ECLI:NL:RBNHO:2013:10244

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 september 2013
Publicatiedatum
31 oktober 2013
Zaaknummer
15/974500-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in mensenhandelzaak wegens gebrek aan bewijs van uitbuitingsoogmerk

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, stond de verdachte terecht op beschuldiging van mensenhandel. De tenlastelegging omvatte het werven, vervoeren en uitbuiten van een slachtoffer, dat afkomstig was uit Roemenië. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 5 september 2013 heeft de officier van justitie, mr. L.N. Stempher, gepleit voor bewezenverklaring van de tenlastelegging. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. B. Koenders.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het slachtoffer eerder in Nederland was aangekomen dan de periode die in de tenlastelegging werd genoemd. Bovendien heeft het slachtoffer verklaard dat zij vrijwillig in de prostitutie werkte en dat er geen sprake was van uitbuiting door de verdachte. De rechtbank heeft de tapgesprekken, die door de officier van justitie als bewijs werden aangedragen, als onvoldoende beschouwd om dwang of uitbuiting aan te tonen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verklaringen van het slachtoffer, in combinatie met het ontbreken van ondersteunend bewijs, niet voldoende waren om tot een bewezenverklaring van mensenhandel te komen. De rechtbank heeft de verdachte dan ook vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten en het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 18 september 2013.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/974500-13
Uitspraakdatum: 18 september 2013
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 september 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Roemenië),
wonende te [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.N. Stempher en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B. Koenders, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 februari 2013 tot en met 15 maart 2013 te Alkmaar en/of (elders) in Nederland (telkens)
een ander, te weten [slachtoffer] en/of een (of meer) ander(en), door dwang en/of geweld en/of(een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van(seksuele) uitbuiting van die [slachtoffer] en/of
(sub 1)
die [slachtoffer] heeft aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van (een) seksuele handeling(en) met of voor (een) derde(n) tegen betaling en/of
(sub 3)
die [slachtoffer] door (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) en/of
(sub 4)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van die [slachtoffer] en/of
(sub 6)
die [slachtoffer] door (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door misleiding heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en/of verdachtes mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer], seksuele handeling(en) met of voor (een) derde(n),
(sub 9)
immers heeft verdachte (telkens)
die [slachtoffer] vanuit Roemenië naar/in Nederland overgebracht/vervoerd, althans haar opgehaald en/of haar (vervolgens) aldaar ondergebracht of laten onderbrengen, althans voor haar (een) verblijfplaats/onderdak geregeld of laten regelen en/of
die [slachtoffer] laten begeleiden bij de inschrijving in de gemeente en/of
die [slachtoffer] naar haar werkplek(ken) gebracht en/of laten brengen of van haar werkplek(ken) opgehaald en/of laten ophalen en/of
die [slachtoffer] als prostituee laten werken en/of toegezien of laten toezien op (een minimum aan) (de) werktijd(en) (en daarmede (aan) (de) inkomsten) van die [slachtoffer] als prostituee en/of
die [slachtoffer] laten werken tijdens ongesteldheid en/of
die [slachtoffer] (verder) in de gaten gehouden of in de gaten laten houden en/of middels bel-/sms-contact gecontroleerd en/of gedirigeerd en/of (aldus) de keuze-/bewegingsvrijheid van die [slachtoffer] als prostituee ingeperkt of laten inperken en/of
die [slachtoffer] de huur van de woning laten betalen en/of
misbruik gemaakt van de ontredderde toestand/positie waarin voornoemde [slachtoffer] verkeerde, aangezien die [slachtoffer] de Nederlandse taal niet machtig was en/of
die [slachtoffer] als prostituee laten werken en (het) door die [slachtoffer] met/in de prostitutie verdiende geld geheel of gedeeltelijk onder zich genomen/gehouden en/of door die [slachtoffer] aan hem, verdachte, doen afstaan en/of doen afdragen en/of
met die [slachtoffer] een (liefdes)relatie aangegaan en/of onderhouden en/of die [slachtoffer] (aldus) (emotioneel) van hem, verdachte, afhankelijk gemaakt;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
3.3. Motivering van de vrijspraak
Met betrekking tot het ten laste gelegde aanwerven of medenemen van [slachtoffer] (sub 3) is ter terechtzitting komen vast te staan dat [slachtoffer] eerder dan de ten laste gelegde periode in Nederland is aangekomen, te weten rond 2 februari 2013, zodat reeds daarom niet tot een bewezenverklaring van dit deel van de tenlastelegging kan worden gekomen.
Verdachte wordt voorts verweten dat hij [slachtoffer], door het gebruik van een aantal in de tenlastelegging omschreven genoemde middelen en omstandigheden met het oogmerk van uitbuiting in de prostitutie heeft gebracht dan wel heeft gehouden. Om tot een bewezenverklaring te komen moet sprake zijn van een handeling onder uitoefening van dwang met het oogmerk van uitbuiting van de ander. De handelingen worden mogelijk gemaakt door het aanwenden van dwangmiddelen.
Voor een bewezenverklaring van de dwangmiddelen heeft de officier van justitie met name gewezen op een aantal tapgesprekken in het dossier. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze tapgesprekken – mede bezien in de context van een relatie tussen man en vrouw – deels voor meerdere uitleg vatbaar.
Zowel verdachte als [slachtoffer] heeft verklaard dat zij een dergelijke relatie hebben en dat zij in dit kader frequent telefonisch contact onderhouden. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij vrijwillig in de prostitutie werkzaam was – en nog steeds is – en dat verdachte haar nimmer heeft uitgebuit. [slachtoffer] heeft deze verklaring als getuige ter terechtzitting bevestigd.
[slachtoffer] heeft geen aangifte van mensenhandel gedaan. De rechtbank stelt voorop dat een aangifte voor vervolging en veroordeling ter zake van mensenhandel niet noodzakelijk is, maar wijst op het volgende. Het is mogelijk dat [slachtoffer], bijvoorbeeld omdat zij een relatie met verdachte heeft dan wel bang is voor verdachte, in strijd met de waarheid gunstig heeft verklaard over de rol van verdachte en om die reden geen aangifte wil doen. Dit is echter niet uit het dossier gebleken, zodat van de juistheid van haar verklaring moet worden uitgegaan.
Gelet op de ontlastende verklaringen en het ontbreken van steunbewijs in het dossier, zijn de tapgesprekken onvoldoende doorslaggevend voor het bewijs van het bestaan van dwangmiddelen, ook in samenhang met de overige inhoud van het dossier. Het feit dat [slachtoffer] de Nederlandse taal niet spreekt en de omstandigheid dat een ex-vriendin van verdachte [slachtoffer] heeft geholpen om zich bij de gemeente te laten inschrijven, vormen in dit kader onvoldoende redengevende feiten of omstandigheden voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde dwang.
Voor een bewezenverklaring van het oogmerk tot uitbuiting heeft de officier van justitie eveneens gewezen op de tapgesprekken in het dossier, alsmede de verhoren van verdachte en [slachtoffer]. De Hoge Raad spreekt van een uitbuitingssituatie in relatie tot de seksindustrie indien een betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren (HR 5 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5235). Gelet op het feit dat [slachtoffer] ontkent te zijn uitgebuit, is de rechtbank van oordeel dat de zojuist besproken tapgesprekken – uitgaande van een tussen verdachte en [slachtoffer] bestaande relatie - onvoldoende redengevend zijn voor een bewezenverklaring van een uitbuitingssituatie. Niet aannemelijk is geworden dat [slachtoffer] zich bevindt in een situatie die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. De enkele omstandigheid dat verdachte zelf niet werkt en dat [slachtoffer] iedere dag pleegt te werken, acht de rechtbank daarvoor ontoereikend.
Gelet op dit alles zijn naar het oordeel van de rechtbank de door de officier van justitie genoemde tapgesprekken, op zichzelf beschouwd, maar ook in onderling verband bezien en in samenhang met de overige inhoud van het dossier waaronder de verklaringen van het vermeende slachtoffer, onvoldoende om tot een bewezenverklaring van de bestanddelen van mensenhandel jegens verdachte te komen.
4. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.B. de Boer, voorzitter,
mr. M.P.J. Ruijpers en mr. Th.M. van Wassenaer-Westgeest, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier C.A. de Koning,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 september 2013.