In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 13 september 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, eigenaar van een appartement, en gedaagde, de besloten vennootschap De Berg I B.V. Eiser vorderde dat gedaagde zou worden verboden om verder te bouwen op een perceel dat grenst aan zijn appartement, omdat de bouw hinder veroorzaakte in de vorm van verminderd uitzicht en lichttoetreding. Gedaagde had een omgevingsvergunning verkregen voor de bouw van woonunits, maar eiser stelde dat deze vergunning niet het recht gaf om onrechtmatige hinder te veroorzaken.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de bouwactiviteiten van gedaagde inderdaad een aanzienlijke impact hebben op het wooncomfort van eiser. De rechter oordeelde dat de hinder die door de bouw wordt veroorzaakt, in de huidige situatie onrechtmatig is, en dat eiser niet hoeft te dulden dat zijn woongenot verder wordt aangetast. De rechter heeft gedaagde veroordeeld om de bouwactiviteiten te staken, tenzij gedaagde binnen een week een fonds van € 40.000 creëert voor compensatie van de schade die eiser lijdt door de bouw.
De rechter heeft ook de kosten van het geding aan gedaagde opgelegd, omdat deze als de overwegend in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd. De uitspraak benadrukt het belang van het afwegen van de belangen van omwonenden bij bouwactiviteiten en de noodzaak om onrechtmatige hinder te voorkomen. De voorzieningenrechter heeft de zaak uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uitspraak onmiddellijk effect heeft, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.