ECLI:NL:RBNHO:2013:10807

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 november 2013
Publicatiedatum
13 november 2013
Zaaknummer
15/700166-13 en 15/097385-12 (tul)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met stanleymes; beroep op noodweer verworpen; strafmaat en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 november 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag. De verdachte heeft op 28 april 2013 in Haarlem met een stanleymes meerdere keren in de hals, buik en het gezicht van het slachtoffer gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door zijn handelen ernstige pijn en letsel heeft veroorzaakt en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig heeft aangetast. De rechtbank heeft de verdediging, die een beroep op noodweer en noodweerexces deed, niet gevolgd. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een noodweersituatie, aangezien de verdachte zelf de confrontatie met het slachtoffer is aangegaan om zijn telefoon terug te krijgen, en er voldoende momenten waren waarop hij had kunnen weggaan.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarbij de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste voor materiële en immateriële schade, toegewezen. De rechtbank heeft de schadevergoeding vastgesteld op € 1.511,50, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens is de verdachte veroordeeld tot betaling van de schadevergoedingsmaatregel aan de Staat, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De rechtbank heeft ook de teruggave van een in beslag genomen telefoon aan de verdachte gelast. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700166-13 en 15/097385-12 (tul)
Uitspraakdatum: 4 november 2013
Tegenspraak
Vonnis (P)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 oktober 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Marokko),
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Eck en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.J. Mul, advocaat te Hoofddorp, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 28 april 2013 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans éénmaal, met een (stanley)mes, althans met een scherp en/of puntige voorwerp, in de hals en/of in het gezicht en/of in het hoofd en/of in de (linker)zij, althans in het lichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Subsidiair
hij op of omstreeks 28 april 2013 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans éénmaal, met een (stanley) mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals en/of in het gezicht en/of in het hoofd en/of in de (linker)zij, althans in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2 Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aanhouding d.d. 28 april (dossierpagina 24);
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van aangever d.d. 23 mei 2013 (dossierpagina's 51-52);
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 april 2013 met in de bijlage ondermeer foto's van het mes (dossierpagina's 62, 64, 66-67);
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 april 2013 met in de bijlage foto's van het letsel van aangever (dossierpagina's 68-72).
3.3 Bewijsoverweging
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van voorwaardelijk opzet ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit. Door ondermeer in de hals van aangever met een stanleymes te snijden heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij een halsslagader van aangever zou raken waardoor de mogelijkheid ontstaat dat hij zou komen te overlijden. De rechtbank acht derhalve het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
3.4 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
Primair
hij op 28 april 2013 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een stanleymes, in de hals en/of in het gezicht en/of in de linkerzij van die [slachtoffer] heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte een geslaagd beroep op noodweer dan wel noodweerexces toekomt, nu hij uit zelfverdediging heeft gehandeld. Verdachte werd door aangever met geweld van zijn telefoon beroofd. Verdachte heeft geprobeerd achterwaarts weg te lopen, maar werd door aangever gevolgd. Bovendien kwam er een tweede man bij, waardoor verdachte in de minderheid was. Het geslaagde beroep op noodweer moet leiden tot ontslag van alle rechtsgevolg, aldus de verdediging.
De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding dan wel een dreigend gevaar daarvoor. Zelfs als de lezing van verdachte zou kloppen dan is er geen sprake van zelfverdediging. Er zijn genoeg momenten geweest dat verdachte de confrontatie met het slachtoffer had kunnen stoppen, het park had kunnen verlaten en, bijvoorbeeld, al dan niet met assistentie van anderen de hulp van de politie had kunnen inroepen. Verdachte heeft er echter zelf voor gekozen niet weg te gaan en de discussie en confrontatie met het slachtoffer aan te gaan om zijn telefoon terug te krijgen,
De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer. Nu er geen sprake is van een noodweersituatie, behoeft het beroep op noodweerexces geen nadere bespreking.
Het bewezenverklaarde levert op: poging tot doodslag.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Tevens vordert de officier van justitie de teruggave van de in beslag genomen telefoon aan verdachte. Voorts vordert de officier de toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij met de schadevergoedingsmaatregel.
6.2 Standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank voorbij gaat aan het beroep op noodweer dan wel noodweerexces pleit de raadsman voor een kortere gevangenisstraf en een voorwaardelijk deel waarbij reclasseringstoezicht wordt opgelegd.
6.3 Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting alsmede uit het Pro Justitia-rapport van psycholoog A. de Jong d.d. 14 oktober 2013 en het rapport van GGZ Reclassering Palier d.d. 17 oktober 2013 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door met een stanleymes in de hals, buik en het gezicht van slachtoffer [slachtoffer] te snijden en te steken. Verdachte heeft door zijn handelen pijn en letsel bij het slachtoffer veroorzaakt en diens lichamelijke integriteit zeer ernstig aangetast. Deze steekpartij had voor het slachtoffer veel ernstiger kunnen aflopen. De relatief gunstige afloop, is echter een toevallige omstandigheid, en geen verdienste van de verdachte. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke delicten hiervan (langdurig) nadelige psychische en lichamelijke gevolgen kunnen ondervinden. De psychische en lichamelijke gevolgen voor het slachtoffer zijn nader tot uitdrukking gebracht in zijn ingediende vordering benadeelde partij.
De rechtbank is van oordeel dat een minder lange gevangenisstraf dan door de officier van justitie passend en geboden is. Het feit heeft plaatsgevonden als gevolg van een schermutseling die is ontstaan nadat aangever de telefoon van verdachte heeft afgepakt. Gelet op deze omstandigheid zal de geëiste gevangenisstraf worden gematigd.
Alhoewel uit de rapportages blijkt dat de leefsituatie van verdachte zorgelijk is en hulp lijkt geboden, ziet de rechtbank geen aanleiding om reclasseringstoezicht op te leggen. Verdachte wil immers niet meewerken aan reclasseringscontact en ambulante zorg of klinische opname en gebleken is dat hij ook eerder de contacten met hulpverlening heeft verbroken, Eventueel kan in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling reclasseringstoezicht worden opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een telefoon, dient te worden teruggegeven aan verdachte.
8. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.511,50,- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 436,50,- materiële en € 1.075,- immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 april 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging tot doodslag] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
9. Vordering tot tenuitvoerlegging
Bij vonnis van 29 juni 2012 in de zaak met parketnummer 15/097385-12 heeft de politierechter te Haarlem verdachte ter zake van bedreiging en belediging van een ambtenaar in functie veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 18 maart 2013 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 13 juli 2012 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet drie maanden geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht.
11. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van € 1.511,50,-, bestaande uit € 436,50,- voor de materiële en
€ 1.075,- voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 april 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.511,50,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 april 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1. STK telefoontoestel, zwart, Sony.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 15/097385-12 en gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één (1) week, opgelegd bij vonnis van de politierechter d.d. 29 juni 2012.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.P.J. Ruijpers, voorzitter,
mr. E.C. Smits en mr. E.A. Minderhoud, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.W. van der Hoek,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 november 2013.
Mr. E.C. Smits en mr. E.A. Minderhoud zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.