ECLI:NL:RBNHO:2013:10744

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 oktober 2013
Publicatiedatum
12 november 2013
Zaaknummer
HAA 13/2459
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens verzuim bezwaar maken in bestuursrechtelijke procedure

Op 7 oktober 2013 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak HAA 13/2459, waarbij het beroep van eiseres, [eiseres] B.V., niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiseres redelijkerwijs kan worden verweten dat zij geen bezwaar heeft gemaakt tegen de primaire besluiten van de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Deze besluiten betroffen de WIA-aanvraag van de derde-belanghebbende, die te laat was ingediend, en de verlenging van de loondoorbetalingsverplichting van [bedrijf] B.V. tot 25 februari 2014. Eiseres had geen bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, wat volgens de rechtbank in strijd is met artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft vastgesteld dat de primaire besluiten aan [bedrijf] waren verzonden, en dat eiseres niet op de hoogte was gesteld van de inactieve werknemers, waaronder de derde-belanghebbende. Eiseres stelde dat zij niet op de hoogte was van de relevante informatie en dat zij pas na het faillissement van [bedrijf] in beeld kwam. De rechtbank oordeelde echter dat het risico van het niet op de hoogte zijn van deze informatie voor rekening van eiseres komt.

De rechtbank concludeerde dat eiseres niet-ontvankelijk is in haar beroep, omdat zij geen bezwaar heeft gemaakt tegen de besluiten, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 13/2459

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 oktober 2013 in de zaak tussen

[eiseres] B.V.,te [vestigingsplaats], eiseres
(gemachtigde: mr. R.L. Beckers),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder

Als derde-belanghebbende heeft aan het geding deelgenomen: [naam derde partij], te [woonplaats]

(gemachtigde: mr. M. Bas)

Procesverloop

Bij besluit van 13 december 2012 (primair besluit I) heeft verweerder aan [bedrijf] B.V.(hierna:[bedrijf]) bericht dat de WIA-aanvraag van de derde-belanghebbende te laat is ingediend, waardoor een eventuele uitkering niet eerder kan ingaan dan op 26 februari 2013. Dit besluit is ook aan de derde-belanghebbende gestuurd.
Bij besluit van 28 december 2012 (primair besluit II) heeft verweerder[bedrijf] bericht dat de periode waarin deze het loon van de derde-belanghebbende moet doorbetalen, is verlengd tot 25 februari 2014, omdat is gebleken dat[bedrijf] niet heeft voldaan aan alle verplichtingen in het kader van de re-integratie van de derde-belanghebbende. Een gelijkluidend besluit is ook verzonden aan de derde-belanghebbende.
Bij besluit van 26 april 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van de derde-belanghebbende ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 17 juni 2013 heeft de derde-belanghebbende verklaard te willen deelnemen aan de nu voorliggende procedure. Bij brief van 11 juli 2013 heeft de derde-belanghebbende gereageerd op het beroep van eiseres.
Bij brief van 13 augustus 2013 heeft eiseres desgevraagd aan de rechtbank meegedeeld waarom zij van mening is dat artikel 6:13 Algemene wet bestuursrecht (Awb) haar niet kan worden tegengeworpen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 september 2013. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en door E.J. Buis. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.J. Kniesmeijer, werkzaam bij verweerder. Derde- belanghebbende is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Derde-belanghebbende is op 30 oktober 2000 in dienst getreden bij[bedrijf] op
grond van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in de functie van [functie] voor veertig uur per week. Derde-belanghebbende heeft zich op 13 december 2010 arbeidsongeschikt gemeld als gevolg van knieklachten. Bij brief van 31 december 2012 heeft [bedrijf 2] B.V (waaronder ook [bedrijf] valt) aan derde-belanghebbende bericht dat met ingang van 1 januari 2013 de activiteiten van de [bedrijf 2] worden overgedragen aan [eiseres]. Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam is[bedrijf] op 26 februari 2013 in staat van faillissement verklaard. Bij brief van 27 februari 2013 heeft de curator in het faillissement zekerheidshalve de arbeidsovereenkomst tussen[bedrijf] en de derde-belanghebbende opgezegd.
2.
Ingevolge artikel 6:13 van de Awb kan geen beroep bij de administratieve
rechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt. De rechtbank dient zich dan ook allereerst te buigen over de vraag of eiseres kan worden ontvangen in haar beroep, nu zij geen bezwaar heeft gemaakt tegen de primaire beslissingen.
3.
Eiseres voert in dat kader aan dat zij ervan is uitgegaan dat er op basis van de
overeenkomst tussen [eiseres] en [bedrijf 2] B.V. van 20 december 2012 geen inactieve werknemers overgenomen waren. Er waren op de overnamedatum geen personeelsgegevens van de derde-belanghebbende beschikbaar. De derde-belanghebbende kwam eerst bij eiseres in beeld na het faillissement op 26 februari 2012, toen verweerder zich op het standpunt stelde dat sprake zou kunnen zijn van overgang van onderneming. Eiseres had nog tardief bezwaar kunnen maken, als zij was uitgenodigd voor de hoorzitting. Hierdoor kan eiseres redelijkerwijs niet worden verweten dat zij geen bezwaar heeft gemaakt tegen de besluiten van 13 en 28 december 2012, zo stelt zij. Ter zitting heeft eiseres daaraan toegevoegd, dat eiseres en verkoper de overeenkomst tot overname verschillend uitleggen, dat eiseres de brieven betreffende de derde-belanghebbende nooit heeft gezien en dat de verkoper dit heeft verzwegen. Voorts heeft eiseres desgevraagd verklaard, niet alsnog na kennisneming van deze brieven bezwaar te hebben gemaakt, omdat verweerder had aangegeven dat dit geen zin had, daar het besluit al vast stond.
4.
Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een situatie waarin aan eiseres
redelijkerwijs kan worden verweten geen bezwaar te hebben gemaakt. Daartoe acht zij het volgende van belang.
De primaire besluiten zijn genomen nog vòòr de activiteiten van[bedrijf] waren overgedragen aan eiseres. Deze besluiten zijn aan[bedrijf] toegezonden. Dat[bedrijf] eiseres niet op de hoogte heeft gebracht van de nog aanwezige inactieven zoals derde-belanghebbende, dan wel dat[bedrijf] en eiseres van mening verschillen over wat de overname inhoudt, komt voor risico van eiseres. Ook het feit dat verweerder eiseres niet tijdig heeft ingelicht, leidt, wat daarvan ook zij, niet tot een ander oordeel. Daar komt bij dat eiseres ook niet direct na kennisneming van de besluiten alsnog bezwaar heeft gemaakt.
5.
Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen
aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van
P.M. van der Pol, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2013.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.