ECLI:NL:RBNHO:2013:11099
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hennepteeltzaak na onvoldoende bewijs van betrokkenheid bij criminele organisatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 juli 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie met betrekking tot hennepteelt. De tenlastelegging omvatte drie feiten, waarbij de verdachte werd verweten dat hij tussen 2000 en 2010 betrokken was bij een samenwerkingsverband dat zich bezighield met het telen en verhandelen van hennep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de openbare terechtzittingen op 26 en 27 juni 2013 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie heeft vrijspraak gevraagd voor het eerste feit, maar heeft bewezenverklaring gevraagd voor de feiten twee en drie. De verdediging heeft echter betoogd dat de verdachte van alle feiten vrijgesproken moest worden.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten. De onderzoeksresultaten, waaronder een pseudokoop en telecomonderzoek, boden weliswaar enkele aanknopingspunten, maar niet voldoende om te concluderen dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de stekkenhandelaar. De rechtbank heeft opgemerkt dat de contacten tussen de growshop en mogelijke henneptelers inherent zijn aan het runnen van een growshop, en dat er geen bewijs was dat de verdachte op enige wijze strafrechtelijk laakbare bemoeienis had met de hennephandel.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten en de door hem betaalde borgsom teruggestort. Tevens is het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 11 juli 2013.