ECLI:NL:RBNHO:2013:11303

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 november 2013
Publicatiedatum
26 november 2013
Zaaknummer
14/810506-12
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord op slachtoffer in Schoorl met voorafgaand graven van graf

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 18 november 2013 uitspraak gedaan in een moordzaak waarbij de verdachte op 7 maart 2012 het slachtoffer naar de duinen in Schoorl heeft meegenomen. De verdachte heeft het slachtoffer daar met een schep op het hoofd geslagen en vervolgens begraven in een graf dat ze samen hadden gegraven, zonder dat het slachtoffer zich bewust was van zijn lot. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte, die tijdens de rechtszaak een scenario schetste waarin hij beweerde dat hij informatie van een drugsdealer had gekregen over de moord, verworpen. De rechtbank oordeelde dat deze verklaring niet controleerbaar was, omdat de verdachte geen naam van de dealer kon geven en eerdere verklaringen van de verdachte niet consistent waren. Vrienden van de verdachte verklaarden dat hij hen had verteld dat hij het slachtoffer had omgebracht, wat de rechtbank als belastend bewijs beschouwde. DNA van de verdachte werd aangetroffen op een pak sap dat in het graf van het slachtoffer was gevonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan moord en veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van 18 jaar, met aftrek van voorarrest. De rechtbank benadrukte de ernst van de daad en de impact op de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Strafrecht
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 14/810506-12
Uitspraakdatum: 18 november 2013
Tegenspraak
Promisvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 november 2013in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwaag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. E. Visser en van wat verdachte en zijn raadslieden, mr. M.M.J. Nuijten en mr. A. Çimen, advocaten te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na aanpassing van de omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 07 maart 2012 te Schoorl of Groet, althans in de gemeente Bergen (NH), in elk geval in Nederland, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet, deze [slachtoffer] met een schop, althans met een hard voorwerp, op zijn hoofd geslagen en/of deze [slachtoffer] (vervolgens) in een kuil met zand bedekt, ten gevolge van welke handeling(en) deze [slachtoffer] is overleden.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.InleidingOp 9 maart 2012wordt melding gedaan van vermissing van [slachtoffer]. [slachtoffer] is voor het laatst gezien op 7 maart 2012Na een uitgebreid opsporingsonderzoek wordt het lichaam van [slachtoffer] uiteindelijk op 16november 2012aangetroffen in het duingebied van Groet, gemeente Bergen. Uit onderzoek blijkt dat [slachtoffer] met een schep op het hoofd is geslagen en vervolgens is begraven.

Verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de moord danwel doodslag op [slachtoffer], gepleegd op of omstreeks 7 maart 2012.
De rechtbank dient te beoordelen of wettig en overtuigend bewezen kan worden of verdachte [slachtoffer] van het leven heeft beroofd en zo ja, of er sprake is geweest van moord of doodslag.

4.Bewijs

4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat er sprake is van moord.
Hij heeft daartoe, kort weergegeven, aangevoerd dat verdachte tegenover verschillende latere getuigen, waaronder twee politiële informanten, heeft aangegeven dat hij [slachtoffer] om het leven heeft gebracht. Deze bekentenissen worden onafhankelijk bevestigd door onder meer technisch bewijs, waaronder resultaten van DNA-onderzoek, en andere objectief vast te stellen feiten. Voorts kan op basis van de bevindingen op de locatie van aantreffen van het lichaam van [slachtoffer] een bevestiging worden gevonden op essentiële onderdelen van de verklaring van verdachte, met andere woorden: de door hem gegeven informatie betreft daderinformatie. Aldus is volgens de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] om het leven heeft gebracht.
Dat sprake is van moord blijkt uit het feit dat verdachte zijn daad goed heeft voorbereid. Hij heeft [slachtoffer] opgehaald in zijn woonplaats en is vervolgens met hem naar Schoorl gereden waar ze samen in de duinen een kuil hebben gegraven en waarbij verdachte [slachtoffer] zou hebben doen geloven dat het een graf was bedoeld voor een ander.
4.2
Standpunt van de verdediging
Verdachte ontkent [slachtoffer] te hebben gedood en wenst te worden vrijgesproken.
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen.
De verdediging heeft daartoe, kort samengevat, onder meer het volgende aangevoerd.
Verdachte erkent dat hij [slachtoffer] voor het laatst heeft gezien op 7 maart 2012 in Schoorl. Verdachte is vervolgens van daar alleen weggegaan en met zijn auto naar een coffeeshop in Schagen gereden. Op de terechtzitting heeft verdachte verklaard dat eerdere, ten overstaan van de politie afgelegde verklaringen over de gang van zaken op 7 maart 2012 niet waar zijn en dat hij ter terechtzitting een verklaring wenste af te leggen hoe die bewuste dag, 7 maart 2012, daadwerkelijk is verlopen.
Verdachte heeft aangegeven dat hij in de drugshandel zat en daarmee wilde stoppen. [slachtoffer] wilde zijn drugshandel wel overnemen en daarom is verdachte op 7 maart 2012 met [slachtoffer] naar Schoorl gereden om hem voor te stellen aan zijn in Schoorl woonachtige drugsleverancier. Alvorens naar de woning van deze dealer te gaan, zijn ze eerst naar de Jumbo supermarkt in Schoorl gereden en hebben daar twee pakken sap en twee blikjes Jack Daniels gekocht. Vervolgens zijn ze naar de woning van de drugsdealer gereden waar verdachte onder meer uit het pak sap heeft gedronken dat ze bij de Jumbo hadden gekocht. Na ongeveer twee uur is verdachte weggereden naar de coffeeshop in Schagen. [slachtoffer] is in de woning van de dealer achtergebleven. Ook is een pak sap in de woning achtergebleven. Toen later bleek dat [slachtoffer] vermist werd, is verdachte half april 2012 naar de dealer gegaan om te vragen wat er met [slachtoffer] was gebeurd. Verdachte heeft toen van de dealer gehoord dat het uit de hand is gelopen, dat [slachtoffer] een klap op zijn achterhoofd heeft gekregen en dat hij als een baby is begraven op de eerste heuvel achter het kleine klimduin.
Verdachte heeft een en ander nooit tegen de politie of de rechter-commissaris durven zeggen uit angst voor represailles van deze drugsdealer. Hij durfde ook niet eerder te verklaren dat hij in Schoorl was geweest op 7 maart 2012 omdat hij bang was dat de politie achter de naam van de dealer zou komen met alle gevolgen van dien.
Nadat verdachte heeft vernomen wat er met [slachtoffer] is gebeurd, heeft hij, onder invloed van drugs en uit stoerdoenerij aan [getuige 1] en later aan [getuige 2] verteld dat hij, verdachte, degene is die [slachtoffer] om het leven heeft gebracht. Hij hoopte daarmee dat hij serieus genomen werd en in aanzien zou stijgen binnen zijn vriendenkring. Ook tegen de politiële informanten “[alias informant 1]” en “[alias informant 2]” heeft verdachte niet de waarheid verteld toen hij tegen hen verklaarde dat hij [slachtoffer] om het leven heeft gebracht.
“[alias informant 1]” en “[alias informant 2]” deden zich voor als leden van een criminele organisatie en hadden veel geld op zak. Verdachte had schulden en in de hoop dat hij geld kon verdienen met klusjes voor “[alias informant 1]” en “[alias informant 2]” heeft hij, om indruk te maken, verteld dat hij iemand heeft omgelegd en in de duinen heeft begraven. Hij heeft daarbij het verhaal verteld zoals hij dat gehoord heeft van zijn dealer en heeft dat hier en daar aangedikt.
Overigens zijn, aldus de verdediging, de verklaringen die verdachte heeft afgelegd tegenover de politiële informanten niet geloofwaardig omdat ze inconsistenties en ongeloofwaardigheden bevatten terwijl de verklaring die verdachte heeft afgelegd ter terechtzitting niet wordt weersproken door de overige inhoud van het dossier.
Gelet op een en ander is de verdediging van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
Daarbij is primair aangevoerd dat niet met voldoende mate van zekerheid kan worden gesteld dat [slachtoffer] op of omstreeks 7 maart 2012 om het leven is gebracht.
Uit de verklaring van verdachte blijkt alleen dat hij het slachtoffer voor het laatst heeft gezien op 7 maart 2012 hetgeen niet betekent dat [slachtoffer] op die datum om het leven is gebracht. Het lichaam van [slachtoffer] wordt pas maanden later aangetroffen en uit het voorlopig sectieverslag komt naar voren dat het lichaam weken, tot enkele of vele maanden in de duinen kan hebben gelegen.
Indien de rechtbank wel bewezen acht dat [slachtoffer] op of omstreeks 7 maart 2012 om het leven is gebracht, dient vrijspraak te volgen omdat, gelet op de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting, de mogelijkheid bestaat dat een ander [slachtoffer] van het leven heeft beroofd. De bewijsmiddelen sluiten een alternatief scenario niet uit en wanneer er twijfel is of verdachte het delict heeft begaan dient vrijspraak te volgen.
4.3
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
De aanleiding voor het onderzoek
Op 9 maart 2012 doet [getuige 3], melding van vermissing van haar zoon [slachtoffer], geboren op [geboortedatum]. [2]
Op 20 april 2012 verklaart [getuige 3] [3] dat zij haar zoon [slachtoffer] voor het laatst gezien heeft op 7 maart 2012 te 09.15 uur. Ze hoort van [slachtoffer] dat hij die ochtend een afspraak heeft met [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) maar dat [verdachte] zich heeft verslapen. [slachtoffer] belt [verdachte] met haar telefoon en ze hoort dat hij om 10.00 uur afspreekt. Wanneer [getuige 3] weer thuis komt om 10.05 uur, is [slachtoffer] weg. Ze dacht dat hij maar even weg zou gaan omdat hij zijn rugtas, die hij bijna altijd bij zich heeft, thuis had laten liggen. [slachtoffer] had nog gezegd dat hij zou bellen of hij ’s avonds zou komen eten.
Verdachte wordt op 7 juni 2012 (nog) als getuige gehoord. Hij verklaart [4] dat hij met [slachtoffer] in Heerhugowaard had afgesproken op 7 maart 2012 rond de middag, dat ze samen een jointje hebben gerookt en dat verdachte vervolgens alleen via de N242 naar een coffeeshop in Schagen is gereden in zijn Golf met kenteken [kenteken], waar hij rond 15.00 uur is aangekomen.
Mededelingen van verdachte tegenover getuigen
Nadat in de media aandacht wordt besteed aan de verdwijning van [slachtoffer], meldt zich een aantal getuigen bij de politie. Naar aanleiding van die verklaringen wordt op 23 augustus 2012 [getuige 1] (voor de tweede maal) gehoord [5] .
[getuige 1] verklaart onder meer dat verdachte hem heeft verteld dat hij met [slachtoffer] in zijn VW Golf naar het bos is gegaan, dat ze samen een gat hebben gegraven voor een ander persoon en dat verdachte [slachtoffer] vervolgens met een schep op diens hoofd heeft geslagen en hem zo heeft vermoord. Verdachte heeft het gat dichtgegooid en is weggereden.
Bij de rechter-commissaris verklaart [getuige 1] [6] dat hij hetgeen hij van verdachte heeft gehoord onder andere aan [getuige 2] heeft verteld met wie hij toen een relatie had. Op de vraag wanneer verdachte aan [getuige 1] heeft verteld dat hij [slachtoffer] heeft vermoord, antwoordt [getuige 1] dat dat eind maart 2012 geweest moet zijn maar dat hij dat niet met zekerheid kan zeggen; het was ongeveer een maand nadat [slachtoffer] vermist is geraakt.
Op 29 augustus 2012 verklaart [getuige 2] tegenover de politie [7] dat ze in eerste instantie van [getuige 1] hoorde dat [slachtoffer] dood was en dat ze het later van verdachte zelf heeft gehoord. Ze had van [getuige 1] gehoord dat [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) het had gedaan en dat het met een schep was gebeurd. Ze hoorde het van [getuige 1] “effentjes” nadat het gebeurd was. Ze weet nog dat ze toen een relatie had met [getuige 1]. Die relatie duurde tot haar verjaardag op 2 april 2012. [getuige 2] weet zeker dat ze het voor haar verjaardag al wist. Bij de rechter-commissaris verklaart [getuige 2] [8] dat verdachte zelf haar had verteld dat hij eerst met [slachtoffer] een joint had gerookt, dat hij toen tegen [slachtoffer] had gezegd dat ze samen een gat voor iemand anders gingen graven en dat hij toen de schep in zijn nek heeft gelegd.
Verdachte had ook gezegd dat hij niet had verwacht dat ze zo’n diep gat zouden graven en later had hij het er nog met [betrokkene] over dat de schep terug moest. Verdachte heeft voorts gezegd dat hij [slachtoffer] in zijn nek, op het hoofd had geslagen, dat hij in het gat is gevallen en dat [verdachte] de schep van [slachtoffer] heeft gebruikt om het gat dicht te maken en dat die schep in het gat ligt.
Op 19 november 2012 [9] heeft [getuige 4] als getuige tegenover de politie verklaard dat verdachte hem heeft verteld dat hij iemand om het leven heeft gebracht. Dat was in het huis van [getuige 1] waar verdachte en [getuige 1] over een verdwijning spraken. [getuige 4] heeft hierover vervolgens met [getuige 2] gesproken die hem vertelde dat het over [slachtoffer] ging.
Andere bewijsmiddelen
Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van de telefoon van [slachtoffer] [10] , die bij zijn stoffelijk overschot werd aangetroffen, blijkt dat deze telefoon op 7 maart 2012 te 09:18:36 uur de zendmast heeft aangestraald op het Spui 37 te Heerhugowaard in verband met een uitgaand telefonisch contact en dat er tussen 8 maart 2012 te 11:08:35 uur tot en met 11 maart 2012 te 22:59:27 uur inkomend sms- en telefoonverkeer was waarbij de zendmast aan de Hargerstrandweg te Schoorl werd aangestraald. Het feit dat er na 12 maart 2012 te 00:35:11 uur geen mastgegevens worden gegenereerd betekent dat het toestel vanaf dat moment niet meer in het netwerk aanwezig is. Dit kan zijn doordat het toestel is uitgeschakeld danwel uit is gegaan. Het stoffelijk overschot van [slachtoffer] is uiteindelijk aangetroffen in het dekkingsgebied van de zendmast aan de Hargerstrandweg.
Uit het discrepantieonderzoek naar de verklaring van verdachte afgelegd op 7 juni 2012 en de gegevens (kentekenregistratie) afkomstig van ARS Traffic & Transport Technologies BV, verkeersintensiteitmetingen, van de auto van [verdachte] [11] blijkt dat de auto van verdachte met kenteken [kenteken] op 7 maart 2012 te 10:34 uur is geregistreerd op de Rijksweg N9 ter hoogte van de kruising met de Kogendijk te Bergen NH en om 10:36 uur op de Rijksweg N9 ter hoogte van natuurgebied Kleimeer, rijdend in de richting van Den Helder. Voorts blijkt uit de ARS gegevens dat het voertuig is geregistreerd op de Rijksweg N9 om 13:41,13:43 en 13:46 uur ter hoogte van Zijpersluis, Burgervlotbrug en Sint Maartensvlotbrug, wederom rijdend in noordelijke richting. Het voertuig is in de periode van 3 uur niet elders door ARS geregistreerd. De verklaring die verdachte (nog als getuige) aanvankelijk heeft afgelegd over wat en wanneer hij heeft gedaan op 7 maart 2012, komt niet overeen met genoemde ARS gegevens.
De inzet van politiële informanten (undercover agenten)
Omdat niet duidelijk wordt waar het lichaam van de vermiste [slachtoffer] is begraven worden twee politiële informanten ingezet, aangeduid als A-3497 (“[alias informant 1]”) en A-3498 (“[alias informant 2]”).
Tegenover “[alias informant 2]” verklaart verdachte [12] op een vraag of hij wel eens geschoten heeft dat hij wel eens iemand heeft “omgelegd” namelijk een gozer die zaken met hem deed en op het punt stond om hem te verraden. Verdachte heeft hem toen naar zijn zeggen zijn eigen graf laten graven en toen het klaar was heeft hij hem een klap met een schop gegeven waarna hij het gat dicht heeft gegooid. Verdachte zegt nog dat het een “fucking” karwei was om het gat in zijn eentje dicht te gooien. Verdachte verklaart voorts dat die gozer een vriend van hem was, dat hij 3 meter diep ligt en dat hij in het bos in Schoorl ligt. Verdachte wijst “[alias informant 2]” vervolgens de weg naar Groet (bij Schoorl) en verklaart dat het lichaam er al sinds maart ligt. Verdachte brengt “[alias informant 2]” naar een zandplek in de duinen en wijst dat de man in het gat in de lengte met het pad mee ligt en gezien vanaf het pad ligt hij met zijn hoofd links. Verdachte vertelt voorts aan “[alias informant 2]” dat hij tegen die gozer gezegd had dat het gat voor een ander bedoeld was, iemand met wie ze beiden ruzie hadden. Tijdens het graven hebben ze samen nog joints gerookt en Jack Daniels gedronken.
Tegenover “[alias informant 1]” en “[alias informant 2]” verklaart verdachte [13] op 23 oktober 2012 dat hij inderdaad iemand heeft doodgeslagen en begraven. Op de vraag van “[alias informant 1]” wanneer hij die persoon heeft doodgeslagen en begraven verklaart verdachte dat het op 7 maart van dit jaar (de rechtbank begrijpt: 2012) was. Hij had die jongen thuis opgehaald met het verhaal dat er iemand gedood moest worden binnenkort en dat zij al het graf moesten graven. Toen die jongen, [slachtoffer], op enig moment in de kuil stond, ging verdachte achter hem staan en sloeg hem toen één keer hard op het hoofd. [slachtoffer] viel meteen om en bleef stil liggen. Verdachte wijst als plek waar hij geslagen heeft de plek bovenop zijn achterhoofd aan. Hij heeft vervolgens meteen het gat dichtgegooid zodat als [slachtoffer] niet dood was hij dat dan wel zou gaan. Verdachte verklaart dat de schep van [slachtoffer] samen met [slachtoffer] begraven ligt.
Aantreffen van het lichaam van [slachtoffer]
Naar aanleiding van de verklaringen van verdachte, afgelegd tegenover de politiële informanten over de plaats delict, wordt voor de derde keer een voorverkenning gedaan in het duingebied van Groet/Schoorl. [14] Tijdens de voorverkenning op 14 november 2012 wordt een verstoring van het grondoppervlak waargenomen. Er wordt een schep in een stuk zandgrond aangetroffen. Op 15 november 2012 wordt het onderzoek naar de grondverstoring voortgezet [15] en worden er enkele kledingstukken zichtbaar alsmede een zwart blikje drinken met de opdruk Jack Daniels en een pak vruchtensap van winkelketen Jumbo. Op 16 november 2012 gaat het onderzoek in de kuil verder en wordt er een stoffelijk overschot aangetroffen [16] . Het stoffelijk overschot lag op de rechterzijde in de foetushouding. Bij het lichaam wordt onder meer een identiteitsbewijs op naam van [slachtoffer] aangetroffen.
Aan de hand van de gebitsgegevens van [slachtoffer] is verder onderzoek gedaan naar de identiteit van het stoffelijk overschot [17] . Geconcludeerd wordt dat naar aanleiding van de vergelijking van de PM gebitsgegevens van het overleden slachtoffer met die van de AM gebitsgegevens toebehorend aan [slachtoffer], kan worden geconcludeerd dat deze op grond van de beschikbare odontologische gegevens met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid met elkaar overeenkomen.
Mogelijke doodsoorzaak
Bij de sectie [18] op het lichaam van [slachtoffer] worden letsels/bevindingen aan het hoofd rechts vastgesteld (o.a. rechtsboven-zijwaarts aan het schedeldak twee met elkaar in verbinding staande impressiefracturen).
Deze letsels/bevindingen zijn zeer waarschijnlijk bij leven ontstaan en wel als gevolg van inwerking van uitwendig mechanisch stomp geweld zoals kan worden opgeleverd door hevig slaan met een of meerdere voorwerpen, vallen met een substantiële kracht op of tegen structuren.
De patholoog dr. V. Soerdjbalie-Maikoe komt in haar “aangepaste conclusie sectie-rapport” [19] tot de conclusie dat het intreden van de dood van [slachtoffer] goed kan worden verklaard door hersenfunctiestoornissen ten gevolge van inwerking van uitwendig mechanisch stomp geweld op het hoofd. Gezien de wijze van aantreffen van het lichaam kan verstikking door (mechanische) belemmering van de luchtwegen, niet worden uitgesloten als eventuele oorzaak of bijdrage aan het overlijden.
Een gedeelte van het schedeldak van [slachtoffer] is onderzocht waarbij de vraag is gesteld of er kras- of indruksporen in het schedeldak aanwezig zijn en zo ja, of deze sporen veroorzaakt kunnen zijn door het blad van een schep. [20] Uit het onderzoek is gebleken dat er beschadigingen zijn geconstateerd aan het schedeldak en dat deze veroorzaakt kunnen zijn door de schep die is aangetroffen in de kuil, door een schep met boogvormige randen of door een ander voorwerp met boogvormige randen.
DNA-onderzoek
Het pak sap dat is aangetroffen bij het lichaam van [slachtoffer] in de grafkuil is door het NFI onderzocht op de aanwezigheid van DNA.
De uitkomst van dit onderzoek geeft ondersteuning aan de mogelijkheid dat verdachte en [slachtoffer] DNA hebben achtergelaten op het sappak. [21] Ten aanzien van de aanwezigheid van celmateriaal van verdachte blijkt het volgende:
Bij de bemonstering van het in de grafkuil aangetroffen pak sap is een onvolledig DNA-mengprofiel verkregen waarin DNA kenmerken zichtbaar waren van minimaal twee personen. In het kader van het onderzoek zijn onder meer de volgende hypothesen geformuleerd.
Hypothese 3:de bemonstering AAFE1530NL#02 van het pak sap bevat celmateriaal van verdachte en van 1 willekeurig gekozen, niet aan verdachte [verdachte] verwante persoon.
Hypothese 4:de bemonstering AAFE1530BK#02 van het pak sap bevat celmateriaal van twee willekeurig gekozen, niet aan verdachte verwante personen.
De bevindingen van het vergelijkend DNA onderzoek zijn volgens het NFI extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 3 juist is dan wanneer hypothese 4 juist is.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs:
Verklaringen verdachte/alternatief scenario
Verdachte heeft nog als getuige verklaard dat hij [slachtoffer] voor het laatst heeft gezien in Heerhugowaard op 7 maart 2012 en dat hij daarna zonder [slachtoffer] naar Schagen is gereden. Hij heeft ontkend die dag in Schoorl te zijn geweest.
Toen hij als verdachte van de moord op [slachtoffer] werd aangemerkt en geconfronteerd werd met het feit dat uit de gegevens van ARS blijkt dat zijn getuigenverklaring over wat hij gedaan heeft op 7 maart 2012 niet overeenkomt met de bevindingen van het discrepantie-onderzoek en dat er op genoemde datum een tijdgat is van ongeveer 3 uur waarin de auto niet is gesignaleerd, heeft hij geen antwoord kunnen geven op de vraag wat hij in die periode heeft gedaan. Vervolgens heeft verdachte wisselende verklaringen afgelegd of heeft hij zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Op de terechtzitting heeft verdachte een verklaring afgelegd waarin sprake is van een zogenaamd alternatief scenario. Verdachte heeft verklaard dat hij op 7 maart 2012 wel met [slachtoffer] naar Schoorl is gereden. Hij deed dit om [slachtoffer] voor te stellen aan zijn dealer omdat het de bedoeling was dat [slachtoffer] de handel in verdovende middelen van verdachte zou overnemen. Verdachte en [slachtoffer] zijn voordat ze bij de dealer aankwamen langs de Jumbo Supermarkt gegaan en zij hebben daar een pak sap en blikjes Jack Daniels whiskey/cola gekocht. Verdachte is vervolgens samen met [slachtoffer] naar de woning van deze dealer in Schoorl gegaan en met zijn drieën hebben zij enkele uren in de woning doorgebracht. Verdachte is vervolgens naar Schagen gereden en heeft [slachtoffer] achtergelaten bij zijn dealer.
Verdachte heeft verder verklaard dat hij half april 2012 naar de dealer ging omdat hij wilde weten wat er met [slachtoffer], die toen al een tijd werd vermist, was gebeurd. Verdachte hoorde toen van zijn dealer dat het uit de hand was gelopen, dat [slachtoffer] een klap op zijn achterhoofd had gehad en als een baby lag begraven op de eerste heuvel achter het kleine klimduin. Op vragen van de oudste rechter heeft verdachte diverse malen geantwoord dat hij geen andere specifieke details over de dood van [slachtoffer] heeft gehoord van de dealer. Verdachte blijft bij zijn oorspronkelijke verklaring dat hij niet degene is die [slachtoffer] om het leven heeft gebracht.
Verdachte heeft voorts ter terechtzitting verklaard dat hij deze informatie niet eerder durfde te vertellen uit angst voor represailles van de kant van zijn dealer.
Verdachte wil verder geen details geven over de persoon van voornoemde dealer. Ook wil hij het adres van deze dealer niet geven uit angst dat met hem hetzelfde gebeurt als met [slachtoffer].
De informatie over de dood van [slachtoffer] die hij van de dealer kreeg heeft verdachte vervolgens gebruikt om indruk te maken op zijn vrienden en op de politiële informanten “[alias informant 1]” en “[alias informant 2]” van wie hij dacht dat het criminelen waren waarmee hij veel geld kon verdienen. De verklaringen die hij heeft afgelegd en waarin hij heeft verteld dat hij [slachtoffer] heeft vermoord zouden derhalve gelogen zijn. Ze zijn verzonnen terwijl hij onder invloed verkeerde van drugs en om stoer te doen en indruk te maken.
Beoordeling van het door verdachte geschetste alternatieve scenario
De rechtbank stelt vast dat verdachte in dit alternatieve scenario met een verklaring komt voor verschillende, hem belastende, onderzoeksbevindingen waaronder het feit dat zijn auto is gesignaleerd in de buurt van Groet/Schoorl op 7 maart 2012, zijn bezigheden in het tijdgat van 3 uur waarvoor hij eerst geen verklaring had, het aantreffen van zijn DNA op het pak sap dat in de grafkuil is gevonden en hoe hij aan bepaalde informatie kwam over de dood van [slachtoffer].
De rechtbank stelt voorop dat de verklaring van verdachte ter zitting door een gebrek aan concrete gegevens over de persoon van de dealer van verdachte volstrekt oncontroleerbaar is.
Voor zover verdachte hiermee wel concrete gegevens heeft verschaft valt op dat er diverse tegenstrijdigheden zijn te constateren met de overige inhoud van het dossier.
Zo blijkt uit de eerder aangehaalde verklaringen van de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 4] dat zij reeds eind maart/begin april 2012 van verdachte hadden gehoord dat hij [slachtoffer] had vermoord, hetgeen niet strookt met de verklaring van verdachte dat hij pas half april 2012 van zijn dealer heeft gehoord wat er met [slachtoffer] is gebeurd. Dit betekent dat naar het oordeel van de rechtbank reeds om die reden bij de verklaring van verdachte ter terechtzitting nodige vraagtekens dienen te worden gezet.
De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] is af te leiden dat verdachte tegenover hen aspecten over de moord heeft verteld die alleen de dader kon weten, namelijk dat hij [slachtoffer] met een schep had vermoord en dat er een schep in het graf van [slachtoffer] lag. Dit is ook informatie waarvan verdachte op de zitting niet heeft verklaard dat hij dat van de dealer had gehoord.
Voorts blijkt ook uit de verklaringen van de politiële informanten dat verdachte beschikte over daderwetenschap. Hij vertelde hen dat hij met [slachtoffer] nog een blikje Jack Daniels had gedronken tijdens het graven, dat de kuil wel drie meter diep was en dat een schep was meebegraven in de grafkuil. Voorts wist hij nog precies te vertellen op welke wijze [slachtoffer] in de grafkuil lag, hetgeen bleek te kloppen met de wijze waarop het slachtoffer uiteindelijk in de grafkuil is aangetroffen. Tot slot is de plek waarop [slachtoffer] is aangetroffen dichtbij en soortgelijk aan de plek die verdachte heeft getoond aan de politiële informanten.
De verklaring van verdachte zoals hij die heeft afgelegd tegenover de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 4] komt in grote lijnen overeen met zijn verklaringen afgelegd tegenover de politiële informanten. Dat er hier en daar op ondergeschikte punten verschillen zijn maakt de verklaringen die hij heeft afgelegd tegenover de politiële informanten daarmee niet ongeloofwaardig. Bovendien worden deze verklaringen gesteund door objectieve omstandigheden.
Conclusie van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van het bovenstaande tot het oordeel dat een en ander is gegaan zoals verdachte heeft verklaard tegenover de drie voornoemde getuigen en tegenover de twee politiële informanten. Het door hem geschetste alternatieve scenario dient te worden verworpen, aangezien dit op geen enkele wijze wordt onderbouwd door redelijk te verifiëren feiten en omstandigheden en dit scenario op belangrijke punten strijdig is met de inhoud van het dossier. Daarmee staat vast dat het aan verdachte ten laste gelegde feit is begaan op 7 maart 2012 en dat verdachte [slachtoffer] op die datum heeft vermoord.
4.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 maart 2012in de gemeente Bergen (NH), opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, deze [slachtoffer] met een schop op zijn hoofd geslagen en deze [slachtoffer] vervolgens in een kuil met zand bedekt, ten gevolge van welke handelingen deze [slachtoffer] is overleden.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Moord.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van achttien jaren, met aftrek van voorarrest.
7.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan moord op [slachtoffer]. Daarmee heeft verdachte het slachtoffer het meest fundamentele recht van een mens, namelijk het recht op leven, ontnomen. Moord wordt algemeen beschouwd als het ernstigste commune misdrijf, hetgeen tot uitdrukking wordt gebracht door de strafbedreiging van levenslange gevangenisstraf of een gevangenisstraf van maximaal dertig jaren.
Uit de stukken komt naar voren dat het slachtoffer verdachte vertrouwde en hem zag als een goede vriend. Hij is meegegaan met verdachte naar de duinen en heeft geholpen met het graven van een graf, niet wetende dat het zijn eigen graf zou worden.
Door zijn ontkenning heeft verdachte geen inzicht gegeven in de achtergronden en het motief van zijn daad. Door het lichaam te begraven in het duingebied van Schoorl heeft hij de nabestaanden van het slachtoffer lang in onzekerheid gelaten over de vraag wat er met hun zoon en broer is gebeurd. Dit geeft naar het oordeel van de rechtbank blijk van een grote mate van hardvochtigheid.
De moord op [slachtoffer], en de wijze waarop dit gebeurd is hebben groot persoonlijk leed teweeggebracht voor zijn familie die bovendien maandenlang in het ongewisse is gelaten over zijn lot. Dit is onder meer tot uitdrukking gekomen in de verklaringen die de moeder (mede namens de broer van het slachtoffer) en de vader van het slachtoffer ter terechtzitting hebben voorgelezen.
Het door verdachte begane misdrijf heeft de samenleving en de rechtsorde ernstig geschokt. Het opzettelijk en met voorbedachten rade benemen van iemands leven rechtvaardigt in beginsel oplegging van een langdurige gevangenisstraf.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 19 november 2012, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van een geweldsdelict is veroordeeld;
- het over verdachte uitgebrachte Pro Justitia rapport, gedateerd 28 januari 2013, opgemaakt door drs. A.E. Haan, psycholoog;
- het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies (beknopt), gedateerd 25 februari 2013 van B. Bartels, reclasseringswerker werkzaam bij GGZ-reclassering Palier;
- het verslag van het trajectconsult gedateerd 6 december 2012, opgesteld door drs. G.P.C.P Degen, psychiater bij het N.I.F.P.
Uit genoemde rapportages blijkt dat verdachte niet aan enig onderzoek heeft willen meewerken. Ten aanzien van het onderzoek door de reclassering heeft verdachte zijn eerder gegeven toestemming tot het uitbrengen van een reclasseringsrapport en het raadplegen van referenten naderhand weer ingetrokken waardoor slechts onderzoek kon worden gedaan op basis van dossierinformatie. Ook heeft verdachte geweigerd mee te werken aan het psychologisch onderzoek waardoor onder meer niet kon worden vastgesteld of er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis dan wel een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Wel is komen vast te staan dat verdachte niet openstaat voor hulpverlening in welke vorm dan ook. Door deze niet coöperatieve houding is de rechtbank weinig bekend geworden over de persoonlijke omstandigheden van verdachte en kan met eventuele bijzondere persoonlijke omstandigheden dan ook geen rekening worden gehouden.
Al deze omstandigheden overwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en zal zij verdachte veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van achttien jaar, met aftrek van het voorarrest.

8.Beslissing omtrent in beslag genomen voorwerpen

Onder verdachte is in het kader van deze strafzaak in beslag genomen:
een personenauto, Volkswagen Golf, kleur grijs, met kenteken [kenteken].
8.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de auto verbeurd dient te worden verklaard omdat het slachtoffer met die auto naar Schoorl is gebracht door verdachte waar hij vervolgens in de duinen om het leven is gebracht.
8.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de in beslag genomen auto op het standpunt gesteld dat deze gelet op het feit dat vrijspraak is bepleit, dient te worden teruggegeven aan verdachte.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van de onder hem in beslag genomen personenauto, type Golf, kleur grijs, kenteken [kenteken].
De auto is weliswaar gebruikt door verdachte om het slachtoffer te vervoeren naar Groet/Schoorl, maar is verder niet bij het delict als zodanig betrokken. Naar het oordeel van de rechtbank is de auto niet vatbaar voor verbeurdverklaring wegens het ontbreken van een rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde feit.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het volgende wetsartikel is van toepassing:
artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezen- verklaarde.

10.Beslissing

De rechtbank:
 Verklaart
bewezendat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
een personenauto, merk Volkswagen, type Golf, kleur grijs, kenteken [kenteken].
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.E. Patijn, voorzitter,
mr. M.M. van Weely en mr. A. van der Perk, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, M. Woudman, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 november 2013.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.een geschrift, zijnde een meldingsformulier vermist persoon, registratienummer PL10FR 2012026706-1, opgemaakt door verbalisant [verbalisant], Map C, doorgenummerde blz. 1 en 2.
3.Het proces-verbaal met nummer PL10HW 2912026706-9, gedateerd 20 april 2012, inhoudende de verklaring van [getuige 3], Map G1, doorgenummerde blz. 7 e.v.
4.Proces-verbaal met nummer 20120607 1300 2808 4966, gedateerd 7 juni 2012, inhoudende de verklaring van [verdachte], doorgenummerd blz. blz. 146; proces-verbaal met nummer PL11DR 2013012202-82 inhoudende de bevindingen van [verbalisant] van 12 maart 2013, (doorgenummerd) blz. 280.
5.Proces-verbaal met nummer 120823.1449.50222.4323, gedateerd 23 augustus 2012, inhoudende de verklaring van [getuige 1], Map G2, doorgenummerd blz. 424 e.v.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris op 2 september 2013.
7.Proces-verbaal met nummer 120829.1534.50222.2535, gedateerd 29 augustus 2012, inhoudende de verklaring van [getuige 2], Map G2, doorgenummerde blz. 492 e.v.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris op 2 september 2013.
9.Proces-verbaal met nummer 20121119 1430 5797 50223, gedateerd 19 november 2012, inhoudende de verklaring van [getuige 4], Map G2, doorgenummerde blz. 559 e,v,
10.Het proces-verbaal van bevindingen met het nummer 2012052111042223, gedateerd 22 mei 2011, inhoudende een onderzoek met behulp van digitale Communicatie Sporen mbt het telefoonnummer dat in gebruik was bij [slachtoffer] sinds 5 maart 2012, Map E, doorgenummerde blz. 22 e.v..
11.Het proces-verbaal van bevindingen met het nummer 20120808 1700 50067, gedateerd 14 augustus 2012, inhoudende een discrepantieonderzoek verklaring [verdachte] & ARS gegevens [kenteken], Map E, doorgenummerde blz. 70 e.v.
12.Proces-verbaal met nummer 20121023-3498-1, gedateerd 26 oktober 2012, inhoudende de verklaring van verdachte afgelegd tegen politiële informatie inwinner A-3498, Map D, doorgenummerde blz. 29 e.v.
13.Proces-verbaal met nummer 20121023-3497-1, gedateerd 25 oktober 2012, inhoudende de verklaring van verdachte afgelegd tegen politiële informatie inwinners A-3497 en A-3498, Map D, doorgenummerde blz. 35 e.v.
14.Het proces-verbaal sporenonderzoek met het nummer PL10RO 2012026706-80, gedateerd 12 december 2012, inhoudende een onderzoek naar aanleiding van aantreffen schep in de duinen van Schoorl, Map F, doorgenummerde blz. 97 en 98
15.Het proces-verbaal sporenonderzoek met het nummer PL10RO 2012026706-80, gedateerd 6 december 2012, inhoudende een onderzoek naar sporen in de mogelijke grafkuil in de duinen van Schoorl, Map F, doorgenummerde blz. 104 e.v.
16.Het proces-verbaal sporenonderzoek met het nummer PL10RO 2012026706-80, gedateerd 6 december 2012, inhoudende een sporenonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van een mogelijke grafkuil in de duinen van Schoorl, Map F, doorgenummerde blz. 119 e.v.
17.Een geschrift, zijnde een verslag, gedateerd 21 november 2012 van forensisch odontologen drs. E. Ruiter en Drs. F.S. Kroon, naar aanleiding van een PM gebitsonderzoek, Map F, doorgenummerde blz. 139 en 140.
18.Een geschrift zijnde het sectierapport, gedateerd 22 november 2012 en opgemaakt door de arts en patholoog dr. V. Soerdjbalie-Maikoe en arts en patholoog dr. M Buiskool, Map F, doorgenummerde blz. 159 e.v.
19.Een geschrift, zijnde een aangepaste conclusie sectierapport, gedateerd 25 april 2013 en opgemaakt door de arts en patholoog dr. V. Soerdjbalie-Maikoe, aanvullend proces-verbaal F-009-31, doorgenummerde blz. 23.
20.Een geschrift, zijnde een NFI rapport naar aanleiding van een kras-, indruk- en vormsporenonderzoek, gedateerd 1 maart 2013, aanvullend proces-verbaal, F-014-9, doorgenummerde blz. 69 e.v.
21.Een geschrift, zijnde een NFI rapport naar aanleiding van een onderzoek naar biologische sporen en DNA, gedateerd 4 maart 2013 en opgesteld door NFI deskundige dr. B. Kokshoorn, aanvullend proces-verbaal, F-014-7, doorgenummerde blz. 46 e.v.