ECLI:NL:RBMNE:2025:900

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
4 maart 2025
Zaaknummer
575327 HL ZA 24-137
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake verdeling en nakoming van een overeenkomst tussen ex-partners met betrekking tot onroerend goed en financiële verplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw en een man die een relatie hebben gehad en gezamenlijk eigenaar zijn van een woning. De vrouw vordert nakoming van een settlement agreement die op 15 juni 2023 is gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over de overname van de woning door de vrouw en de financiële afwikkeling van hun relatie. De man betwist de inhoud van deze overeenkomst en vordert onder andere de verkoop van de woning en betaling van zijn deel van de overwaarde. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overeenkomst tot stand is gekomen en heeft de man veroordeeld tot nakoming van deze overeenkomst, inclusief de ondertekening ervan binnen 14 dagen. Indien de man niet voldoet aan deze verplichting, is hij een dwangsom verschuldigd aan de vrouw. De rechtbank heeft ook bepaald dat de man zijn medewerking moet verlenen aan de levering van de woning aan de vrouw, onder de voorwaarde dat hij wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld. De vorderingen van de man zijn afgewezen, waaronder zijn verzoek om de woning te verkopen en zijn vorderingen met betrekking tot andere financiële verplichtingen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Familierecht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/575327 / HL ZA 24-137
Vonnis van 19 februari 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. G.I.H. Schulte,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. J.B. de Jong.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende akte met eisvermeerdering;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de mondelinge behandeling van 15 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Partijen en hun advocaten waren aanwezig bij de mondelinge behandeling. Voor de vrouw was mevrouw H.G. Manneke aanwezig als tolk.
1.2.
Na de mondelinge behandeling heeft de man op 4 december 2024 een akte genomen en de vrouw op 18 december 2024 een antwoordakte.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat het over?

2.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad. Zij hebben geen samenlevingsovereenkomst gesloten.
2.2.
Partijen zijn samen eigenaar van de woning die ligt aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning).
2.3.
De relatie tussen partijen is geëindigd.
2.4.
De woning is op 31 maart 2023 getaxeerd op een waarde van € 400.000,-. De hypotheekschuld die rustte op de woning was € 196.638,-. De overwaarde in 2023 was
€ 203.362. De vrouw wil de woning overnemen. Op 7 juni 2023 is de hypotheekschuld op de woning door partijen verhoogd met een bedrag van € 81.000,-. De man heeft een bedrag van € 77.639,94 ontvangen vanuit deze hypotheekverhoging.
2.5.
Partijen hebben een afspraak gehad bij [adviesbureau] . Tijdens die afspraak is gesproken over de financiële afwikkeling met betrekking tot het eindigen van de relatie tussen partijen. De vrouw heeft de settlement agreement (hierna: de overeenkomst) overgelegd waarin de door partijen op 15 juni 2023 gemaakte afspraken zijn opgenomen. De vrouw vordert nakoming van deze afspraken en wil dat de man de woning aan haar levert. Zolang de man de overeenkomst niet tekent kan de vrouw hier geen uitvoering aan geven. In de overeenkomst staat het volgende:
On 15-06-2023, both agreed that Side 1 (de man – toevoeging Rechtbank
) was bought out of the joint home, [adres] in [woonplaats] , by Side 2 (de vrouw -toevoeging Rechtbank
) with the following transaction:

Appraised value of the property € 400,000

Mortgage balance € 196,638

Excess value is therefore € 203.632,-

Surplus value /2 = per person € 101,681

Redeem Lendex €2687,12/2 € 1,343.56

Mortgage casts €5,395 /2= € 2,697.50
Side 1 is entitled to obtain a buy-out price amounting to:
€101,681,- -/- (€1,343.56 -/- €2,697.50) = €97,639.94
€81,000 was obtained with a second mortgage on 15-06- 2023
Side 2 offset its share of the casts against that amount.
Side 2 paid €77,639.94 -/- €97,639.94 = - €20,000
As a result, Side 2 still owes €20,000 to Side 1.
This Agreement is subject to the following conditions:
Side 1

May remain registered and stay in the house until 15-06-2024. lf Side no. 1 has not left the house after this date and has deregistered, a compensation of €1,000 per month is due in advance.

Provides an interest-free loan to Side 2 of €20,000 fora period of 2 years. lf the loan is not repaid by Side 2 after 2 years (i.e. 15-06-2025), the loan will be interest-bearing at 4% on an annual basis. The interest will then be credited to the outstanding loan

Despite the fact that he is still a co-owner and co-debtor, he will no longer have anything to obtain or settle from Side 2, with the exception of the loan granted to Side 2

No longer owes monthly costs on the mortgage with ING or other costs associated with the home

Has the right, if Side 2 does not meet its mortgage obligations, to put the house up for sale in order to redeem the mortgage loan. Any surplus value from this sale will be entirely for the benefit of Side 2.

Will always cooperate in the sale of the house if Side 2 wishes to sell it

Declares that in the event of the premature death of Side 1, his heirs have no rights and/or claims with regard to the common home.
Side 2

As soon as possible, will arrange Dismissal of Joint and several liability for the existing mortgage with ING

Accept an interest-free loan of €20,000 from Side 1 and will redeem this loan no later than 15-06-2025. lf the loan is not repaid by the deadline, this loan will be interest­ bearing at 4% on an annual basis. The interest due is then added to the principal. The loan will always be redeemed upon sale of the property. Side 2 is free to redeem all or part of the loan at any time without additional costs.

With this settlement agreement, he has full responsibility and control over the shared home.
2.6.
De man heeft tot november 2023 bijgedragen in de kosten van de woning. Daarna heeft hij de woning verlaten.
2.7.
De man betwist (deels) de inhoud van de overeenkomst. De man stelt dat partijen hebben afgesproken dat hij zijn deel van de overwaarde zou ontvangen én ontslagen zou worden uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypotheekschuld. Van een uitgestelde lening was geen sprake. De vrouw heeft niet aan deze voorwaarden voldaan. De man wil nu dat de woning verkocht wordt en dat hij de helft van de overwaarde ontvangt met aftrek van het bedrag dat hij al heeft gehad. Daarnaast stelt de man dat niet alle goederen zijn verdeeld tussen partijen en dat de overeenkomst daardoor onvolledig is. De man vordert verdeling van de andere eenvoudige gemeenschappen van partijen. De man stelt dat hij geld heeft geïnvesteerd in het onroerend goed van de vrouw in Colombia. Dit geld, een bedrag van € 6.134,-, wil de man terug. Daarnaast vallen de sieraden van de vrouw in de eenvoudige gemeenschap van partijen. De sieraden zijn beleend bij de Stadsbank van Lening in Amsterdam (hierna: de Stadsbank). De man heeft € 1.204,84 betaald om de sieraden terug te krijgen. Dit bedrag vordert hij nu van de vrouw. Ook is er volgens de man gezamenlijk geld geïnvesteerd in crypto currency. De man wil de helft van de inleg terug hetgeen de man begroot op een bedrag van € 5.000,-. Tot slot hebben partijen de inboedel niet verdeeld. De man schat de waarde van de inboedel in op € 10.000,-. De vrouw mag de inboedel houden, maar moet dan een bedrag van € 5.000,- aan de man vergoeden.
2.8.
De vrouw betwist dat er sprake is van andere eenvoudige gemeenschappen die verdeeld moeten worden. De man heeft geen geld geïnvesteerd in het onroerende goed van de vrouw in Colombia. De sieraden van de vrouw zijn geen gemeenschappelijk eigendom. Zij heeft de sieraden geleend aan de man zodat hij dit kon laten belenen bij de Stadsbank om in zijn eigen onderhoud te voorzien. Dit was geen gemeenschappelijke schuld. Er is geen gezamenlijk account voor crypto currency, de man heeft daardoor geen vordering op de vrouw. Ten aanzien van de inboedel is de vrouw van mening dat deze al is verdeeld. Als de man nog andere goederen wil kan hij die ontvangen, maar de vrouw is niet bereid om
€ 5.000,- aan de man te betalen.

3.Het geschil

In conventie en in reconventie
3.1.
De vrouw vordert:
I. voor recht te verklaren dat de overeenkomst, als opgenomen bij de dagvaarding als productie 2, tussen partijen tot stand is gekomen;
II. de man te veroordelen tot nakoming van die tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst;
III. de man te bevelen binnen één week na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis over te gaan tot ondertekening van die overeenkomst, zulks op last van een dwangsom van € 500,- per dag waarop de man daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 20.000,-;
IV. de man te bevelen zijn medewerking te verlenen aan de levering van de woning aan de vrouw, waarbij hij uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de daarop rustende hypotheek zal worden ontslagen;
V. te bepalen dat, in het geval de man geen gevolg geeft aan de veroordeling verzocht onder IV, het in deze zaak te wijzen vonnis op grond van art. 3:300 BW in de plaats zal treden van de akten die nodig zijn voor de levering van de woning, alsmede van enige andere (rechts)handelingen die nodig zijn ter uitvoering van de levering van de woning aan de vrouw;
VI. althans, subsidiair, een beslissing te nemen als door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
VII. de man te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
De man voert verweer. De man concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de vrouw, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van de vrouw, met veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure.
3.3.
De man vordert in reconventie:
I. de vrouw te veroordelen tot betaling aan de man, tegen behoorlijk bewijs van kwijting,
  • een bedrag van € 6.143,- dat de man heeft betaald als investering in het onroerend goed in Colombia van de vrouw,
  • een bedrag van € 4.146,- dat de man heeft betaald aan de Stadsbank voor het terugkrijgen van de sieraden van de vrouw,
  • een bedrag van minimaal € 5.000,- dat de man heeft ingelegd in de gezamenlijke crypto currency,
  • een bedrag van € 5.000,- als vergoeding voor de door de vrouw gehouden inboedel,
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de betalingen respectievelijk vanaf de dagtekening van deze conclusie;
II. De vrouw te veroordelen tot medewerking aan verkoop van de woning, indien zij er niet in slaagt uiterlijk 1 januari 2025 aan de man én de helft van de overwaarde per datum verdeling te betalen (waarop in mindering strekt hetgeen de man reeds ontving) én dat de man hoofdelijk wordt gevrijwaard van alle hypothecaire afspraken van deze woning;
III. De vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De overeenkomst / de woning
4.1.
De rechtbank wijst de vorderingen in conventie van de vrouw toe en beslist als volgt. De rechtbank :
  • verklaart voor recht dat de overeenkomst die is overgelegd bij de dagvaarding als productie 2 tot stand is gekomen;
  • veroordeelt de man tot nakoming van die overeenkomst en beveelt hem tot ondertekening van die overeenkomst over te gaan binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan de man. Indien de man niet overgaat tot ondertekening van die overeenkomst binnen 14 dagen na betekening van het vonnis, dan is de man een dwangsom verschuldigd aan de vrouw van € 500,- per dag tot een maximum van
  • beveelt de man om zijn medewerking te verlenen aan de levering van de woning aan de vrouw onder de opschortende voorwaarde dat de vrouw de man moet ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld;
  • bepaalt dat als de man niet meewerkt aan de levering van de woning aan de vrouw dit vonnis in de plaats treedt van zijn medewerking.
De vordering van de man dat de vrouw moet meewerken aan verkoop van de woning wordt afgewezen. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
4.2.
De man heeft ter zitting en in zijn processtukken erkend dat partijen hebben afgesproken dat de vrouw de woning toegedeeld zou krijgen tegen de getaxeerde waarde van € 400.000,- en dat de vrouw aan de man een bedrag van € 97.639,94 zou betalen voor zijn deel van de overwaarde. Niet in geschil is dat partijen hier uitvoering aan hebben gegeven door de hypotheekschuld te verhogen met een bedrag van € 81.000,-. De man heeft een bedrag van € 77.639,94 ontvangen. De man betwist de afspraken die in de overeenkomst staan over het resterende bedrag van € 20.000,-. Het is onduidelijk wat volgens de man wel is afgesproken over de betaling van het resterende bedrag. Uit de door de vrouw ingediende verklaring van de adviseur van 13 februari 2024 blijkt dat de overeenkomst een weergave is van de mondelinge afspraken van partijen op 15 juni 2023. De man heeft niet betwist dat de adviseur heeft bemiddeld tussen partijen. De vrouw heeft, zoals afgesproken, alle lasten voldaan die horen bij de hypotheekschuld. De man heeft de woning ook verlaten. Partijen hebben daarmee uitvoering gegeven aan alle weergegeven afspraken, met uitzondering van de betaling van het resterende bedrag van € 20.000,- en het ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld.
4.3.
De rechtbank volgt de man niet in zijn standpunt dat de woning nog verdeeld moet worden en dat hierbij uitgegaan moet worden van de huidige waarde van de woning. De man stelt dat doordat de vrouw de man nog niet heeft ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid de afspraak niet meer geldt tussen partijen. Het is onduidelijk wat de grondslag is van deze stelling. Er is geen wetsartikel op basis waarvan de man de overeenkomst in dit geval niet zou moeten nakomen. Hooguit kon de man zich beroepen op opschorting. [1] Echter, dat is in dit geval niet aan de orde, omdat de vrouw niet kon nakomen doordat de man de overeenkomst niet wilde tekenen. De vrouw had de man nodig om hem te kunnen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Er dus geen gegronde reden om de vordering van de man toe te wijzen en de woning te verdelen naar de huidige waarde. De man stelt dat de waarde van de woning moet worden vastgesteld op het moment van leveren volgens de wet. Echter, partijen hebben in dit geval van de wet afwijkende afspraken gemaakt [2] , waardoor de man zich ook hier niet op kan beroepen.
De rechtbank neemt bij haar oordeel ook mee dat de man ter zitting heeft bevestigd dat hij vanaf mei 2023 € 300,- aan de vrouw betaalde als huur voor zijn kamer. Partijen zijn er dus beiden vanuit gegaan dat de woning met het maken van de afspraken eigendom was van de vrouw en hebben zich daar ook naar gedragen. Er is geen wettelijke bepaling die stelt dat partijen alle eenvoudige gemeenschappen in één keer moeten verdelen. Ook het standpunt van de man dat de overeenkomst onvolledig was door het ontbreken van afspraken hierover volgt de rechtbank niet.
4.4.
Ter zitting heeft de vrouw aangeboden om het resterende bedrag van € 20.000,- in één keer te betalen bij levering van de woning. Zij stelt dat zij de man kan ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat door het maken van de afspraken de woning is verdeeld. De woning is economisch eigendom van de vrouw. De man moet de gemaakte afspraken nakomen. Nu de vrouw bereid is om het resterende deel van € 20.000,- in een keer te voldoen bij het leveren van de woning, hoeft de rechtbank niet meer te oordelen of de afspraak over de uitgestelde lening is gemaakt. De vorderingen van de vrouw onder I tot en met V worden toegewezen en de vordering van de man onder II wordt afgewezen.
Vordering onroerend goed Colombia
4.6.
De rechtbank wijst de vordering van de man tot vergoeding van het bedrag van
€ 6.143,- af.
4.7.
De vrouw heeft onroerend goed in Colombia. Partijen zijn het daar over eens. De man stelt dat hij € 6.143,- heeft geïnvesteerd in deze woning en hij wil dit bedrag terug. De vordering van de man bestaat uit twee delen. Er is een bedrag van € 3.143,- overgemaakt naar de Colombiaanse bankrekening van de vrouw en hij heeft € 3.000,- contant aan de vrouw gegeven.
4.8.
Ten aanzien van de overboeking van € 3.143,- stelt de man dat dit geld afkomstig is van zijn privérekening. Hij heeft dit standpunt niet onderbouwd met stukken.
De vrouw betwist de vordering enerzijds door te stellen en te onderbouwen dat het gestorte bedrag afkomstig was van de gezamenlijke bankrekening van partijen. Zij heeft daar ook een bewijsstuk van ingediend. Anderzijds stelt de vrouw ook dat het bedrag dat is gestort nodig was voor de operatie die de vrouw heeft ondergaan voor het vervangen van haar borstprotheses. De vrouw heeft ook daar een bewijsstuk van ingediend.
De man heeft een vordering ingediend, het is dan ook aan hem om bewijs te leveren van het bestaan van zijn vordering. Dit heeft hij niet gedaan. Zelfs als de man bewijs had overgelegd waaruit bleek dat het geld was overgeboekt vanuit zijn privévermogen, dan ontbreekt een rechtsgrond op basis waarvan de vrouw dit geld zou moeten vergoeden aan de man. Daarvoor heeft de man te weinig gesteld. De vordering is door de vrouw gemotiveerd betwist reden waarom de rechtbank dit afwijst.
4.9.
Aanvullend heeft de man gesteld dat hij € 3.000,- contant aan de vrouw heeft gegeven en dat een vriendin van de man hierover kan verklaren. Die vriendin zou erbij zijn geweest op het moment dat de man het geld heeft gegeven aan de vrouw. De vrouw heeft betwist dat zij dit geld contant van de man heeft ontvangen. De man heeft zijn standpunt onvoldoende onderbouwd, reden waarom de rechtbank de vordering afwijst. Zelfs als de man bewijs zou kunnen leveren van het feit dat hij € 3.000,- contant aan de vrouw heeft gegeven dan ontbreekt een wettelijke grondslag op basis waarvan de man dit terug kan vorderen. Het kan in dat geval gaan om een schenking, een lening, ongerechtvaardigde verrijking of onverschuldigde betaling, maar de man heeft hier niets over gezegd. De rechtbank kan de grondslag aanvullen, maar alleen als daar voldoende voor is aangevoerd. Dat is hier niet het geval. Reden waarom ook dit deel van de vordering van de man wordt afgewezen.
Sieraden / lening Stadsbank
4.10.
De sieraden van de vrouw zijn beleend bij de Stadsbank. De man heeft € 1.204,84 betaald om de sieraden terug te krijgen. De man heeft tijdens de zitting verteld dat het geld dat hij heeft ontvangen bij het belenen van de sieraden is gebruikt voor de kosten van de huishouding. Er is volgens de man sprake van ongerechtvaardigde verrijking op grond waarvan de vrouw dit bedrag aan de man moet vergoeden. De vrouw betwist dit. De man had geen inkomen. De afspraak was dat ieder de helft van de kosten van de huishouding zou betalen. De man kon dit niet, de vrouw heeft haar sieraden beschikbaar gesteld aan de man om te belenen zodat hij aan zijn verplichtingen kon voldoen. Het geld is door de Stadsbank aan de man geleend en ook door hem terugbetaald. De rechtbank is van oordeel dat uit het door de man ingediende overzicht bij de Stadsbank blijkt dat de belening op zijn naam stond. Nergens blijkt uit dat de vrouw geld verschuldigd was aan de Stadsbank. De stelling dat de man huishoudkosten voor de vrouw heeft betaald is niet nader onderbouwd. De door de man gestelde verrijking / verarming blijkt nergens uit. Reden waarom de rechtbank de vordering van de man afwijst.
Crypto currency
4.11.
De vordering ten aanzien van de crypto currency wijst de rechtbank ook af. De man heeft niet onderbouwd dat partijen gezamenlijk crypto currency hebben gekocht voor
€ 10.000,-. De vrouw heeft ter zitting verteld dat partijen in het verleden ieder een eigen rekening hebben gehad bij Binance. Binance is verboden in Nederland en partijen zijn hier toen mee gestopt. Zij betwist dat er samen crypto currency is gekocht. Gezien de betwisting door de vrouw en het gebrek aan onderbouwing van zijn vordering door de man, wijst de rechtbank de vordering van de man af.
Inboedel
4.12.
De man stelt dat de inboedel nog niet is verdeeld en hij wil daarvoor gecompenseerd worden met een bedrag van € 5.000,-. De man heeft een flatscreen televisie betaald en achtergelaten bij de vrouw. De vrouw stelt dat de man is geëmigreerd en dat hij daarom niet al zijn inboedel mee wilde nemen. Hij heeft dit achtergelaten en de inboedel is volgens de vrouw daarmee verdeeld. De vrouw is wel bereid om bepaald goederen nog te verdelen, volgens haar zijn alleen de gezamenlijk gekochte IKEA kasten in de woning achtergebleven. De vrouw gaat niet akkoord met het betalen van een bedrag van € 5.000,- voor de inboedel. Ter zitting is afgesproken dat de man een lijst zal maken met inboedelgoederen die hij nog graag wil ontvangen, dit zal dan worden opgenomen in een nog nader in te dienen akte. De vrouw zal hierop reageren in een antwoordakte.
4.13.
De man heeft in zijn akte opgenomen dat hij nog graag de open haard, de televisie, een grote stekkerdoos die in de woonkamer lag en € 500,- in contanten wil ontvangen. De vrouw moet de goederen dan naar het kantoor van de advocaat brengen. De man laat ook goederen achter waar hij aan mee heeft betaald zoals een waardevolle koelkast. De man vindt dit een redelijke verdeling.
4.14.
De vrouw erkent in haar antwoordakte dat de open haard eigendom is van de man. Die mag hij komen ophalen. De vrouw is niet bereid om die bij de advocaat van de man te brengen. Het is de vrouw niet bekend wat de man bedoeld met de grote stekkerdoos. Ten aanzien van de televisie en de koelkast is het standpunt van de vrouw dat zij die heeft gekocht en betaald door het aangaan en afbetalen van een lening bij Santander. De vrouw heeft ook stukken overgelegd ter onderbouwing van haar standpunt.
4.15.
De vordering van de man ten aanzien van de inboedel wijst de rechtbank af. De man heeft zijn standpunt dat hij inboedel heeft gekocht en dat die is achtergebleven bij de vrouw onvoldoende onderbouwd. Nergens blijkt uit welke goederen er zijn gekocht door partijen en hoe dit dan verdeeld zou moeten worden. Ook de waarde van de achtergebleven goederen is door de man op geen enkele manier onderbouwd.
4.16.
De vrouw stemt in met het overdragen van de open haard aan de man. De afgifte hiervan is niet gevorderd door de man, reden waarom de rechtbank hier geen beslissing over kan nemen. De rechtbank gaat er vanuit dat partijen in onderling overleg zullen zorgdragen voor de overdracht van de open haard van de vrouw aan de man.
Proceskosten
4.17.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
In conventie en in reconventie
5.1.
verklaart voor recht dat de overeenkomst die is overgelegd bij de dagvaarding als productie 2 tot stand is gekomen,
5.2.
veroordeelt de man tot nakoming van die overeenkomst en beveelt hem tot ondertekening van die overeenkomst over te gaan binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan de man. Indien de man niet overgaat tot ondertekening van die overeenkomst binnen 14 dagen na betekening van het vonnis, dan is de man een dwangsom verschuldigd aan de vrouw van € 500,- per dag tot een maximum van € 20.000,-,
5.3.
beveelt de man om zijn medewerking te verlenen aan de levering van de woning aan de vrouw onder de opschortende voorwaarde dat de vrouw de man moet ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld,
5.4.
bepaalt dat als de man niet meewerkt aan de levering van de woning aan de vrouw dit vonnis in de plaats treedt voor de notariële levering vereiste wilsverklaring van de man,
5.5.
compenseert de proceskosten tussen partijen,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Weistra en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2025.

Voetnoten

1.Artikel 6:52 Burgerlijk Wetboek
2.Artikel 3:183 Burgerlijk Wetboek