ECLI:NL:RBMNE:2025:991

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
16-196236-24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor het bereiden van harddrugs en het telen en bezit van softdrugs

Op 11 maart 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bereiden van harddrugs en het telen en bezit van softdrugs. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een inhoudelijke behandeling op 25 februari 2025, waarbij de verdachte aanwezig was en zijn raadsman, mr. W.J. Ausma, de verdediging voerde. De officier van justitie, mr. D.E. Hooydonk, heeft de vordering ingediend. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk bereiden en aanwezig hebben van metamfetamine en MDMA, alsook van het telen van hennep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 16 juni 2024 in Utrecht samen met anderen metamfetamine heeft bereid en aanwezig heeft gehad, en dat hij in de periode van 7 februari 2024 tot en met 17 april 2024 hennep heeft geteeld. De rechtbank heeft de verdachte ook schuldig bevonden aan het opzettelijk aanwezig hebben van 5.400 gram hennep op 13 mei 2024. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 40 maanden opgelegd, met aftrek van het voorarrest, en een maatregel van kostenverhaal van € 6.500,41 opgelegd voor de ontmanteling van het drugslab. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in het productieproces van harddrugs meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-196236-24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 maart 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1972] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 september 2024, 3 december 2024 en 25 februari 2025. Op laatstgenoemde datum heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.E. Hooydonk en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
op 16 juni 2024 in Utrecht samen met anderen opzettelijk metamfetamine en MDMA heeft bereid, bewerkt, verwerkt en vervaardigd dan wel aanwezig heeft gehad;
feit 2
in de periode van 7 februari 2024 tot en met 17 april 2024 in Utrecht samen met anderen opzettelijk hennep heeft geteeld;
feit 3
op 13 mei 2024 in Utrecht opzettelijk 5.400 gram hennep aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, maar verzoekt partiele vrijspraak voor de onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde ‘in vereniging’.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 bepleit dat verdachte de aangetroffen drugs enkel aanwezig heeft gehad. Verdachte had geen rol bij het drugslab, anders dan dat hij, tegen betaling, zijn schuur ter beschikking heeft gesteld. Daarnaast heeft de raadsman vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde onder feit 2 en feit 3 vanwege onvoldoende concreet bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Bewijsmiddelen [1]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 februari 2025, die, voor zover relevant en zakelijk weergegeven, het volgende inhoudt:
Ik ben verantwoordelijk voor het drugslab. Ik heb mijn schuur verhuurd, daar zou ik € 2.000 voor krijgen. Ik wist wat er zou gaan gebeuren, ik wist waar het om ging. Ik heb de voor het lab benodigde spullen uit de bus geladen en in mijn schuur gezet.
De verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris op 19 juni 2024 (los opgenomen in het dossier) die, voor zover relevant en zakelijk weergegeven, het volgende inhoudt:
U houdt mij de verdenking voor. Het lijkt best wat, maar het stelt niets voor. Ik was ermee aan het experimenteren. Het is iets uit de hand gelopen, maar het was een experiment. Het is dom van mij.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 11 december 2024, dat, voor zover relevant, inhoudt: [2]
Op 16 juni 2024 heb ik een onderzoek ingesteld in een schuur behorende bij de woning [adres] , te [plaats] .
Tijdens het ingestelde oriënterend veiligheid onderzoek werd in de schuur twee ruimten
aangetroffen waarin zich aan synthetische drugs gerelateerde stoffen en goederen werden
aangetroffen.
Ruimte A
In ruimte A stonden verspreid goederen en stoffen welke te relateren waren aan de
vervaardiging en bewerking van synthetische drugs, in casu metamfetamine. Gezien de
aangetroffen inrichting werd in Ruimte A metamfetamine-base-olie door middel van aceton
en zoutzuur omgezet naar metamfetamine HCl (kristallisatie). Tevens vond ter plaatse her-
kristallisatie plaats. In ruimte A werd circa 10,5 kilogram metamfetamine kristallen en circa
16, 7 liter metamfetamine houdende vloeistof aangetroffen.
Met betrekking tot de exacte omschrijving van alle eventueel aan de vervaardiging en/of
bewerking van (synthetische) drugs aangetroffen goederen en eventueel veiliggestelde
monsters wordt verwezen naar de onderstaande inventarisatielijst.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering van 20 september 2024, van het Nederlands Forensisch instituut, zaaknummer 2024.06.20.106, inhoudende een Drugsonderzoek aan materialen, dat, voor zover relevant, het volgende inhoudt: [3]
Resultaten
De resultaten van het onderzoek zijn vermeld in tabel 1.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 24 december 2024, dat, voor zover relevant, inhoudt: [4]
Op 17 juni 2024 werd er een doorzoeking verricht van een woning aan de [adres] te [plaats] .
Bij deze doorzoeking werd in een kledingkast in een slaapkamer die in gebruik was bij de verdachte, een plastic zakje in beslag genomen met vermoedelijk verdovende middelen.
Uit onderzoek aan de stof uit het plastic zakje blijkt het om 112.4 gram MDMA te gaan.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 20 juni 2024, dat, voor zover relevant, inhoudt: [5]
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering van 20 juni 2024, van het Nederlands Forensisch instituut, zaaknummer 2024.06.20.106, inhoudende een Rapport identificatie van drugs, dat, voor zover relevant, het volgende inhoudt: [6]
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AARL3783NL brokjes, beige, uit 112,4 gram; bevat MDMA
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek plaatsdelict van 24 december 2024, dat, voor zover relevant, inhoudt: [7]
Op 16 juni 2024 kwamen wij voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres] , [postcode] [plaats] .
Op de vloer voor deze tafel, links achterin de productieruimte, zagen wij 5
sigarettenpeuken liggen. Wij hebben deze allen veiliggesteld voor eventueel DNA
onderzoek.
De volgende sporen en sporendragers werden in het belang van de bewijsvoering en/of
nader onderzoek veiliggesteld:
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal vooronderzoek lab van 5 augustus 2024, dat, voor zover relevant, inhoudt: [8]
een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering van 15 oktober 2024, van The Maastricht Forensic Institute, inhoudende een Rapport Forensisch DNA-onderzoek, dat, voor zover relevant, het volgende inhoudt: [9]
In Tabel 2 is weergegeven welke DNA-profielen van personen zijn vergeleken met de DNA-profielen van het sporenmateriaal.
(* ivm pseudonimiseren is deze bijlage verwijderd)
De resultaten van het (vergelijkend) DNA-onderzoek zijn weergegeven in Tabel 3.
een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering van 30 juli 2024, van The Maastricht Forensic Institute, inhoudende een Rapport Forensisch DNA-onderzoek, dat, voor zover relevant, het volgende inhoudt: [10]
De resultaten van het (vergelijkend) DNA-onderzoek zijn weergegeven in Tabel 2.
(* ivm pseudonimiseren is deze bijlage verwijderd)
Bewijsoverweging
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 16 juni 2024 in [plaats] niet alleen metamfetamine aanwezig heeft gehad, maar ook, samen met anderen, metamfetamine heeft bereid, bewerkt, verwerkt en vervaardigd. Daarnaast acht zij bewezen dat verdachte op die datum ook MDMA aanwezig heeft gehad. De rechtbank licht dat oordeel als volgt toe.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij zijn schuur ter beschikking heeft gesteld als drugslab. Verdachte wist wat er in zijn schuur zou gaan gebeuren en zou daarvoor betaald krijgen. Verdachte heeft daar ook een actieve bijdrage aan geleverd, door de voor het drugslab benodigde spullen uit te laden uit de bus waarmee die kennelijk werden aangeleverd en deze in zijn schuur te plaatsen. Verder duidt zijn verklaring bij de rechter-commissaris erop dat verdachte ook een grotere rol heeft vervuld dan enkel het ter beschikking stellen van zijn schuur – hij noemt het lab iets waarmee hij ‘aan het experimenteren was’. Tot slot duidt het aantreffen van het DNA van verdachte op vier van de in de schuur aangetroffen sigarettenpeuken en op de aangetroffen jas dat verdachte ook in de schuur aanwezig is geweest nadat het productieproces was gestart. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte hierbij niet alleen heeft gehandeld. Hij heeft zelf verklaard niet betrokken te zijn geweest bij het daadwerkelijke ‘kookproces’ en dat dat door anderen geschiedde. Steun daarvoor is ook te vinden in het aantreffen van DNA van onbekende derden op de in het lab aangetroffen rubberen handschoenen. Deze feiten en omstandigheden leiden de rechtbank tot de conclusie dat verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan het productieproces van metamfetamine in zijn schuur, en dat daarmee sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met onbekend gebleven mededaders.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat enkel het aanwezig hebben van MDMA bewezen kan worden, nu het dossier geen bewijs bevat dat in het aangetroffen lab ook MDMA werd geproduceerd.
Feit 2 en feit 3
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 februari 2025:
De in beslag genomen en onderzochte telefoon is van mij.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal inhoudende het onderzoek naar de telefoon van verdachte van 18 juli 2024, dat, voor zover relevant, inhoudt:
Tijdens de aanhouding van verdachte [verdachte] is een telefoon in beslag genomen onder goednummer 3361224. De telefoon betreft het model SM-A042F van het merk Samsung. In het toestel bevond zich een simkaart die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] .
Afbeeldingen
Er is onderzoek gedaan in de afbeeldingen die zijn veiliggesteld vanuit de telefoon. Hierop zag ik afbeeldingen die ik ambtshalve herkende als gerelateerd aan de productie van hennep. Ik zag onder andere afbeeldingen van afzuigboxen, koolstoffilters, kweektenten en armaturen voor assimilatielampen. Ook zag ik afbeeldingen waarop ik de ruimte herkende waarin het drugslab was aangetroffen. Ik herkende deze vanwege de indeling van de ruimte, het tegen de achterwand aangebrachte isolerende folie, de tl balken en de zichtbare houtconstructie in het plafond. Ook zag ik een afbeelding waarop ik verdachte [verdachte] herkende terwijl hij in die betreffende ruimte stond. Ik herken hem omdat ik zijn foto heb gezien in de politiesystemen en hem op meerdere foto's in deze telefoon heb gezien. Tevens zag ik een afbeelding van een jong kind die in een hennepkwekerij leek te staan. De ruimte achter de jongen op de foto vertoont specifieke overeenkomsten met de ruimte aan de [adres] waar het drugslab is aangetroffen. Het isolatiefolie tegen de achterwand is duidelijk zichtbaar, net als de tl balken tegen het deels open plafond waarbij de houtconstructie zichtbaar is. Een lid van het onderzoeksteam dat bij de aanhouding en doorzoeking aan de [adres] aanwezig is geweest, zag de foto en herkende hierop de kleinzoon van verdachte [verdachte] , tevens genaamd [verdachte] , geboren op [2017] , de zoon van zijn dochter [A] . Hij herkende hem omdat hij de jongen ter plaatse bij de doorzoeking had gezien. Ik zag dat deze foto metadata bevatte over het merk en model van de gebruikte camera, de datum en tijd waarop de foto is genomen, en de gps-locatie waar de foto is genomen. De foto is volgens de metadata genomen op 3 april 2024 om 18:41:47 uur. De genoemde lengte en breedtegraad komen in dit geval uit op het adres [adres] te [plaats] , het adres van verdachte [verdachte] en de locatie van het aantreffen van het drugslab. Op foto 7 zijn achter de jongen meerdere (bijna)volwassen hennepplanten te zien. De planten staan per stuk in zwarte plantenbakken. Op de foto is ook te zien dat deze planten bloemtoppen hebben, en dat dit dus de vrouwelijke soort is waar de toppen van gedroogd en gerookt kunnen worden. Dat deze toppen aan de planten zitten geeft aan dat het bloeistadium al gaande is. Dit is het laatste stadium dat gemiddeld tussen de 6 en 12 weken in beslag neemt. Hierna kunnen de toppen geoogst worden, waarna ze binnen 1 tot 2 maanden gedroogd kunnen worden en gereed zijn voor gebruik. Ook is te zien dat er armaturen hangen, met daarin in werking zijnde assimilatielampen. Tijdens mijn werkzaamheden voor de politie ben ik regelmatig betrokken geweest bij het aantreffen en ruimen van hennepkwekerijen en het opmaken van de dossiers. Op basis van die ervaring constateer ik dat op deze foto, genomen op 3 april 2024, op de [adres] te [plaats] , elementen voor een in werking zijnde hennepkwekerij te zien zijn. Op alle foto's is tegen de achterwand de isolerende folie te zien met daarop horizontaal lopende lijnen. Op alle foto's zijn dezelfde typen assimilatielampen te zien en is hetzelfde net over de planten gespannen.
Ik zag afbeeldingen die ik herkende als hennepplanten en afbeeldingen van gedroogde henneptoppen in ziplockzakken.
Chat met [B]
De eerdergenoemde foto's van gedroogde henneptoppen in ziplockzakken zijn afkomstig uit een Whatsapp chatgesprek met telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Ik zag dat in deze telefoon de naam "... [B] " aan dat nummer was gekoppeld. Aan het Whatsappaccount in deze telefoon staat de gebruikersnaam " [verdachte] " gekoppeld. " [verdachte] " is tevens de tweede naam van verdachte [verdachte] . Ik zag dat in de chat op 13 mei 2024, tussen 11:20 uur en 12:10 uur het volgende gesprek plaatsvond tussen [B] en [verdachte] .
[B] : Hoeveel precies ligt er
[B] : 5,5
[B] : Toch
[verdachte] : Ja en [.] heb ook nog
[verdachte] : Ik heb hier 5400 gram van me zelf en [.] heb nog een kg over
[B] : Oké is goed. [11]
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking tot inbeslagneming van 17 juni 2024, dat, voor zover relevant, inhoudt:
Op 17 juni 2024 werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in [adres] , [postcode] [plaats] . Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslag genomen: verdovende middelen waaronder wiet. [12]
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 19 juni 2024, dat, voor zover relevant, inhoudt:
Het onderzoek vond plaats aan een hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen. Deze partij was inbeslaggenomen tijdens een onderzoek ingevolge de Opiumwet op het adres [adres] , [postcode] [plaats] .
De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit:
1) Goednummer: PL0900-2024189796-3361225
Object: Verdovende middelen (Hennep)
Aantal/eenheid: 1 stuks
Verpakking: Zak plastic
Inhoud/specificatie: Aantal stukken wiet
Bijzonderheden: Aangetroffen in make-up tafel in de middelste kamer 1e etage
Gram: 5.7 gram
De test gaf een reactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hashish, vermeld op lijst II van de Opiumwet.
2) Goednummer: PL0900-2024189796-3361226
Object: Verdovende middelen (Hennep)
Aantal/eenheid: 1 stuks
Verpakking: Zak plastic
Inhoud/specificatie: Grote zak met gruis/stukken wiet
Bijzonderheden: Aangetroffen in kast slaapkamer begane grond
Gram: 40.0 gram
De test gaf een reactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hashish, vermeld op lijst II van de Opiumwet. [13]
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen betreffende de kweekperiode hennep van 30 december 2024, dat, voor zover relevant, inhoudt:
Naar aanleiding van het proces-verbaal met nummer " [..] " sprak ik met de Districtelijke Coördinator Hennep nadat ook hij kennis had genomen van de inhoud van voornoemd proces-verbaal. Ik vroeg hem wat hij aan de hand van de betreffende foto's kon zeggen over de kweekperiode van de planten. Ik hoorde hem zeggen dat de toppen in de planten nog 1 tot maximaal twee weken konden blijven zitten alvorens geoogst te moeten worden. Ik hoorde hem zeggen dat een kweekperiode 9 weken bedraagt.
Uit deze informatie maak ik, verbalisant, op dat als de desbetreffende foto's volgens de metadata zijn gemaakt op 3 april 2024 de oogst zou moeten plaatsvinden binnen twee weken nadien, namelijk bij benadering tussen 10 en 17 april 2024. Het planten zou bij benadering moeten hebben plaatsgevonden tussen 7 en 14 februari 2024. [14]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 7 februari 2024 tot en met 17 april 2024 in [plaats] hennep heeft geteeld. Uit bovenstaande bewijsmiddelen volgt dat verdachte in die periode een hennepkwekerij in zijn schuur had. Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat verdachte dit samen met één of meer anderen heeft gedaan. De rechtbank spreekt verdachte daarom partieel vrij van het ten laste gelegde medeplegen.
De rechtbank acht op basis van bovenstaande bewijsmiddelen ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 13 mei 2024 in [plaats] 5.400 gram hennep opzettelijk aanwezig heeft gehad.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 16 juni 2024, te [plaats] ,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen,
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd, en in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
(telkens) een hoeveelheid metamfetamine, te weten:
- 1.710 gram,
- 1.610 gram,
- 1.770 gram,
- 4.380 gram,
- 700 gram en/of
- 16,5 liter
en dat verdachte op 16 juni 2024, te [plaats] , opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 112,4 gram MDMA,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine en/of MDMA, zijnde metamfetamine en/of MDMA, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2
in de periode van 7 februari 2024 tot en met 17 april 2024, te [plaats] ,
opzettelijk heeft geteeld,
een hoeveelheid hennep(planten), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 3
op 13 mei 2024, te [plaats] ,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5.400 gram hennep,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van het voorarrest en een geldboete van € 9.000,-, bij gebreke van betaling te vervangen door zes maanden hechtenis.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte op grond van de Opiumwet de maatregel kostenverhaal zal worden opgelegd voor een bedrag van € 6.500,41 in verband met de ontruiming van het drugslab.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om oplegging van een gevangenisstraf waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest en een fors voorwaardelijk deel. De maatregel kostenverhaal moet als een bijkomende straf voor verdachte worden gezien en daarom niet worden opgelegd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere druggerelateerde strafbare feiten. Verdachte heeft zijn schuur eerst omgebouwd tot een hennepkwekerij. Op de foto’s in het dossier is te zien dat verdachte een grote hoeveelheid hennepplanten kweekte. Daarnaast volgt uit de op zijn telefoon aangetroffen chats dat verdachte in het bezit was van maar liefst 5,4 kilo hennep. Verdachte was regelmatig in de hennepkwekerij zoals ook blijkt uit de selfies op zijn telefoon, maar ook zijn minderjarige kleinzoon kwam in de hennepkwekerij. De rechtbank vindt het zeer kwalijk dat verdachte een minderjarig kind in aanraking heeft gebracht met dergelijke strafbare feiten en dat kennelijk een fotowaardig moment vond. Vervolgens heeft verdachte zijn schuur omgebouwd tot drugslab voor de productie van harddrugs, namelijk metamfetamine. Deze harddrugs zijn extreem verslavend, en vormen daarmee een gevaar voor de volksgezondheid. De productie en handel van deze harddrugs leidt tot veel criminaliteit en daarmee tot ondermijning van de samenleving. Bovendien is het productieproces ontzettend gevaarlijk, maar dat heeft verdachte er niet van weerhouden dit lab in een woonwijk en pal naast een winkelcentrum te bouwen.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij alleen oog had voor zijn eigen financiële gewin en zich niet heeft bekommerd om de negatieve gevolgen voor derden noch de gevaren die dit alles met zich brengt.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittrekstel van de justitiële documentatie over verdachte van 19 augustus 2024 waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor drugsfeiten, maar niet in de afgelopen vijf jaar.
8.3.3
Conclusie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank de LOVS-oriëntatiepunten tot uitgangspunt genomen. Op basis van die oriëntatiepunten zou de hoeveelheid aangetroffen metamfetamine en MDMA een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden rechtvaardigen. Voor het aanwezig hebben van meer dan vijf kilo hennep geldt als oriëntatiepunt een gevangenisstraf van vier maanden. De rechtbank is ook van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten zoals hiervoor beschreven, niet volstaan kan worden met een andere straf dan een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van aanzienlijke duur.
Verdachte zit bij uitspraak bijna negen maanden in voorarrest. Oplegging van een gevangenisstraf waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest, zoals verzocht door de verdediging, doet geen recht aan de ernst van de feiten. Daarnaast ziet de rechtbank geen aanleiding tot oplegging van een voorwaardelijk strafdeel. Verdachte heeft geen specifieke hulpvraag en moet de gevolgen van zijn handelen ondervinden.
De rechtbank acht wel voldoende aannemelijk dat verdachte in het productieproces een kleinere rol speelde dan zijn mededaders. Hierin ziet de rechtbank aanleiding om een kortere gevangenisstraf op te leggen dan de oriëntatiepunten voorschrijven en de officier van justitie heeft geëist.
Dit alles afwegende legt de rechtbank verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van 40 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om verdachte daarnaast een geldboete op te leggen. De rechtbank acht verdachte voldoende bestraft met deze gevangenisstraf van aanzienlijke duur, en acht het, gelet op de financiële situatie van verdachte, ook niet opportuun om hem door een geldboete in verdere financiële problemen te brengen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
8.3.4
Maatregel kostenverhaal
De maatregel kostenverhaal, zoals bedoeld in artikel 13d van de Opiumwet, maakt het mogelijk om de kosten die de staat moet maken voor de vernietiging van voorwerpen die ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving en/of de volksgezondheid, kunnen worden verhaald op degene die wordt veroordeeld voor een strafbaar feit dat in verband staat met dat voorwerp.
In het dossier zit een rapport maatregel kostenverhaal en een factuur voor het ontmantelen van het drugslab, inclusief de afvoer van chemicaliën, restafval en hardware ter vernietiging. De gemaakte kosten zijn vastgesteld op € 6.500,41. De in beslag genomen voorwerpen moesten worden vernietigd, omdat zij ernstig gevaar opleverden voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid.
De rechtbank stelt vast dat aan de vereisten voor oplegging van de maatregel kostenverhaal is voldaan. In de schuur waren namelijk gevaarlijke goederen aanwezig en er zijn kosten gemaakt om het drugslab op een voor de omgeving veilige manier te ontmantelen. De kosten zijn met een factuur onderbouwd en er is door de verdediging geen verweer gevoerd tegen de hoogte hiervan. De rechtbank zal het gevorderde bedrag dan ook toewijzen zoals door de officier van justitie gevorderd. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen ten hoogste 130 dagen gijzeling worden toegepast, zonder dat daardoor de betalingsverplichting van verdachte vervalt.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen goederen die zijn vermeld in de tabel op pagina 209 tot en met 212 van het procesdossier, de in beslag genomen wapens en drugs worden onttrokken aan het verkeer. Daarnaast heeft hij gevorderd dat de overige in beslag genomen goederen verbeurd worden verklaard. De telefoon van verdachte mag worden teruggegeven.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal enkel een beslissing nemen op de in beslag genomen goederen die vermeld staan op de beslaglijst in het dossier.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen wapens, verdovende middelen onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten aangetroffen.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de overige op de beslaglijst voorkomende voorwerpen, te weten de bijl, handschoenen, flessen, een zaklantaarn en een zak verbeurd verklaren. Met behulp van deze voorwerpen zijn de bewezenverklaarde feiten begaan.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen telefoon.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 33, 33a, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 3, 10, 11 en 13d van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekeringen voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Oplegging maatregel kostenverhaal
  • legt aan verdachte de
  • bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd op 130 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Beslag
  • verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Wapen (3361219)
  • 1 STK Wapen (3361221)
  • 1 STK Wapen (3361404)
  • 1 STK Verdovende Middelen (3361226)
  • 1 STK Verdovende Middelen (3361220)
  • 1 STK Verdovende Middelen (3361225)
  • 1 STK Verdovende Middelen (3364809)
  • verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
1 STK Bijl (3361217)
  • 2 STK Handschoen (3361463)
  • 2 STK Handschoen (3361468)
  • 2 STK Handschoen (3361469)
  • 1 STK Handschoen (3361474)
  • 1 FLS Fles (3361470)
  • 1 FLS Fles (3361471)
  • 1 FLS Fles (3361475)
  • 1 STK Zaklantaarn (3361476)
  • 1 STK Zak (3361477)
  • gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
  • 1 STK Telefoontoestel (3361224).
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, mrs. G. Schnitzler en T.M. Sanders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.J.A. Barends, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 maart 2025.
De griffier en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de gewijzigde tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
hij, op of omstreeks 16 juni 2024, te Utrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
(telkens) een hoeveelheid metamfetamine, te weten:
- 1.710 gram,
- 1.610 gram,
- 1.770 gram,
- 4.380 gram,
- 700 gram en/of
- 16,5 liter
en/of
- 112,4 gram MDMA,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine en/of MDMA, zijnde metamfetamine en/of MDMA, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2
hij, in of omstreeks de periode van 7 februari 2024 tot en met 17 april 2024, te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid hennep(planten), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gramhennep, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 3
hij op of omstreeks 13 mei 2024, te Utrecht, althans in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5.400 gram hennep,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 juni 2024, 10 september 2024, 11 november 2024 en 3 januari 2025, onderzoeksnummer MD4R024073/31 REKEN24, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 316. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 207 en verder.
3.Pagina’s 217 en 218.
4.Pagina’s 220 en 221.
5.Pagina 224.
6.Pagina 226.
7.Pagina’s 220 en 221.
8.Pagina 299.
9.Pagina’s 302 en 303.
10.Pagina’s 308 en 309.
11.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 59-71.
12.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 29-30.
13.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 127-128.
14.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 206.