ECLI:NL:RBNHO:2013:11484

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 november 2013
Publicatiedatum
29 november 2013
Zaaknummer
14/701104-10
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit grootschalige hennepteelt

In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 november 2013 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, die betrokken was bij grootschalige hennepteelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in de periode van 1 januari 2006 tot en met 30 september 2006 in Almere, Medemblik en Heerhugowaard hennep heeft gekweekt en bewerkt. De officier van justitie had aanvankelijk een bedrag van € 19.047,00 gevorderd, maar dit bedrag werd tijdens de procedure bijgesteld naar € 11.822,00. De rechtbank heeft de vordering beoordeeld op basis van verklaringen van de veroordeelde en medeveroordeelden, alsook op basis van rapporten van de financiële recherche. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in totaal € 11.822,50 aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft behaald door haar activiteiten in de hennepteelt. De rechtbank heeft de verplichting opgelegd aan de veroordeelde om dit bedrag aan de Staat te betalen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel regelt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren. De uitspraak is openbaar gedaan en de griffier heeft de zitting bijgewoond.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer
Parketnummer: 14/701104-10 (ontneming)
Uitspraakdatum : 18 november 2013
Promisvonnis ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
Deze beslissing heeft betrekking op de vordering van de officier van justitie van 3 december 2013ten aanzien van de feiten in de zaak onder bovenstaand parketnummer, strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht in de zaak tegen:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].

1.De vordering

De officier heeft bij vordering van 3 december 2013 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag als bedoeld in artikel 36e, lid 4 (de rechtbank leest verbeterd: lid 5), van het Wetboek van Strafrecht zal vaststellen op € 19.047,00 en dat aan veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

2.Het verloop van de procedure

De officier van justitie heeft bovengenoemde vordering aanhangig gemaakt met de oproeping van veroordeelde om te verschijnen op de terechtzitting van deze rechtbank op 18 januari 2013. Dit betrof een zogeheten regiezitting.
Ter terechtzitting van 18 januari 2013 zijn gehoord de waarnemend raadsvrouw van veroordeelde, mr. I.E. Leenhouwers, advocaat te Alkmaar, en de officier van justitie. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot een tweede regiezitting op 15 april 2013 en de stukken in handen gesteld van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken teneinde nadere onderzoekshandelingen te verrichten. Tevens zijn termijnen afgesproken in verband met de schriftelijke voorbereiding van de ontnemingszaak.
Ter terechtzitting van 15 april 2013 zijn gehoord de waarnemend raadsman van veroordeelde, mr. G. Kaaij, advocaat te Alkmaar, en de officier van justitie. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot de terechtzitting van 8 oktober 2013 en de stukken in handen gesteld van de rechter-commissaris voornoemd teneinde nadere onderzoekshandelingen te verrichten. Tevens zijn definitieve termijnen afgesproken in verband met de schriftelijke voorbereiding van de ontnemingszaak.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder het met deze vordering samenhangende ontnemingsdossier, aangevuld met enkele afschriften uit het strafdossier en de in het kader van de schriftelijke voorbereiding tussen de officier van justitie en de raadsman van veroordeelde gewisselde conclusies.
De officier van justitie heeft bij conclusie van repliek de vordering naar beneden bijgesteld tot een bedrag van € 10.585,00.
De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 8 oktober 2013. Daarbij zijn gehoord veroordeelde, haar raadsman, mr. R.J. Wortelboer, advocaat te Alkmaar, en de officier van justitie.
Vervolgens is het onderzoek gesloten en is de uitspraak bepaald op 18 november 2013 te 13.00 uur.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft, in verband met een misrekening in de conclusie van repliek, ter terechtzitting de vordering naar boven bijgesteld tot een bedrag van € 11.822,00.

4.Het standpunt van de raadsman

De raadsman heeft geen opmerkingen omtrent de verdiensten van de werkzaamheden in Heerhugowaard en Lelystad.
Ten aanzien van de werkzaamheden in Opperdoes heeft de raadsman het volgende aangevoerd. Anders dan de officier van justitie is de raadsman van oordeel dat dient te worden uitgegaan van een opbrengst per plant van € 2,00 en niet van € 2,50. Het wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden vastgesteld op € 7.260,00.
Ten aanzien van de werkzaamheden in Almere heeft de raadsman aangevoerd dat ten onrechte de door medeveroordeelde [medeveroordeelde] genoemde periode als uitgangspunt wordt genomen. Er moet worden uitgegaan van een feitelijk periode van twee, dan wel drie maanden. Tevens dient te worden uitgegaan van een frequentie van eens in de drie weken. Het wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden vastgesteld op € 591,50 dan wel op € 910,00.
5. De gronden voor de schatting van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel [1]
5.1
Veroordeling
Bij arrest van 5 december 2012 van het Gerechtshof Amsterdam is veroordeelde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis, waarbij onder andere is bewezen verklaard dat:
3.
zij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 30 september 2006 in de gemeente Almere, in een woning gelegen aan de [adres], meermalen tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft bewerkt grote hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep;
4.
zij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 in de gemeente Medemblik, in een woning gelegen aan de [adres] te Opperdoes, meermalen tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf,
opzettelijk heeft bewerkt grote hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep;
5.
zij in de periode van 1 april 2008 tot en met 30 september 2008 in de gemeente Heerhugowaard, in een bedrijfspand gelegen aan de [adres], meermalen tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft bewerkt grote hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep;
Kniplocatie [adres] te Lelystad
Voorts bestaan voldoende aanwijzingen dat veroordeelde betrokken is geweest bij de kniplocatie naast de hennepkwekerij gelegen aan de [adres] in Lelystad, alwaar hennepplanten werden geknipt.
Veroordeelde heeft op 19 augustus 2009 het volgende tegenover de politie verklaard.
In 2005 spraken veroordeelde en de andere knippers af op een parkeerterrein van de [winkel] in Lelystad. Daar stapten zij in een busje en werden in 20 á 25 minuten naar de kniplocatie gebracht. De planten lagen daar al klaar en deze werden zonder machines geknipt. [2]
Op grond van voornoemde veroordeling kan aan veroordeelde de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, verkregen door middel van de ingevolge dat arrest bewezen verklaarde strafbare feiten en het andere strafbare feit, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat dit feit door veroordeelde is begaan.
5.2
De beoordeling
Op 25 november 2010 heeft de verbalisant [naam], financieel rechercheur bij de Financiële Recherche te Alkmaar, een rapport opgesteld betreffende het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel. Bij het rapport zijn diverse bijlagen gevoegd, ontleend aan het dossier met betrekking tot de onderliggende strafzaak tegen veroordeelde.
Bewezen is verklaard dat in de periode januari 2006 tot en met september 2006 in een woning in de [adres] te Almere meerdere keren hennep is geknipt door een aantal knipsters, onder wie veroordeelde, [medeveroordeelde], [medeveroordeelde] en [medeveroordeelde]. Tevens maakte veroordeelde, samen met medeveroordeelden [medeveroordeelde], [medeveroordeelde], [medeveroordeelde], [medeveroordeelde], [medeveroordeelde] en [medeveroordeelde], deel uit van de zogenoemde ‘oude’ knipploeg die in de hennepkwekerij in Heerhugowaard en de kniplocatie in Opperdoes hennepplanten knipten.
Almere, [adres] (feit 3)
Medeveroordeelde [medeveroordeelde] heeft op 19 augustus 2009 bij de politie verklaard dat de knipwerkzaamheden in de [adres] te Almere in de zomer van 2006 plaatsvonden. [3] Voorts heeft zij verklaard dat er om de 2 á 3 weken een dag geknipt werd. [4] Veroordeelde heeft verklaard dat de werkzaamheden in september 2006 stopten, omdat er was ingebroken. [5] Nu de zomer in klimatologische zin – Bron: Dikke van Dale – de maanden juni, juli en augustus betreft gaat de rechtbank uit van een knipperiode van drie maanden. Uitgaande van drie maanden en een frequentie van eens in de drie weken stelt de rechtbank het aantal knipdagen op vier.
Veroordeelde heeft op 19 augustus 2009 verklaard dat zij 60 á 70 hennepplanten per dag knipte. Het waren minder planten omdat zij deze met de hand moest knippen. Veroordeelde heeft € 3,50 per hennepplant verdiend. [6]
Ten aanzien van de werkzaamheden van veroordeelde in de hennepkwekerij in Almere gaat de rechtbank voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van: 4 dagen maal 65 planten á € 3,50 is in totaal een bedrag van € 910,00.
Opperdoes, [adres] (feit 4)
Veroordeelde heeft op 19 augustus 2009 verklaard dat zij vanaf begin 2008 tot en met januari 2009 in de kniplocatie in Opperdoes heeft gewerkt. In het begin deed zij dit iedere week, maar later werd dit minder. Voorts heeft zij verklaard dat het zou kunnen dat zij op de 22 voorgehouden data in Opperdoes aanwezig is geweest. [7]
Veroordeelde heeft verklaard dat zij in Opperdoes 150 á 180 hennepplanten per dag knipte en dat zij € 2,00 per hennepplant ontving. [8] In diezelfde verklaring wordt veroordeelde geconfronteerd met de verklaring van [medeveroordeelde] [9] dat de knipsters € 2,50 per plant verdienden. Veroordeelde betwist dit niet. [10] Nu ook medeveroordeelde [medeveroordeelde] [11] heeft verklaard dat zij € 2,50 per hennepplant verdiende gaat de rechtbank uit van € 2,50 per geknipte hennepplant.
Ten aanzien van de werkzaamheden van veroordeelde in de hennepkwekerij in Opperdoes gaat de rechtbank voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van: 22 dagen maal 165 planten á € 2,50 is in totaal een bedrag van € 9.075,00.
Heerhugowaard, [adres] (feit 5)
Veroordeelde heeft op 19 augustus 2009 verklaard dat zij 3 á 4 keer in Heerhugowaard hennep heeft geknipt en dat zij daar net als in Opperdoes 150 á 180 hennepplanten per dag knipte. Voorts heeft zij verklaard dat de verdiensten hetzelfde waren als in Opperdoes. [12] De rechtbank gaat derhalve uit van € 2,50 per geknipte hennepplant.
Ten aanzien van de werkzaamheden van veroordeelde in de hennepkwekerij in Heerhugowaard gaat de rechtbank voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van: 3 dagen maal 165 planten á € 2,50 is in totaal een bedrag van € 1.237,50.
Lelystad, [adres] (zaak 12)
Veroordeelde heeft op 19 augustus 2009 verklaard dat zij 4 á 5 keer in Lelystad hennep heeft geknipt en dat zij daar een bedrag van € 150,00 á € 200,00 per keer mee verdiende. [13]
Ten aanzien van de werkzaamheden van veroordeelde in de kniplocatie in Lelystad gaat de rechtbank voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van: 4 dagen maal € 150,00 is in totaal een bedrag van € 600,00.
De rechtbank is van oordeel dat het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat dient te worden vastgesteld op een bedrag van (€ 910,00 + € 9.075,00 + € 1.237,50 + € 600,00 =) € 11.822,50.

6.Vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de maatregel ter ontneming van het wederrechtelijk voordeel moet worden opgelegd.
Niet is gebleken van feiten en omstandigheden, op grond waarvan het door veroordelen te betalen bedrag lager zou moeten worden vastgesteld dan op het bedrag van het geschatte voordeel.
De rechtbank zal gelet op het vorenstaande het door veroordeelde te betalen bedrag vaststellen op
€ 11.822,50.

7.Toepasselijke wettelijke bepaling

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Stelt het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 11.822,50 (elfduizend achthonderdtweeëntwintig euro en vijftig cent).
Legt veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van door haar wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 11.822,50 (elfduizend achthonderdtweeëntwintig euro en vijftig cent).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.F. van Hoorn, voorzitter,
mr. E.M. Devis en mr. G.A.M. van Dijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.C. Naeije, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
18 november 2013.

Voetnoten

1.De hierna door de rechtbank in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van 5e verhoor van 19 augustus 2009, bijlagenummer B17.011, inhoudende de verklaring van verdachte [veroordeelde], doorgenummerd pagina’s 108-109.
3.Proces-verbaal van 2e verhoor van 19 augustus 2009, bijlagenummer B15.007, inhoudende de verklaring van verdachte [medeveroordeelde], doorgenummerd pagina 79.
4.Proces-verbaal van 2e verhoor van 19 augustus 2009, bijlagenummer B15.007, inhoudende de verklaring van verdachte [medeveroordeelde], doorgenummerd pagina 74.
5.Proces-verbaal van 5e verhoor van 19 augustus 2009, bijlagenummer B17.011, inhoudende de verklaring van verdachte [veroordeelde], doorgenummerd pagina 107.
6.Proces-verbaal van 5e verhoor van 19 augustus 2009, bijlagenummer B17.011, inhoudende de verklaring van verdachte [veroordeelde], doorgenummerd pagina’s 106 en 107.
7.Proces-verbaal van 4e verhoor van 19 augustus 2009, bijlagenummer B17.010, inhoudende de verklaring van verdachte [veroordeelde], doorgenummerd pagina 100 en 102.
8.Proces-verbaal van 4e verhoor van 19 augustus 2009, bijlagenummer B17.010, inhoudende de verklaring van verdachte [veroordeelde], doorgenummerd pagina 100.
9.Proces-verbaal van 8e verhoor van 15 juli 2009, bijlagenummer B11.011, inhoudende de verklaring van verdachte [medeveroordeelde], doorgenummerd pagina 44.
10.Proces-verbaal van 4e verhoor van 19 augustus 2009, bijlagenummer B17.010, inhoudende de verklaring van verdachte [veroordeelde], doorgenummerd pagina’s 100 en 101.
11.Proces-verbaal van 2e verhoor van 30 juni 2009, bijlagenummer B12.005, inhoudende de verklaring van verdachte [medeveroordeelde], doorgenummerd pagina 56.
12.Proces-verbaal van 5e verhoor van 19 augustus 2009, bijlagenummer B17.011, inhoudende de verklaring van verdachte [veroordeelde], doorgenummerd pagina 111.
13.Proces-verbaal van 5e verhoor van 19 augustus 2009, bijlagenummer B17.011, inhoudende de verklaring van verdachte [veroordeelde], doorgenummerd pagina 109.