ECLI:NL:RBNHO:2013:10742

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 oktober 2013
Publicatiedatum
12 november 2013
Zaaknummer
AWB 13/3674
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking beroep

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J. Sprakel, beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haarlem. Eiseres had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit waarin haar recht op uitkering was herzien, wat leidde tot een terugvordering van een te veel verstrekte uitkering van € 1.654,30. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin het beroep gegrond werd verklaard, heeft verweerder alsnog besloten om dwangsommen toe te kennen. Eiseres trok haar beroep in, maar verzocht de rechtbank om verweerder te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting afgedaan, waarbij verweerder zijn standpunt naar voren bracht dat het beroep niet nodig was geweest. De rechtbank overwoog dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat in geval van intrekking van het beroep, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener in de kosten kan worden veroordeeld. Echter, de rechtbank besloot om verweerder niet in de proceskosten te veroordelen, omdat het ingetrokken beroep overbodig was. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

zittingsplaats Haarlem
Sector bestuursrecht
zaaknummer: HAA 13 / 3674

uitspraak van de enkelvoudige kamer van in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres
(gemachtigde: mr. J. Sprakel),
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 23 augustus 2011 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 12 augustus 2011, waarin het recht op uitkering is herzien over de periode 14 februari 2011 tot en met 30 juni 2011. De als gevolg hiervan teveel verstrekte uitkering is tot een bedrag van € 1.654,30 van eiseres teruggevorderd.
Bij brief van 25 juni 2012 heeft eiseres bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet-tijdig nemen van een besluit op het door haar ingediende bezwaar van 23 augustus 2011.
Bij uitspraak van 23 juli 2012 (AWB 12/2953) heeft deze rechtbank het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen alsnog, binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak, een besluit te nemen.
Bij besluit van 10 juli 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Eiseres stelt vast dat verweerder geen dwangsommen heeft toegekend als bedoeld in artikel 8:55d, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), conform de uitspraak van de rechtbank van 23 juli 2012. Eiseres verzoekt de rechtbank de hoogte van de dwangsommen vast te stellen en zo mogelijk zelf in de zaak te voorzien.
Verweerder heeft bij brief van 23 september 2013 meegedeeld dat hij na ontvangst van het beroepschrift alsnog heeft besloten dwangsommen toe te kennen ter hoogte van € 15.000,.-
Eiseres heeft bij brief van 30 september 2013 het beroep ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van het beroep heeft eiseres verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank.
De rechtbank heeft bij brief van 2 oktober 2013 verweerder in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft aangevoerd dat er per vergissing in het bestreden besluit op bezwaar niets is gezegd over de verbeurde dwangsommen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres verweerder had kunnen schrijven over deze vergissing, ook dan waren de verbeurde dwangsommen uitbetaald. Beroep instellen bij de rechtbank was niet nodig geweest. Verweerder verzoekt de rechtbank het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten af te wijzen.
Partijen hebben desgevraagd toestemming gegeven voor afdoening van de zaak zonder zitting.

Overwegingen

1.
De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2.
In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan eiser is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
3.
De rechtbank veroordeelt verweerder in dit geval niet in de proceskosten. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.
Ingevolge artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb, verbindt de bestuursrechter aan zijn uitspraak een nadere dwangsom voor iedere dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft de uitspraak na te leven. De artikelen 611c en 611g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zijn van overeenkomstige toepassing.
5.
Artikel 611c bepaalt dat de dwangsom, eenmaal verbeurd, ten volle toekomt aan de partij die de veroordeling heeft verkregen. De partij kan de dwangsom ten uitvoer leggen krachtens de titel waarbij zij is vastgesteld.
6.
Dat betekent dat de rechterlijke uitspraak niet hoeft te worden betekend aan het bestuursorgaan en dat de uitspraak een executoriale titel oplevert.
(Artikel 611a, derde lid, Rv, waarin is bepaald dat de dwangsom niet kan worden verbeurd vóór de betekening van de uitspraak waarbij zij is vastgesteld, is niet van toepassing.)
7.
Eiseres dient de weg van artikel 611c Rv te volgen. Het ingetrokken beroep was overbodig.

BeslissingDe rechtbank wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten af.Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op

Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.