ECLI:NL:RBNHO:2013:11102
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hennepteeltzaak na onvoldoende bewijs van betrokkenheid bij criminele organisatie
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is de verdachte beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met hennepteelt. De tenlastelegging omvatte drie feiten, waarbij de verdachte in de periode van 2000 tot 2010 betrokken zou zijn geweest bij het telen en verhandelen van hennep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de openbare terechtzittingen op 26 en 27 juni 2013 zijn de vorderingen van de officier van justitie en de verdediging besproken. De officier van justitie heeft vrijspraak gevraagd voor het eerste feit, maar heeft bewezenverklaring gevraagd voor de feiten twee en drie. De verdediging heeft echter betoogd dat de verdachte van alle feiten vrijgesproken moest worden.
De rechtbank heeft de bewijsvoering van de officier van justitie en de verdediging zorgvuldig gewogen. Het oordeel van de rechtbank was dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten. De rechtbank concludeerde dat de onderzoeksresultaten, waaronder een pseudokoop en telecomonderzoek, niet voldoende aanknopingspunten boden voor de conclusie dat de verdachte deel uitmaakte van een criminele organisatie. De rechtbank merkte op dat de contacten van de growshop met henneptelers inherent zijn aan het runnen van een growshop, en dat er geen bewijs was dat de verdachte op enige wijze betrokken was bij illegale hennephandel.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten en gelast de teruggave van in beslag genomen goederen en borgsom. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer op 11 juli 2013, met de voorzitter en twee andere rechters, en in aanwezigheid van de griffier.