Beoordeling door de voorzieningenrechter
7. De voorzieningenrechter beoordeelt of het bestreden besluit, waarbij aan eiseres een EMG-maatregel is opgelegd, in stand kan blijven. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
8. De voorzieningenrechter verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit, zal zelf in de zaak voorzien en het primaire besluit herroepen
.De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
9. De bestuurder van een motorrijtuig met kenteken [kenteken] is op 6 maart 2024 om 19.50 uur in Amersfoort staandegehouden, omdat zij reed met een hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan, op korte volgafstand reed van haar voorligger, probeerde rechts in te halen, waardoor er bijna een aanrijding ontstond en meerdere keren geen richting aangaf. Volgens de politie was eiseres de bestuurder van de auto.
10. De politie heeft daarop een mededeling gedaan aan het CBR als bedoeld in artikel artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Op grond van dit artikel doet de politie een schriftelijke mededeling aan het CBR als er een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid voor het besturen van een motorrijtuig.
11. Op grond van artikel 131, eerste lid, aanhef en onder a, besluit het CBR, indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, in de bij ministeriële regeling aangegeven gevallen tot oplegging van een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid.
12. Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (de Regeling) wordt een vermoeden gebaseerd op feiten en omstandigheden als genoemd in de bij de regeling behorende bijlage.
13. In de bijlage van de Regelingstaat dat het feit dat de betrokkene incorrect samenspel met andere verkeersdeelnemers in het verkeer heeft laten zien het vermoeden rechtvaardigt dat de betrokkene niet langer beschikt over de vereiste rijvaardigheid voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor een rijbewijs is afgegeven.
14. Vervolgens heeft het CBR aan eiseres bij het primaire besluit een EMG opgelegd op grond van artikel 14, eerste lid, onder a, van de Regeling. In bezwaar voert eiseres aan dat zij op 6 maart 2024 om 19.50 uur, het moment van staandehouding, niet de bestuurder was van de auto met kenteken [kenteken] . De politie heeft de bestuurder klaarblijkelijk aangezien voor eiseres. Zij was echter op dat tijdstip in [plaats 2] , waar zij vanaf 18:30 tot en met 20:45u kickboks en full body training heeft. Waarschijnlijk heeft één van haar nichtjes in haar auto gereden. De bestuurder heeft zich bij de staande houding ook niet gelegitimeerd, omdat eiseres haar rijbewijs altijd bij zich heeft. In de beslissing op bezwaar heeft het CBR aangegeven dat de politie heeft erkend dat de bestuurder geen rijbewijs kon tonen omdat de bestuurder haar rijbewijs niet bij zich had, maar dat de politie vervolgens de identiteit van de bestuurder heeft vastgesteld door middel van een beschikbare foto in het systeem van de Rijksdienst voor het Wegverkeer. Het bezwaar is ongegrond verklaard.
15. De kern van het geschil is of het CBR zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres op 6 maart 2024 om 19.50 uur de bestuurder is geweest en zij degene is die het gedrag heeft getoond, dat grond is voor het opleggen van een EMG aan eiseres.
16. Uit jurisprudentieblijkt dat met voldoende zekerheid moet vaststaan dat de betrokkene de bestuurder is. Uit de jurisprudentie blijkt ook dat het om een proces-verbaal moet gaan of een mutatierapportwaarin gemotiveerd staat beschreven dat de betrokkene als bestuurder positief is herkend.
17. In dit geval is naar het oordeel van de voorzieningenrechter van een zodanige motivering geen sprake. Het CBR heeft het besluit gebaseerd op een mutatierapport van 8 maart 2024. In dit rapport is eiseres genoemd als betrokkene. In het geheel is niet beschreven waarop deze constatering, dat eiseres de betrokkene was, is gebaseerd. Pas met het aanvullend mutatierapport van 7 juni 2024, dat is opgesteld na contact tussen de politie en een medewerker van het CBR naar aanleiding van het beroep van eiseres, is door een verbalisant aangevuld dat de betrokkene geen rijbewijs heeft getoond op 6 maart 2024. De identiteit is vastgesteld aan de hand van een beschikbare foto van de RDW. De voorzieningenrechter stelt vast dat dit de enige informatie is. Niet duidelijk is geworden op basis van welke gegevens en welke foto eiseres positief is herkend als de bestuurder op 6 maart 2024. Zo blijkt niet of het een recente foto was, dan wel wanneer de herkenning van eiseres als bestuurder op basis van die foto heeft plaatsgevonden. Het is een aanname van het CBR dat deze herkenning direct na het voorval op 6 maart 2024 dan wel bij het opstellen van het mutatierapport op 8 maart 2024 plaats heeft gevonden. Dit betekent dat niet met voldoende zekerheid is komen vast te staan dat eiseres de bestuurder was en dat daarom ook niet met voldoende zekerheid vast is komen te staan dat eiseres degene is die het gedrag heeft getoond op 6 maart 2024 en welke gedrag grond biedt voor het opleggen van de EMG.