In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 november 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Sluiter Beheer B.V. en twee gedaagden. Sluiter, eigenaar van een woning in Haarlem, vorderde dat de gedaagden zouden worden veroordeeld om gedurende de periode dat er geen onherroepelijk vonnis is in de bodemprocedure, te gehengen en gedogen dat Sluiter en haar rechtsopvolgers via een naast het perceel van Sluiter gelegen doorgang toegang hebben tot de achtertuin van hun pand. De gedaagden, eigenaren van nabijgelegen onroerende zaken, betwistten de juridische status van de doorgang en weigerden medewerking te verlenen aan de inschrijving van een zakelijk recht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat Sluiter voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vordering, omdat de gedaagden dreigden de toegang tot de doorgang te ontzeggen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de doorgang mogelijk kan worden gekwalificeerd als een buurweg in de zin van artikel 719 (oud) BW, en dat Sluiter recht heeft op toegang tot deze doorgang. De rechtbank heeft de vordering van Sluiter toegewezen, met de voorwaarde dat zij binnen een redelijke termijn een bodemprocedure aanhangig maakt. Tevens is een dwangsom opgelegd voor het geval de gedaagden niet aan de veroordeling voldoen.
De gedaagden zijn hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.483,34. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.