ECLI:NL:RBNHO:2013:11483

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 november 2013
Publicatiedatum
29 november 2013
Zaaknummer
14/701099-10
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een hennepkwekerijzaak

In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 november 2013 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, die betrokken was bij grootschalige hennepteelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in de periode van 2004 tot 2009 op verschillende locaties hennepplanten heeft gekweekt en geknipt, en dat zij hieruit financieel voordeel heeft gehaald. De officier van justitie had aanvankelijk een bedrag van € 23.250,00 gevorderd, maar dit bedrag werd later bijgesteld naar € 13.963,13. De rechtbank heeft de vordering behandeld in meerdere zittingen, waarbij de veroordeelde en haar raadsman hun standpunten hebben toegelicht. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de veroordeelde een bedrag van € 13.407,08 aan de Staat moet betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de financiële draagkracht van de veroordeelde en de omstandigheden van de zaak. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de mogelijkheid biedt om ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel te vorderen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer
Parketnummer: 14/701099-10 (ontneming)
Uitspraakdatum : 18 november 2013
Promisvonnis ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
Deze beslissing heeft betrekking op de vordering van de officier van justitie van 4 januari 2013ten aanzien van de feiten in de zaak onder bovenstaand parketnummer, strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht in de zaak tegen:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].

1.De vordering

De officier heeft bij vordering van 4 januari 2013 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag als bedoeld in artikel 36e, lid 4 (de rechtbank leest verbeterd: lid 5), van het Wetboek van Strafrecht zal vaststellen op € 23.250,00 en dat aan veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

2.Het verloop van de procedure

De officier van justitie heeft bovengenoemde vordering aanhangig gemaakt met de oproeping van veroordeelde om te verschijnen op de terechtzitting van deze rechtbank op 18 januari 2013. Dit betrof een zogeheten regiezitting.
Ter terechtzitting van 18 januari 2013 is gehoord de officier van justitie. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot een tweede regiezitting op 15 april 2013 en de stukken in handen gesteld van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken teneinde nadere onderzoekshandelingen te verrichten. Tevens zijn termijnen afgesproken in verband met de schriftelijke voorbereiding van de ontnemingszaak.
Ter terechtzitting van 15 april 2013 is gehoord de officier van justitie. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot de terechtzitting van 8 oktober 2013 en de stukken in handen gesteld van de rechter-commissaris voornoemd teneinde nadere onderzoekshandelingen te verrichten. Tevens zijn definitieve termijnen afgesproken in verband met de schriftelijke voorbereiding van de ontnemingszaak.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder het met deze vordering samenhangende ontnemingsdossier, aangevuld met enkele afschriften uit het strafdossier en de in het kader van de schriftelijke voorbereiding tussen de officier van justitie en de raadsman van veroordeelde, mr. J.A.C. van den Brink, advocaat te Almere, gewisselde conclusies.
De officier van justitie heeft bij conclusie van repliek de vordering naar beneden bijgesteld tot een bedrag van € 13.963,13.
De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 8 oktober 2013. Daarbij is gehoord de officier van justitie.
Vervolgens is het onderzoek gesloten en is de uitspraak bepaald op 18 november 2013 te 13.00 uur.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting gepersisteerd bij de gewijzigde vordering.

4.Het standpunt van de raadsman

De raadsman heeft geen opmerkingen omtrent de verdiensten van de werkzaamheden in Lelystad en in Almere.
Ten aanzien van de werkzaamheden in Heerhugowaard is de raadsman, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat dient te worden uitgegaan van 7 dagen maal 225 planten á € 2,50. Het wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden vastgesteld op € 3.937,50.
Ten aanzien van de werkzaamheden in Opperdoes is de raadsman van oordeel dat dient te worden uitgegaan van 10 dagen maal 250 planten á € 2,50. Het wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden vastgesteld op € 6.250,00.
Voorts merkt de raadsman op dat € 1.724,37 aan reiskosten in mindering dient te worden gebracht. Tevens heeft de raadsman het standpunt in genomen dat de onder veroordeelde in beslag genomen auto deels gefinancierd is met de opbrengt uit de knipwerkzaamheden. De auto is door het Openbaar Ministerie verkocht. De opbrengst á € 13.421,00 dient in mindering te strekken op het verkregen voordeel.
De raadsman verzoekt primair het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk te verklaren met betrekking tot de ontnemingsvordering, dan wel de ontnemingsvordering volledig af te wijzen, dan wel toe te wijzen tot een bedrag groot € 542,13.
De raadsman verzoekt subsidiair, voor zover geconcludeerd wordt dat veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft gehad, het vast te stellen te betalen bedrag te matigen, alsmede daarbij rekening te houden met de thans, en de naar verwachting toekomstig zeer beperkte draagkracht van haar.
5. De gronden voor de schatting van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel [1]
5.1
Veroordeling
Bij arrest van 5 december 2012 van het Gerechtshof Amsterdam is veroordeelde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 38 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis, waarbij onder andere is bewezen verklaard dat:
1.
zij in de periode van 1 juni 2004 tot en met 31 december 2004 in de gemeente Almere, in een pand gelegen aan de [adres], meermalen tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft bewerkt grote hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep;
2.
zij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 30 september 2006 in de gemeente Almere, in een woning gelegen aan de [adres], meermalen tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft bewerkt grote hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep;
3.
zij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 30 september 2008 in de gemeente Medemblik, in een woning gelegen aan de [adres] te Opperdoes, meermalen tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf,
opzettelijk heeft bewerkt grote hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep;
4.
zij in de periode van 1 april 2008 tot en met 31 januari 2009, in de gemeente Heerhugowaard, in een bedrijfspand gelegen aan de [adres], meermalen tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft bewerkt grote hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep;
Kniplocatie [adres] te Lelystad
Voorts bestaan voldoende aanwijzingen dat veroordeelde betrokken is geweest bij de kniplocatie naast de hennepkwekerij gelegen aan de [adres] te Lelystad, alwaar hennepplanten werden geknipt.
Veroordeelde heeft op 15 juli 2009 het volgende tegenover de politie verklaard. Toen de kniplocatie in Almere weg was, werd Lelystad de nieuwe kniplocatie. Deze kniplocatie bevond zich in een bedrijfspand op een industrieterrein. Haar toenmalige partner, medeveroordeelde [medeveroordeelde], bracht haar naar de kniplocatie. Veroordeelde zette alles klaar. De planten werden er zonder machines geknipt. [2]
Op grond van voornoemde veroordeling kan aan veroordeelde de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, verkregen door middel van of de ingevolge dat arrest bewezen verklaarde strafbare feiten en het andere strafbare feit, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat dit feit door veroordeelde is begaan.
5.2
De beoordeling
Op 9 november 2010 heeft de verbalisant [naam], financieel rechercheur bij de Financiële Recherche te Alkmaar, een rapport opgesteld betreffende het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel. Bij het rapport zijn diverse bijlagen gevoegd, ontleend aan het dossier met betrekking tot de onderliggende strafzaak tegen veroordeelde.
Bewezen is verklaard dat in de periode juni 2004 tot en met december 2004 in een pand gelegen aan de [adres] te Almere meerdere keren hennepplanten zijn geknipt door tien á elf knipsters, onder wie veroordeelde en medeveroordeelde [medeveroordeelde]. Voorts is bewezen verklaard dat in de periode januari 2006 tot en met september 2006 in een woning in de [adres] te Almere meerdere keren hennepplanten zijn geknipt door een aantal knipsters, onder wie veroordeelde, [medeveroordeelde] en [medeveroordeelde]. Tevens is bewezen verklaard dat veroordeelde, samen met medeveroordeelden [medeveroordeelde], [medeveroordeelde], [medeveroordeelde], [medeveroordeelde],[medeveroordeelde] en [medeveroordeelde], deel uit maakte van de zogenoemde ‘oude’ knipploeg die in de hennepkwekerij in Heerhugowaard en de kniplocatie in Opperdoes hennepplanten knipten. Nadat het knippen in Heerhugowaard in 2008 enige tijd was gestopt, is het knippen van hennep daarna voortgezet door de zogenoemde ‘nieuwe’ knipploeg met alleen nog veroordeelde en [medeveroordeelde] uit de oude ploeg. Veroordeelde heeft bovendien aan de nieuwe ploeg uitgelegd hoe de hennepplanten moesten worden geknipt.
Almere, [adres] (feit 1)
Veroordeelde heeft op 15 juli 2009 bij de politie verklaard dat de knipwerkzaamheden aan de [adres] te Almere in de zomer van 2004 begonnen en begin 2005 eindigden. Voorts heeft zij verklaard dat er om de 4 á 6 weken geknipt werd. [3] De rechtbank gaat uit van een knipperiode van zes maanden. Uitgaande van zes maanden en een frequentie van eens in de vijf weken stelt de rechtbank het aantal knipdagen op 5. Veroordeelde heeft voorts verklaard dat zij 50 hennepplanten per dag knipte en dat zij € 2,00 per plant verdiende. [4]
Ten aanzien van de werkzaamheden van veroordeelde in de kniplocatie aan de [adres] te Almere gaat de rechtbank voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van: 5 dagen maal 50 hennepplanten á € 2,00 is in totaal een bedrag van € 500,00. De rechtbank zal rekening houden met de reiskosten. Veroordeelde is 5 keer heen en weer gereden van het huisadres in Almere naar de [adres] aldaar, hetgeen neerkomt op (2 x 7,3) kilometer á € 0,43 is in totaal een bedrag van € 31,39. Het totaal verkregen voordeel bedraagt op basis van vorenstaande: € 500,00 verminderd met € 31,39 aan kosten, levert op een bedrag van € 468,61.
Almere, [adres] (feit 2)
Veroordeelde heeft op 15 juli 2009 bij de politie verklaard dat de knipwerkzaamheden aan de [adres] te Almere aan het eind van 2006 zijn begonnen en dat zij daar met dezelfde frequentie als in Lelystad heeft gewerkt. [5] Over Lelystad heeft veroordeelde verklaard dat daar 2 of 3 weken geknipt werd en dan 4 weken niet. Er werd een dag in de week gewerkt. [6] Volgens medeveroordeelde [medeveroordeelde] is aan de [adres] een half jaar gewerkt. [7] Gelet op het bovenstaande gaat de rechtbank uit van 26 weken. Ten aanzien van de frequentie zal de rechtbank, ten voordele van de veroordeelde, uitgaan van 2 weken knippen en dan 4 weken niet, hetgeen neerkomt op (2/6 =) 0,33 keer per week. Aldus stelt de rechtbank het aantal knipdagen op 9. Voorts heeft veroordeelde verklaard dat zij 100 hennepplanten per dag tegen een beloning van € 2,50 per hennepplant heeft geknipt. [8]
Ten aanzien van de werkzaamheden van veroordeelde in de kniplocatie in de [adres] te Almere gaat de rechtbank voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van: 9 dagen maal 100 hennepplanten á € 2,50 is in totaal een bedrag van € 2.250,00. De rechtbank zal rekening houden met de reiskosten. Veroordeelde is 9 keer heen en weer gereden van het huisadres in Almere naar de [adres] aldaar, hetgeen neerkomt op (2 x 3,7) kilometer á € 0,43 is in totaal een bedrag van € 28,64. Het totaal verkregen voordeel bedraagt op basis van vorenstaande: € 2.250,00 verminderd met € 28,64 aan kosten, levert op een bedrag van € 2.221,36.
Opperdoes, [adres] (feit 3)
Nadat veroordeelde op 15 juli 2009 geconfronteerd werd met haar telefoongegevens [9] verklaard zij dat zij minimaal 10 keer in Opperdoes hennepplanten heeft geknipt. [10] Zij heeft daar 200 á 300 hennepplanten per dag tegen een beloning van € 2,50 per hennepplant geknipt. [11]
Ten aanzien van de werkzaamheden van veroordeelde in de kniplocatie in Opperdoes gaat de rechtbank voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van: 10 dagen maal 250 hennepplanten á € 2,50 is in totaal een bedrag van € 6.250,00. De rechtbank zal rekening houden met de reiskosten. Veroordeelde is 10 keer heen en weer gereden van Almere naar Opperdoes, hetgeen neerkomt op (2 x 86,3) kilometer á € 0,43 is in totaal een bedrag van € 742,18. Het totaal verkregen voordeel bedraagt op basis van vorenstaande: € 6.250,00 verminderd met € 742,18 aan kosten, levert op een bedrag van € 5.507,82.
Heerhugowaard, [adres] (feit 4)
Veroordeelde heeft op 15 juli 2009 bij de politie verklaard dat zij 7 keer in de hennepkwekerij in Heerhugowaard heeft gewerkt. [12] In de oude knipploeg knipte zij 200 á 250 hennepplanten per dag en verdiende daar € 2,50 per hennepplant mee. In de nieuwe knipploeg knipte zij 200 hennepplanten per dag tegen een beloning van € 3,00 á € 3,50 per hennepplant. [13]
Ten aanzien van de werkzaamheden van veroordeelde in de hennepkwekerij in Heerhugowaard gaat de rechtbank voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van: 7 dagen maal 225 hennepplanten á € 2,50 is in totaal een bedrag van € 3.937,50. De rechtbank zal rekening houden met de reiskosten. Veroordeelde is 7 keer heen en weer gereden van Almere naar Heerhugowaard, hetgeen neerkomt op (2 x 79,8) kilometer á € 0,43 is in totaal een bedrag van € 480,40. Het totaal verkregen voordeel bedraagt op basis van het vorenstaande: € 3.937,50 verminderd met € 480,40 aan kosten, levert op een bedrag van € 3.457,10.
Lelystad, [adres] (zaak 12)
Veroordeelde heeft op 15 juli 2009 bij de politie verklaard dat de knipwerkzaamheden in Lelystad half 2005 begonnen en rond april/mei 2006 eindigden. Voorts heeft zij verklaard dat er 2 of 3 weken geknipt werd en dan 4 weken niet. Er werd een dag per week geknipt. [14] Gelet op de verklaring van veroordeelde gaat de rechtbank uit van een knipperiode van een jaar, oftewel 52 weken. Ten aanzien van de frequentie zal de rechtbank, ten voordele van de veroordeelde, uitgaan van 2 weken knippen en dan 4 weken niet, hetgeen neerkomt op (2/6 =) 0,33 keer per week. Aldus stelt de rechtbank het aantal knipdagen op 17. Veroordeelde heeft op 15 juli 2009 verklaard dat zij 50 hennepplanten per dag knipte en dat zij € 2,50 per plant verdiende. [15]
Ten aanzien van de werkzaamheden van veroordeelde in de kniplocatie in Lelystad gaat de rechtbank voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van: 17 dagen maal 50 hennepplanten á € 2,50 is in totaal een bedrag van € 2.125,00. De rechtbank zal rekening houden met de reiskosten. Veroordeelde is 17 keer heen en weer gereden van Almere naar Lelystand, hetgeen neerkomt op (2 x 25,5) kilometer á € 0,43 is in totaal een bedrag van € 372,81. Het totaal verkregen voordeel bedraagt op basis van het vorenstaande: € 2.125,00 verminderd met € 372,81 aan kosten, levert op een bedrag van € 1.752,19.
Beslag
Door de raadsman is aangevoerd dat de onder veroordeelde in beslag genomen auto voor een bedrag van € 13.421,00 is verkocht en dat die opbrengst in mindering dient te strekken op het verkregen voordeel. De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn betoog en overweegt het volgende. Het conservatoir beslag, als bedoeld in artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) dient ter verhaal van een geldboete of ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Nu ingevolge artikel 574, eerste lid juncto artikel 577, eerste lid Sv het verhaal op dergelijke in beslag genomen goederen geschiedt op de wijze voorzien in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en eerst kan plaatsvinden wanneer de geldboete of ontnemingsmaatregel onherroepelijk is opgelegd, komt de verrekening van de opbrengt van het in beslag genomen voorwerp met de betalingsverplichting van veroordeelde, eerst in de executiefase aan de orde (Hoge Raad 13 juni 1995, NJ 1995, 654).
De rechtbank is van oordeel dat het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat dient te worden vastgesteld op een bedrag van (€ 468,61 + € 2.221,36 + € 5.507,82 + € 3.457,10 + € 1.752,19 =) € 13.407,08.

6.Vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de maatregel ter ontneming van het wederrechtelijk voordeel moet worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat vooralsnog niet aannemelijk is geworden dat veroordeelde nu en in de toekomst over onvoldoende financiële draagkracht zal beschikken om aan een haar op te leggen betalingsverplichting te voldoen.
Niet is gebleken van feiten en omstandigheden, op grond waarvan het door veroordelen te betalen bedrag lager zou moeten worden vastgesteld dan op het bedrag van het geschatte voordeel.
De rechtbank zal gelet op het vorenstaande het door veroordeelde te betalen bedrag vaststellen op
€ 13.407,08.

7.Toepasselijke wettelijke bepaling

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Stelt het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 13.407,08 (dertienduizend vierhonderdenzeven euro en acht cent).
Legt veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van door haar wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 13.407,08 (dertienduizend vierhonderdenzeven euro en acht cent).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.F. van Hoorn, voorzitter,
mr. E.M. Devis en mr. G.A.M. van Dijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.C. Naeije, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
18 november 2013.

Voetnoten

1.De hierna door de rechtbank in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van 7e verhoor van 15 juli 2009, bijlagenummer B11.010, inhoudende de verklaring van verdachte [veroordeelde], doorgenummerd pagina’s 111-112.
3.Proces-verbaal van 8e verhoor van 15 juli 2009, bijlagenummer B11.011, inhoudende de verklaring van verdachte [veroordeelde], doorgenummerd pagina’s 122.
4.Proces-verbaal van 8e verhoor van 15 juli 2009, bijlagenummer B11.011, inhoudende de verklaring van verdachte [veroordeelde], doorgenummerd pagina’s 122.
5.Proces-verbaal van 8e verhoor van 15 juli 2009, bijlagenummer B11.011, inhoudende de verklaring van verdachte [veroordeelde], doorgenummerd pagina’s 122.
6.Proces-verbaal van 8e verhoor van 15 juli 2009, bijlagenummer B11.011, inhoudende de verklaring van verdachte [veroordeelde], doorgenummerd pagina’s 122.
7.Een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 9 november 2010, opgemaakt door [naam], financieel deskundige, buitengewoon opsporingsambtenaar, werkzaam bij de Financiële Recherche te Alkmaar, doorgenummerd pagina 7.
8.Proces-verbaal van 8e verhoor van 15 juli 2009, bijlagenummer B11.011, inhoudende de verklaring van verdachte [veroordeelde], doorgenummerd pagina’s 122.
9.Proces-verbaal van bevindingen over historische verkeersgegevens telecom van 28 september 2009, bijlagenummer T10.001, inhoudende de bevindingen van [naam], doorgenummerd pagina’s 194 en 195.
10.Proces-verbaal van 6e verhoor van 15 juli 2009, bijlagenummer B11.009, inhoudende de verklaring van verdachte [veroordeelde], doorgenummerd pagina 93.
11.Proces-verbaal van 6e verhoor van 15 juli 2009, bijlagenummer B11.009, inhoudende de verklaring van verdachte [veroordeelde], doorgenummerd pagina 90.
12.Proces-verbaal van 6e verhoor van 15 juli 2009, bijlagenummer B11.009, inhoudende de verklaring van verdachte [veroordeelde], doorgenummerd pagina 89.
13.Proces-verbaal van 8e verhoor van 15 juli 2009, bijlagenummer B11.011, inhoudende de verklaring van verdachte [veroordeelde], doorgenummerd pagina’s 123.
14.Proces-verbaal van 8e verhoor van 15 juli 2009, bijlagenummer B11.011, inhoudende de verklaring van verdachte [veroordeelde], doorgenummerd pagina’s 122.
15.Proces-verbaal van 8e verhoor van 15 juli 2009, bijlagenummer B11.011, inhoudende de verklaring van verdachte [veroordeelde], doorgenummerd pagina’s 122.