om 16.30 uur. Op de andere studiedagen verblijven de kinderen bij de moeder;
6.7.
stelt voor de verjaardagen de volgende regeling vast:
- op de verjaardagen van de kinderen en de ouders loopt de hierboven vastgestelde regeling door. De kinderen bellen met de andere ouder tussen 07.45 uur en 08.00 uur, of, als het een weekenddag betreft, om 17.30 uur;
6.8.
vervangt de GI door de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland;
6.9.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.10.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.L.M. Urbanus, kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2025.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.
YJ

Voetnoten

1.In artikel 69 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
2.Artikel 1:265g, eerste lid, BW.
3.Op grond van artikel 1:259 van het Burgerlijk Wetboek