In deze zaak heeft verzoeker op 3 september 2013 een verzoek tot wraking ingediend tegen kantonrechter L.M. de Vries in een aanhangige civiele procedure. Verzoeker stelt dat de kantonrechter niet onafhankelijk kan oordelen, omdat deze eerder een ongunstige beslissing heeft genomen in een vergelijkbare zaak. De kantonrechter heeft schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek en heeft aangegeven dat de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) regelmatig controles uitvoert op kentekenhouders en dat meerdere beroepszaken bij de sectie kanton aanhangig kunnen zijn. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat de feiten en omstandigheden die verzoeker heeft aangevoerd geen grond opleveren voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding is. De wrakingskamer benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden kunnen weerleggen. De vrees voor partijdigheid moet objectief gerechtvaardigd zijn en kan niet enkel gebaseerd zijn op het subjectieve oordeel van verzoeker. De wrakingskamer heeft het verzoek gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek tot wraking voor het overige afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 8 november 2013.