Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Vonnis in de zaak van:
[naam eisende partij],
Het procesverloop
De feiten
Het geschil
De beoordeling
hoelangwerkloos.nl” naar verwachting 431 dagen werkloos zal zijn en dat de kans dat hij uitstroomt naar een andere baan op de arbeidsmarkt moet worden ingeschat op 67 procent. Scholtens heeft hiertegen in zijn algemeenheid aangevoerd dat het gaat om een schatting, maar de juistheid van die schatting verder niet betwist. De kantonrechter neemt daarom de schatting van [werknemer] over de werkloosheidsduur over. Gelet op, in het bijzonder, de inkomensterugval door de werkloosheid van [werknemer] en de verwachte duur van de werkloosheid is de kantonrechter van oordeel dat de gevolgen van de opzegging voor [werknemer] te ernstig zijn in vergelijking met de belangen van Scholtens bij de opzegging. Dat [werknemer] ervan heeft afgezien in te stemmen met het aanbod van Scholtens om de arbeidsovereenkomst te beëindigen per 1 oktober 2012 met toekenning van een vergoeding van (netto) € 7.200,00 doet daaraan niet af. Die voorziening was te mager en het valt [werknemer] niet aan te rekenen dat hij eerst de beslissing van het UWV Werkbedrijf heeft willen afwachten. De kantonrechter komt daarom tot de conclusie dat de opzegging kennelijk onredelijk is.
heeft aangevoerd dat hij naar verwachting 431 dagen werkloos zal zijn. Scholtens heeft dat, zoals hiervoor reeds vastgesteld, onvoldoende betwist. Gebaseerd op zijn loon, de verwachte duur van werkloosheid en het verwachte inkomen gedurende zijn werkloosheid, stelt [werknemer] dat zijn schade € 74.109,00 zal bedragen. Daarbij heeft hij tevens rekening gehouden met schade wegens het wegvallen van de pensioenexedent (welke post Scholtens niet heeft betwist) en met inkomen dat [werknemer] genereert in een tijdelijk parttime dienstverband. Scholtens heeft de juistheid van deze uitgangspunten niet dan wel onvoldoende betwist.
ToerekeningIn het kader van de door de kantonrechter te beoordelen toerekening van de schade is door Scholtens aangevoerd dat deze niet aan haar is toe te rekenen omdat er van onredelijkheid van het ontslag geen sprake is. Dat verweer faalt, zoals hiervoor is gebleken. Kennelijk bedoelt Scholtens te stellen dat de schade niet aan haar is toe te rekenen omdat zij door haar bedrijfseconomische omstandigheden min of meer werd gedwongen maatregelen te nemen, onder meer door het laten vervallen van de functie van [werknemer]. Verder heeft Scholtens gewezen op haar slechte liquiditeitspositie. Daarin kan de kantonrechter Scholtens wel volgen, zij het dat de schade van [werknemer] nog wel voor een deel aan Scholtens toe te rekenen is. Gelet op de kostenbesparing die Scholtens door het ontslag van [werknemer] realiseert alsmede gelet op de leeftijd van [werknemer] en de duur van het dienstverband zal de kantonrechter de helft van de schade aan Scholtens toerekenen. Toewijsbaar is aldus een bedrag van € 37.054,50 bruto wegens schadevergoeding. De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag is eveneens toewijsbaar