ECLI:NL:RBMNE:2025:897

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
4 maart 2025
Zaaknummer
16/123007-24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in oplichtingszaak met heropening van het onderzoek naar ontbrekende bewijsstukken

Op 4 maart 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een tussenvonnis uitgesproken in een oplichtingszaak. De verdachte wordt verweten een liefdesrelatie te hebben aangegaan met de aangever en hem voor een bedrag van € 114.226,85 te hebben opgelicht. De rechtbank constateert dat het dossier incompleet is, waardoor zij zich onvoldoende voorgelicht acht om een rechtvaardige uitspraak te doen. Er ontbreken cruciale bewijsstukken, waaronder WhatsApp- en e-mailcorrespondentie tussen de verdachte en de aangever, die essentieel zijn voor het vaststellen van de oplichtingshandelingen. De rechtbank merkt op dat een deel van de tenlastegelegde feiten mogelijk door een tweede dader is gepleegd, maar dat aan de verdachte geen medeplegen ten laste is gelegd. Ondanks de deels bekennende houding van de verdachte kan de rechtbank niet vaststellen welke specifieke handelingen door haar zijn verricht en welk bedrag precies door oplichting is verkregen. De rechtbank besluit het onderzoek ter terechtzitting te heropenen om nader onderzoek te laten doen door de politie naar de ontbrekende bewijsstukken en de betrokkenheid van de tweede dader. De rechtbank benadrukt het belang van een gedegen onderzoek, gezien de ernst van de zaak en het hoge geldbedrag dat in het geding is. De zitting wordt geschorst voor onbepaalde tijd, met de opdracht aan de politie om de aangever en de verdachte nader te verhoren en de ontbrekende stukken aan het dossier toe te voegen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/123007-24
Tussenvonnis van de meervoudige kamer van 4 maart 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtbank heeft ter terechtzitting van 18 februari 2025 kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M.L. Kalsbeek en van hetgeen mr. L.D. Lubrano, advocaat te Rotterdam, namens verdachte, alsmede hetgeen de benadeelde partij [benadeelde] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging luidt als volgt:
Dat verdachte in de periode tussen 5 april 2022 tot en met 1 augustus 2023 te Woerden, althans
in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
dhr. [benadeelde] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een
dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of
het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van een geldbedrag van in
totaal ongeveer 114.226,85 euro, door een (liefdes)relatie aan te gaan met die
[benadeelde] en/of die [benadeelde] voor te houden dat zij (tijdelijk) niet over haar geld kon
beschikken en/of (tijdelijk) onvoldoende geld had en/of die [benadeelde] voor te
houden dat zij (direct/spoedig) geld nodig had omdat zij de ziektekosten,
waaronder onder andere geveinsde operatiekosten en ziekenhuisopnamekosten,
niet kon betalen, ter onderbouwing waarvan zij die [benadeelde] valse facturen stuurde
en/of die [benadeelde] om geld (te leen) te vragen, waarbij zij (telkens) een spoedige
terugbetaling in het vooruitzicht stelde/voorwendde, waardoor die [benadeelde]
(telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.

3 INGENOMEN STANDPUNTEN

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde en gevorderd de verdachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van drie maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als (bijzondere) voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling en de verplichting om inzicht geven in haar financiën;
- een taakstraf van 200 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 100 dagen hechtenis;
en geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De raadsvrouw heeft bepleit dat slechts van een bedrag van € 56.200,- kan worden bewezen dat sprake is van oplichting, en dat de verdachte voor het resterende bedrag dient te worden vrijgesproken.

4.HEROPENING EN SCHORSING VAN HET ONDERZOEK

In raadkamer is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Aangever heeft verklaard opgelicht te zijn door ene [fake naam verdachte] en ene [naam] voor een bedrag van in totaal € 114.226,85. Aangever heeft daarbij verklaard van beide personen (spraak)berichten te hebben ontvangen, en zou die als bijlage bij de aangifte hebben gevoegd. Verdachte heeft verklaard dat zij contact had met de aangever onder de naam [fake naam verdachte] en dat zij hem door verzonnen verhalen bewoog geld naar haar over te maken. Zij heeft verklaard dit ‘spel’ samen met [naam] te hebben gespeeld.
Uit de aangifte blijkt verder dat de aangever meerdere stukken, waaronder e-mail correspondentie tussen hem en [fake naam verdachte] aan de politie heeft overgelegd om zijn aangifte nader te onderbouwen. Deze bijlagen bevinden zich echter niet allemaal in het procesdossier.
Zo bevindt zich in het procesdossier geen communicatie tussen verdachte en aangever, anders dan die via bankoverschrijvingen. Wel heeft de politie onderzoek gedaan naar de WhatsApp-communicatietussen aangever en [naam] , die ziet op meerdere overschrijvingen van in totaal € 56.200,- ten behoeve van (vermeende) ziekenhuiskosten. Het procesdossier, waaronder de verklaring van verdachte, schetst daarmee het beeld dat dat deel van de tenlastegelegde oplichtingshandelingen feitelijk door [naam] is gepleegd, zij het met medeweten van verdachte. Aan verdachte is evenwel geen medeplegen ten laste gelegd.
Het dossier bevat verder enkele indicaties vóór, maar ook indicaties tégen de lezing dat [naam] en de verdachte één en dezelfde persoon (moeten) zijn.
Voor een bewezenverklaring van oplichting is nodig dat de verdachte door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen bij een ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wil roepen teneinde daarvan misbruik te kunnen maken. Vervolgens is nodig dat die ander door die oplichtingshandeling ook bewogen wordt tot een bepaalde handeling (HR 20 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2889). De rechtbank dient dus vast te kunnen stellen welke oplichtingshandeling van verdachte tot een bepaalde betaling door aangever heeft geleid. Hoewel aangever in zijn aangifte een aantal situaties heeft geschetst waarin hij bewogen zou zijn geld over te maken, zijn die niet of nauwelijks te relateren aan concrete betalingen. Daarbij heeft verdachte slechts in algemene zin verklaard dat zij verhalen verzon, maar ook dat aangever soms al geld overmaakte zonder dat zij daarom vroeg.
Bij deze stand van zaken kan de rechtbank, ondanks de deels bekennende houding van verdachte, onvoldoende vaststellen welke oplichtingshandelingen door
haarzijn verricht en welk geldbedrag nu precies door oplichting zou zijn verkregen. Dit terwijl de voor die vaststelling benodigde informatie – zoals WhatsApp- of e-mailcorrespondentie tussen aangever en verdachte – kennelijk wel beschikbaar is. De rechtbank acht zich op basis van het onderzoek onvoldoende voorgelicht om recht te kunnen doen in deze zaak.
Het belang van een tijdige afdoening van de strafzaak weegt in dit geval niet op tegen het maatschappelijk belang van een gedegen onderzoek naar de (vermeende) strafbare feiten en het belang van de benadeelde partij om de door hem geleden schade middels het strafproces te kunnen verhalen. Daarbij gaat het om een hoog geldbedrag en een ernstig feit, waarop volgens de richtlijnen voor strafvordering en de oriëntatiepunten van de rechtspraak – al dan niet voorwaardelijke – gevangenisstraffen staan.
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank het noodzakelijk het onderzoek ter terechtzitting te heropenen, om nader onderzoek te doen naar de door aangever overgelegde correspondentie, de omstandigheden waaronder de aangever stelt te zijn bewogen tot afgifte van de geldbedragen en de oplichtingsmiddelen die daarbij zijn gebruikt, en naar het bestaan, de identiteit en betrokkenheid van [naam] .

4.BESLISSING

De rechtbank:
Heropent het onderzoek ter terechtzitting;
Schorst het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd;
stelt de stukken in handen van de officier van justitie teneinde:
- de bijlagen behorende bij de aangifte te (doen) voegen in het procesdossier;
- de politie opdracht te geven de aangever nader te bevragen over de wijze waarop hij is bewogen tot afgifte van geldbedragen;
- de politie proces-verbaal te doen opmaken omtrent de omstandigheden waaronder de aangever is bewogen tot afgifte van voornoemde geldbedragen en welke oplichtingsmiddelen daartoe zouden zijn gebruikt, zoals (al dan niet) volgt uit de door aangever overgelegde correspondentie tussen hem en [fake naam verdachte] ;
- de politie opdracht te geven onderzoek te doen naar het bestaan, de identiteit en de betrokkenheid van [naam] bij het tenlastegelegde;
- de politie opdracht te geven de verdachte nader te verhoren over de resultaten van bovengenoemd onderzoek;
beveelt dat het onderzoek zal worden hervat op een nog nader te bepalen terechtzitting;
beveelt de oproeping van verdachte tegen dat nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsvrouw van de verdachte;
beveelt de mededeling aan de benadeelde partij [benadeelde] van het tijdstip van die nader te bepalen terechtzitting.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Sanders, voorzitter, mrs. G. Schnitzler en O. Böhmer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.C. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 maart 2025.
Mr. O. Böhmer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.