In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 8 november 2013 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen eisers, [X1] en [X2] B.V., en de inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank beoordeelde of het positieve resultaat uit een pelcontract, dat in Marokko werd uitgevoerd, belastbaar was in Nederland. Eiser, als directeur en enig aandeelhouder van eiseres, had een pelcontract gesloten met [B] B.V. voor het pellen van garnalen. De Belastingdienst legde navorderingsaanslagen op voor de jaren 2007 en 2008, waarbij eiser en eiseres inkomsten uit werk en woning, aanmerkelijk belang en vennootschapsbelasting moesten aangeven. De rechtbank oordeelde dat de werkzaamheden in Nederland werden aangestuurd en dat de winst uit het pelcontract in Nederland belastbaar was. De rechtbank verwierp het standpunt van eisers dat de werkzaamheden in Marokko geen invloed hadden op de Nederlandse belastingheffing. De rechtbank concludeerde dat eiser en zijn broer als contractspartijen bij het pelcontract moesten worden aangemerkt en dat de exploitatie van het pelcontract voor hun rekening en risico kwam. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser met betrekking tot de navorderingsaanslag ib/pvv 2007 ongegrond, maar verklaarde de overige beroepen gegrond, waardoor de navorderingsaanslagen en heffingsrentebeschikkingen met betrekking tot eiseres werden vernietigd. De rechtbank stelde de verkrijgingsprijs vast op € 396.312 en gelastte de Belastingdienst om de griffierechten te vergoeden.