ECLI:NL:RBNHO:2013:10555

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 oktober 2013
Publicatiedatum
6 november 2013
Zaaknummer
2324251 / VV EXPL 13-208
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag tijdens proeftijd en verboden onderscheid op grond van geslacht

In deze zaak vorderde eiseres, een zwangere werkneemster, in kort geding wedertewerkstelling of, subsidiair, schadevergoeding na een ontslag tijdens haar proeftijd. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag niet in strijd was met het ontslagverbod tijdens zwangerschap, zoals vastgelegd in artikel 7:646 lid 5 BW, en dat er geen sprake was van verboden onderscheid op grond van geslacht volgens artikel 5 AWGB. Eiseres had op 4 juli 2013 aan haar werkgever, Altran B.V., meegedeeld dat zij zwanger was, waarna haar ontslag volgde. De rechter concludeerde dat het ontslag op bedrijfseconomische gronden was gegeven en dat dit geen misbruik van bevoegdheid of slecht werkgeverschap opleverde. De kantonrechter weigerde de vorderingen van eiseres en stelde dat het ontslag rechtmatig was, waardoor de arbeidsovereenkomst niet was aangevangen. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 2324251 / VV EXPL 13-208
datum uitspraak: 2 oktober 2013

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING

inzake

[eiseres]

te [woonplaats]
eiseres
hierna te noemen [eiseres]
gemachtigde mr. M. Briedé
tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

ALTRAN B.V.
te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen Altran
gemachtigde mr. P.Th. Sick

De procedure

[eiseres] heeft Altran gedagvaard op 16 september 2013. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 september 2013. De gemachtigde van [eiseres] heeft pleitnotities overgelegd. [eiseres] heeft, voorafgaande aan de mondelinge behandeling, een akte houdende vermeerdering van eis genomen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.

De feiten

1.
Altran is een dochteronderneming van de Franse vennootschap Altran Technologies S.A.. Altran houdt zich bezig met consultancy op het gebied van onder andere technologie, innovatie en management. Zij bestaat uit diverse sectoren, waaronder Financial Services (voor klanten in de financiële sector) en Government (voor klanten die behoren tot de overheid of semi-publieke instellingen zijn).
2.
[eiseres] is begin 2013 via een bevriende relatie van haar, mevrouw [XXX] (hierna: [XXX]), werkzaam bij Altran als Principal Consultant, in contact gekomen met Altran.
3.
[eiseres] heeft in februari 2013 met diverse personen bij Altran, onder wie de heer [YYY], gesproken over de mogelijkheid voor [eiseres] om bij Altran in dienst te treden. Die gesprekken hebben geresulteerd in de afspraak dat [eiseres] per 1 april 2013 bij Altran in dienst zou treden als Senior Consultant op de afdeling Government.
4.
Bij een gesprek op 22 februari 2013 heeft [ZZZ], Managing Director bij Altran (hierna:[ZZZ]), aan [eiseres] voorgesteld de arbeidsovereenkomst per 1 september 2013 te laten aanvangen, omdat de verwachting bestond dat per die datum meer werk voor [eiseres] beschikbaar zou zijn. [eiseres] heeft met het uitstel van de aanvang van de arbeidsovereenkomst ingestemd.
5.
Op 4 maart 2013 hebben partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ondertekend met betrekking tot de indiensttreding van [eiseres] bij Altran met ingang van 1 september 2013, als Senior Consultant voor 32 uur per week, tegen een salaris van € 3.800,00 bruto per maand, exclusief emolumenten.
6.
Op 24 april 2013 heeft de Raad van Bestuur van de Franse moedermaatschappij een reorganisatie bij Altran goedgekeurd met een beoogde financiële besparing van 1,4 miljoen euro.
7.
Op 22 en 24 mei 2013 heeft de Raad van Bestuur besloten tot ontslag van diverse Consultants van Altran. Op dezelfde datum heeft Altran bij het UWV een ontslagvergunning aangevraagd voor negen Consultants wegens bedrijfseconomische redenen.
8.
Op 11 juni 2013 heeft de Raad van Bestuur het besluit genomen de beoogde besparing te verhogen tot 2 miljoen euro. Op 24 juni 2013 is besloten tot het ontslag van drie stafmedewerkers van Altran.
9.
Eind juni 2013 vernam [eiseres] van [XXX] dat Altran een reorganisatie had doorgevoerd, waarbij de afdeling Government was opgeheven en [YYY] was ontslagen.
10.
Op 4 juli 2013 heeft op initiatief van [eiseres] een gesprek plaatsgevonden met[ZZZ].[ZZZ] heeft daarbij bevestigd dat Altran bezig was met een reorganisatie en had besloten op de afdeling Government alleen nog Senior Consultants met een eigen klantenkring in te zetten. Nadat [eiseres] had aangegeven ook op een andere afdeling van Altran werkzaam te willen zijn, heeft zij[ZZZ] meegedeeld dat zij vier maanden zwanger was.[ZZZ] heeft daarop het gesprek geschorst en aan [eiseres] toegezegd haar nader te zullen informeren over het standpunt van Altran.
11.
Op 9 juli 2013 heeft [eiseres] een op 4 juli 2013 gedateerde brief van Altran ontvangen waarin[ZZZ] onder meer het volgende aan [eiseres] heeft meegedeeld: “
In mei 2013 heeft de directie van Altran besloten tot een grootschalige reorganisatie. […] Met name in de sector Government wordt de personeelsomvang fors teruggebracht. Helaas brengt dit mee dat Altran genoodzaakt is uw arbeidsovereenkomst, met een beroep op de overeengekomen proeftijd, voor aanvang van de werkzaamheden op te zeggen.
12.
Bij brief van 12 juli 2013 heeft de gemachtigde van [eiseres] de vernietigbaarheid van de opzegging ingeroepen wegens het verboden onderscheid op grond van geslacht zoals beschreven in artikel 5 AWGB, en toelating van [eiseres] tot haar werkzaamheden gevorderd per 1 september 2013.
13.
In juli en augustus 2013 heeft het UWV de ontslagaanvragen voor 9 consultants afgewezen omdat niet is komen vast te staan dat Altran het afspiegelingsbeginsel juist heeft toegepast. In haar beslissing heeft het UWV onder meer overwogen dat voldoende is gebleken dat Altran “
te kampen heeft met een omzetdaling en verliesgevende situatie, die bovendien structureel van aard lijkt te zijn” en dat Altran “
aannemelijk heeft gemaakt dat het nodig is om de bedrijfskosten op korte termijn te verlagen”.
De vordering
[eiseres] vordert, na haar vordering te hebben vermeerderd, bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat):
Primair
veroordeling van Altran om:
1.
[eiseres] tot de werkzaamheden toe te laten, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag;
2.
aan [eiseres] te betalen het salaris van € 3.800.00 bruto, vermeerderd met emolumenten, een en ander te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
3.
aan [eiseres] salarisspecificaties te verstrekken vanaf 1 september 2013 op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag.
Subsidiair
4.
bij gehele of gedeeltelijke afwijzing van de vorderingen sub 1 tot en met 3 ten laste van Altran aan [eiseres] een schadevergoeding ex artikel 7:611 BW toe te kennen ter hoogte van het netto equivalent van € 13.440,00 bruto.
Meer subsidiair
5.
zodanige voorzieningen te treffen als de kantonrechter redelijk en billijk voorkomen.
Primair en subsidiair
6.
veroordeling van Altran in de volledige juridische kosten van het geding, aan de zijde van [eiseres] begroot op € 8.105,51 exclusief btw waaronder begrepen € 8.003,75 salaris gemachtigde, althans in de buitengerechtelijke kosten.
[eiseres] legt aan haar vordering het volgende ten grondslag.
Primair: het proeftijdontslag is nietig
Bij het gesprek op 4 juli 2013 duidde niets erop dat Altran voornemens was [eiseres] te ontslaan.[ZZZ] heeft [eiseres] geïnformeerd over de reorganisatie en het ontslag van [YYY] en haar laten weten dat de reorganisatie inmiddels was afgerond, dat groei nu het voornaamste doel was en dat Altran daarbij graag mensen als [eiseres] wilde hebben. Volgens[ZZZ] gaf het profiel van [eiseres] voldoende mogelijkheden om voor haar een plaats in de organisatie te vinden. Pas nadat [eiseres][ZZZ] op de hoogte had gesteld van haar zwangerschap, gaf[ZZZ] aan dat indiensttreding van [eiseres] stuitte op ‘morele en juridische bezwaren’, omdat er in mei 2013 medewerkers waren ontslagen, en dat hij eerst met de advocaat van Altran moest overleggen over de consequenties van de mededeling van [eiseres]. De ontslagbrief die [eiseres] op 9 juli 2013 ontving, was een donderslag bij heldere hemel.
[eiseres] kan niet anders dan concluderen dat Altran het proeftijdontslag heeft misbruikt om van een zwangere werkneemster af te komen. Altran heeft daarbij de bedrijfseconomische omstandigheden valselijk als reden van het ontslag aangewend. Altran heeft hiermee gehandeld in strijd met het ontslagverbod tijdens zwangerschap van artikel 7:646 lid 5 BW en het verboden onderscheid op grond van geslacht ex artikel 5 AWGB. Het ontslag is derhalve nietig, zodat de arbeidsovereenkomst is blijven voortbestaan. Altran dient [eiseres] toe te laten tot de bedongen werkzaamheden en vanaf 1 september 2013 het salaris aan haar te voldoen.
Subsidiair: misbruik van bevoegdheid dan wel slecht werkgeverschap
Een proeftijd is bedoeld om partijen in de gelegenheid te stellen elkaar te leren kennen. Ontslag tijdens de proeftijd is alleen mogelijk indien het verband houdt met de geschiktheid of capaciteiten van de werknemer voor de functie. Het is niet bedoeld voor de beëindiging van een arbeidsovereenkomst om een andere reden, laat staan voor een oneigenlijk doel, zoals in het geval van [eiseres] om een zwangere werkneemster nog voor de aanvang van haar arbeidsovereenkomst te ontslaan. Proeftijdontslag wegens een andere reden dan waarvoor het is bedoeld, levert misbruik van bevoegdheid op. Dit betekent dat Altran jegens [eiseres] schadeplichtig is.
Voor zover proeftijdontslag om bedrijfseconomische redenen wel mogelijk is, heeft Altran gehandeld in strijd met de normen van goed werkgeverschap, nu Altran ten tijde van het aangaan van de arbeidsovereenkomst met [eiseres] bekend was met de slechte financiële situatie van haar onderneming, maar heeft verzuimd [eiseres] daarvan op de hoogte te stellen. Ook gedurende de daarop volgende maanden, waarin [eiseres] regelmatig gesprekken heeft gevoerd met [XXX] over haar plaats in de organisatie, heeft Altran de reorganisatie voor [eiseres] verzwegen. Zelfs op 4 juli 2013 heeft[ZZZ] haar nog verzekerd dat de reorganisatie was afgerond.
Door het onrechtmatig handelen heeft [eiseres] schade geleden. Altran dient deze schade aan [eiseres] te vergoeden. [eiseres] begroot de door haar geleden schade op het netto equivalent van drie bruto maandsalarissen. Daarbij gaat [eiseres] ervan uit dat Altran na haar indiensttreding bij UWV een ontslagvergunning had kunnen vragen, waardoor [eiseres] gedurende de UWV-procedure en de daarop volgende opzegtermijn drie maanden de tijd zou hebben gehad om, met behoud van salaris, om te zien naar een nieuwe werkkring. Daar komt bij dat [eiseres], gelet op haar gevorderde zwangerschap, geen gunstige positie op de arbeidsmarkt inneemt.
Daarnaast ligt het in de rede Altran te veroordelen tot volledige vergoeding van de door [eiseres] gemaakte juridische kosten, nu zij [eiseres] op aanzienlijke kosten heeft gejaagd, door haar te noodzaken tot het voeren van een procedure. [eiseres] is niet verzekerd voor rechtsbijstand en ontvangt een WW-uitkering van slechts € 1.704,00 netto per maand. Het door [eiseres] ter zake gevorderde bedrag is gebaseerd op de door haar advocaat tot op heden gedeclareerde uren en de kosten van de deurwaarder.
[eiseres] heeft een spoedeisend belang bij haar vordering, nu zij vanaf 1 september 2013 verstoken is van salaris en aangewezen is op een WW-uitkering, terwijl zij op of omstreeks 18 december 2013 zal bevallen van haar eerste kind.

Het verweer

Altran betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan.
Primair: het proeftijdontslag is niet nietig
Altran heeft [eiseres] niet ontslagen wegens haar zwangerschap. Zij heeft in het kader van de grootschalige reorganisatie die zij onder druk van de Franse aandeelhouders heeft doorgevoerd, eind mei besloten dat de arbeidsovereenkomst met [eiseres] geen doorgang kon vinden. Omdat de manager van [eiseres], [YYY], het niet eens was met het ontslag, heeft Altran het definitieve besluit aangehouden tot na het ontslag van [YYY]. Eind juni is tot het proeftijdontslag van [eiseres] besloten. Omdat de statutair directeur van Altran, [AAA], op dat moment met vakantie was, heeft Altran de mededeling daarvan aan [eiseres] aangehouden totdat [AAA] medio juli terug zou zijn gekeerd. Omdat [eiseres] voor die tijd echter zelf om een gesprek vroeg, heeft[ZZZ] het op zich genomen [eiseres] bij dat gesprek in te lichten over het ontslag. Hij heeft de avond tevoren aan zijn secretaresse een e-mail gestuurd met het volgende verzoek: “
Kan jij een brief opzetten voor Wies om haar contract te annuleren”. Bij het gesprek met [eiseres] op 4 juli 2013 had[ZZZ] een brief op zak met de volgende tekst: “
[…] we are sorry to confirm that the Altran b.v. contract dated 4th March, 2013 with a starting date of 1st September, 2013 ceases to exist as of today due to difficult business conditions.” Toen [eiseres] meedeelde dat zij zwanger was, wist[ZZZ], die niet op de hoogte is van het Nederlandse arbeidsrecht, niet zeker of hij de brief kon overhandigen. Hij heeft die beslissing aangehouden totdat hij met [AAA] telefonisch overleg had gepleegd. Hij heeft dit op 5 juli 2013 per e-mail aan zijn secretaresse gemeld.[ZZZ] heeft niet tegen [eiseres] gezegd dat de reorganisatie was afgerond en dat voor haar zeker een plaats bij Altran kon worden gevonden.
Altran heeft dus niet gehandeld in strijd met het opzegverbod van artikel 7:646 lid 1 BW of het verbod op discriminatie van artikel 5 AWGB. Het proeftijdontslag is rechtgeldig gegeven, zodat de arbeidsovereenkomst niet is aangevangen per 1 september 2013. Voor tewerkstelling van [eiseres] en betaling van het salaris is derhalve geen grond.
Subsidiair: geen misbruik van bevoegdheid of slecht werkgeverschap
Proeftijdontslag kan ook om andere redenen dan de geschiktheid van de werknemer rechtsgeldig plaatsvinden, ook als het gebaseerd is op bedrijfseconomische gronden, zoals in het onderhavige geval. Alleen indien sprake is van een discriminatoire reden levert het proeftijdontslag misbruik van bevoegdheid op. Altran heeft [eiseres] niet ontslagen wegens haar zwangerschap, maar in het kader van een grootschalige reorganisatie.
Altran heeft niet gehandeld in strijd met de normen van goed werkgeverschap. [eiseres] was op de hoogte of kon dat ieder geval zijn van het gegeven dat de situatie in de consultancysector niet rooskleurig is en dat dit ook voor de situatie bij Altran geldt. Zij heeft er desondanks zelf voor gekozen om bij Altran te solliciteren naar een functie. Op 22 februari 2013 heeft [eiseres] ingestemd met de verschuiving van de ingangsdatum van haar arbeidsovereenkomst van 1 april naar 1 september 2013, omdat er dan meer kans op werk zou zijn. Ten tijde van de ondertekening van de arbeidsovereenkomst was bij Altran niet bekend dat zij binnen korte tijd een ingrijpende reorganisatie zou moeten doorvoeren. Dat werd haar pas in mei 2013 duidelijk. Nadat in juni 2013 de beslissing tot het proeftijdontslag van [eiseres] was genomen, heeft Altran niet gedraald [eiseres] daarover in te lichten om haar aldus in de gelegenheid te stellen zo spoedig mogelijk elders een baan te vinden. Altran heeft dus gehandeld zoals het een goed werkgever betaamt en is derhalve niet schadeplichtig jegens [eiseres].
Voor de omvang van de door [eiseres] gevorderde schadevergoeding is bovendien geen grond, nu [eiseres] recht heeft op een WW-uitkering en een uitkering op grond van de Ziektewet, zodat zij niet verstoken is van inkomsten. De vordering tot vergoeding van de volledige juridische kosten mist een juridische grondslag.
Geen spoedeisend belang
[eiseres] is niet verstoken van inkomsten. Van haar kan worden verwacht de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten. Bij toekenning van de vordering in kort geding, ontstaat voor Altran een aanzienlijk restitutierisico.

De beoordeling

Spoedeisend belang
Hoewel vast staat dat [eiseres] inkomsten uit een WW-uitkering geniet, is het verschil tussen die uitkering en het salaris dat zij bij Altran zou ontvangen van zodanige omvang dat de kantonrechter, mede gelet op de op handen zijnde bevalling van [eiseres], van oordeel is dat zij een voldoende spoedeisend belang heeft bij een voorlopige voorziening. [eiseres] kan derhalve worden ontvangen in haar vordering op Altran.
De gevorderde voorlopige voorzieningen zijn slechts toewijsbaar als aan de hand van de feiten en omstandigheden in dit geding de verwachting gewettigd is dat in een tussen partijen nog te voeren bodemprocedure soortgelijke vorderingen zullen worden toegewezen.
Nietig ontslag?
Anders dan [eiseres] is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet komen vast te staan dat Altran [eiseres] heeft ontslagen wegens haar zwangerschap. Altran heeft het vermoeden van discriminatie dat [eiseres] afleidt uit de omstandigheid dat Altran haar ontslag heeft verleend, nadat zij aan[ZZZ] had meegedeeld dat zij 4 maanden zwanger was, vooralsnog genoegzaam weerlegd. De kantonrechter acht het, mede gelet op de door de (ter zitting aanwezige) statutair directeur [AAA] afgelegde verklaring over de gang van zaken voor, tijdens en na het gesprek op 4 juli 2013, tezamen met de door Altran overgelegde e-mails van[ZZZ] aan zijn secretaresse, vooralsnog niet aannemelijk dat in een bodemprocedure zal komen vast te staan dat aan het proeftijdontslag een discriminatoire reden ten grondslag ligt. De door [eiseres] ter gelegenheid van de mondelinge behandeling geuite suggestie dat de e-mails van[ZZZ] niet authentiek zouden zijn, is door Altran gemotiveerd weersproken. Nu [eiseres] geen argumenten heeft aangevoerd die aannemelijk maken dat Altran ter onderbouwing van haar verweer gebruik maakt van vervalste documenten, zal de kantonrechter aan deze suggestie voorbijgaan.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat vooralsnog niet is gebleken dat het proeftijdontslag is gegeven in strijd met artikel 7:646 BW j° artikel 5 AWGB. De primair gevorderde wedertewerkstelling en salarisbetaling, die gebaseerd is op de nietigheid van het ontslag, zal daarom worden afgewezen.
Misbruik van bevoegdheid of slecht werkgeverschap?
De stelling van [eiseres] dat het proeftijdontslag niet mag worden gebruikt op bedrijfseconomische gronden kan geen stand houden. Voor dit standpunt is geen steun te vinden in de tekst van artikel 7:676 BW dat bepaalt dat, indien een proeftijd is bedongen, ieder der partijen “zolang die tijd niet is verstreken” bevoegd is de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen.
Verbreking van de arbeidsrelatie tijdens de proeftijd kan misbruik van bevoegdheid opleveren, indien de opzeggingsbevoegdheid is gebruikt voor een discriminatoir ontslag. Nu zulks, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en beslist ten aanzien van de door [eiseres] gestelde nietigheid van het ontslag vooralsnog niet is komen vast te staan, is niet aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat Altran misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid [eiseres] tijdens de proeftijd te ontslaan.
Voorts is de kantonrechter van oordeel dat vooralsnog niet aannemelijk is geworden dat Altran heeft gehandeld in strijd met de normen van goed werkgeverschap. Altran heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij ten tijde van het aangaan van de arbeidsovereenkomst met [eiseres] niet wist dat haar binnen korte termijn een ingrijpende reorganisatie boven het hoofd hing. De kantonrechter acht het voorts begrijpelijk dat Altran ervoor heeft gekozen om tijdens de reorganisatie [eiseres] niet van de gang van zaken op de hoogte te stellen. [AAA] heeft ter zitting uiteengezet dat het ontslag van een aanzienlijk aantal Consultants zoveel onrust en onzekerheid te weeg bracht, dat het niet mogelijk was om direct aan alle medewerkers zekerheid te verschaffen over de situatie. Daarom is ook [XXX] niet op de hoogte gesteld van het voorgenomen ontslag van [eiseres], aldus [AAA]. De omstandigheid dat [XXX], zoals [eiseres] stelt, [eiseres] steeds heeft voorgehouden dat de reorganisatie geen gevolgen voor [eiseres] zou hebben kan, wat daar ook van zij, niet tot de conclusie leiden dat Altran willens en wetens zaken voor [eiseres] heeft verzwegen.
Het voorgaande betekent naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter dat het niet in de lijn van de verwachting ligt dat in een bodemprocedure zal komen vast te staan dat Altran jegens [eiseres] heeft gehandeld in strijd met de normen van goed werkgeverschap.
Aan de door [eiseres] gevorderde schadevergoeding komt derhalve de grondslag te ontvallen. Dit leidt tot afwijzing van de subsidiaire vordering.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.

De beslissing

De kantonrechter:
- weigert de voorlopige voorziening;
- veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Altran tot en met vandaag worden begroot op € 400,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
Coll.