ECLI:NL:RBNHO:2013:11486

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 november 2013
Publicatiedatum
29 november 2013
Zaaknummer
14/810131-09
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingszaak betreffende wederrechtelijk verkregen voordeel uit grootschalige hennepteelt

In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 november 2013 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde, die betrokken was bij grootschalige hennepteelt. De zaak betreft de vordering van 3 december 2012, waarin de officier van justitie een bedrag van € 6.500,00 had gevorderd, dat later werd verlaagd naar € 5.200,00. De rechtbank heeft de vordering behandeld op verschillende zittingen, waarbij de veroordeelde en zijn raadsman, mr. D.M. van Lieshout, aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in de periode van 1 augustus 2008 tot en met 24 maart 2009 in Heerhugowaard werkzaam was in een hennepkwekerij en dat hij met deze werkzaamheden een bedrag van € 5.200,00 heeft verdiend. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om het te betalen bedrag te matigen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee rechters betrokken waren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer
Parketnummer: 14/810131-09 (ontneming)
Uitspraakdatum : 18 november 2013
Promisvonnis ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
Deze beslissing heeft betrekking op de vordering van de officier van justitie van 3 december 2012ten aanzien van de feiten in de zaak onder bovenstaand parketnummer, strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht in de zaak tegen:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].

1.De vordering

De officier heeft bij vordering van 3 december 2012 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag als bedoeld in artikel 36e, lid 4 (de rechtbank leest verbeterd: lid 5), van het Wetboek van Strafrecht zal vaststellen op € 6.500,00 en dat aan veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

2.Het verloop van de procedure

De officier van justitie heeft bovengenoemde vordering aanhangig gemaakt met de oproeping van veroordeelde om te verschijnen op de terechtzitting van deze rechtbank op 18 januari 2013. Dit betrof een zogeheten regiezitting.
Ter terechtzitting van 18 januari 2013 zijn gehoord veroordeelde, zijn raadsman mr. D.M. van Lieshout, advocaat te Utrecht en de officier van justitie. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot een tweede regiezitting op 15 april 2013 en de stukken in handen gesteld van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken teneinde nadere onderzoekshandelingen te verrichten. Tevens zijn termijnen afgesproken in verband met de schriftelijke voorbereiding van de ontnemingszaak.
Ter terechtzitting van 15 april 2013 zijn gehoord veroordeelde, zijn raadsman, mr. D.M. van Lieshout, advocaat te Utrecht en de officier van justitie. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot 8 oktober 2013 en de stukken in handen gesteld van de rechter-commissaris voornoemd teneinde nadere onderzoekshandelingen te verrichten. Tevens zijn definitieve termijnen afgesproken in verband met de schriftelijke voorbereiding van de ontnemingszaak.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder het met deze vordering samenhangende ontnemingsdossier, dat bestaat uit de resultaten van het financieel onderzoek aangevuld met enkele afschriften uit het strafdossier en de in het kader van de schriftelijke voorbereiding tussen de officier van justitie en de raadsman van veroordeelde gewisselde conclusies.
De officier van justitie heeft bij conclusie van repliek de vordering naar beneden bijgesteld tot een bedrag van € 5.200,00.
De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 8 oktober 2013. Daarbij zijn gehoord veroordeelde, zijn raadsman mr. D.M. van Lieshout, advocaat te Utrecht, en de officier van justitie.
Vervolgens is het onderzoek gesloten en is de uitspraak bepaald op 18 november 2013 te 13.00 uur.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting gepersisteerd bij de gewijzigde vordering. De officier van justitie baseert de vordering op de verklaring van veroordeelde dat hij met zijn werk in de kwekerij in Heerhugowaard € 5.200,00 heeft verdiend en dat hij met dit verdiende geld € 4.500,00 heeft afbetaald aan een openstaande lening.

4.Het standpunt de raadsman

De raadsman heeft het standpunt ingenomen dat het wederrechtelijk verkregen voordeel als volgt berekend kan worden 26 x € 200,00. Veroordeelde heeft het afgesproken bedrag niet telkens in zijn geheel uitbetaald gekregen, maar dit verschil werd later alsnog uitgekeerd. Voorts heeft de raadsman de rechtbank verzocht om, gezien de proceshouding van veroordeelde, het te betalen bedrag te matigen.
5. De gronden voor de schatting van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel [1]
5.1
Veroordeling
Bij vonnis van 27 april 2011 van de meervoudige strafkamer in deze rechtbank is veroordeelde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) weken, waarbij onder andere is bewezen verklaard dat:
7.
primair: hij in de periode van 1 augustus 2008 tot en met 24 maart 2009, in de gemeente Heerhugowaard, in een bedrijfspand gelegen aan de [adres], meermalen tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld grote hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep;
Op grond van deze veroordeling kan aan veroordeelde de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, verkregen door middel van het ingevolge dat vonnis bewezen verklaarde strafbare feit.
5.2
De beoordeling
Op 4 januari 2011 heeft de verbalisant[naam], financieel rechercheur bij de Financiële Recherche te Alkmaar, een rapport opgesteld betreffende het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel. Bij het rapport zijn diverse bijlagen gevoegd, ontleend aan het dossier met betrekking tot de onderliggende strafzaak tegen veroordeelde.
Bewezen is verklaard dat veroordeelde in de periode augustus 2008 tot en met 24 maart 2009 werkzaamheden heeft verricht in de hennepkwekerij in Heerhugowaard. Zijn werkzaamheden bestonden uit: grond afgraven, planten water geven, afval afvoeren en hennepstekjes ophalen en brengen naar de kwekerij.
Veroordeelde maakte gebruik van twee telefoons. Van deze telefoons zijn de historische verkeersgegevens onderzocht. Uit dit onderzoek rijst het ernstige vermoeden dat de bij veroordeelde in gebruik zijnde telefoons in de periode 14 augustus 2008 en 23 maart 2009 26 keer in Heerhugowaard zijn geweest. [2]
Op 26 juni 2009 heeft veroordeelde verklaard dat hij met zijn werkzaamheden in de kwekerij in Heerhugowaard ongeveer € 200,00 per dag verdiende. [3] Wanneer veroordeelde wordt geconfronteerd met het feit dat hij volgens zijn telefoongegevens 26 keer in Heerhugowaard is geweest, dan ontkent hij dit niet. [4]
Dit komt overeen met een eerdere verklaring van veroordeelde. Immers, hij heeft op 31 maart 2009 bij de politie verklaard dat hij met zijn werkzaamheden in de kwekerij in Heerhugowaard € 5.200,00 heeft verdiend en dat hij hiermee € 4.500,00 van een openstaande lening heeft afgelost. [5]
De rechtbank is van oordeel dat het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat dient te worden vastgesteld op 26 dagen maal € 200,00, in totaal derhalve op een bedrag van € 5.200,00.

6.Vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de maatregel ter ontneming van het wederrechtelijk voordeel moet worden opgelegd.
Niet is gebleken van feiten en omstandigheden, op grond waarvan het door veroordeelde te betalen bedrag lager zou moeten worden vastgesteld dan op het bedrag van het geschatte voordeel. De rechtbank ziet in de proceshouding van veroordeelde geen aanleiding om het te betalen bedrag te matigen.
De rechtbank zal gelet op het vorenstaande het door veroordeelde te betalen bedrag vaststellen op
€ 5.200,00.

7.Toepasselijke wettelijke bepaling

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Stelt het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 5.200,00 (vijfduizend tweehonderd euro).
Legt veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van door hem wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 5.200,00 (vijfduizend tweehonderd euro).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.F. van Hoorn, voorzitter,
mr. E.M. Devis en mr. G.A.M. van Dijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.C. Naeije, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
18 november 2013.

Voetnoten

1.De hierna door de rechtbank in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van bevindingen over historische verkeersgegevens telecom van 5 oktober 2009, bijlagenummer T04.001, inhoudende de bevindingen van [naam], doorgenummerd pagina’s 175-177.
3.Proces-verbaal van 7e verhoor van 26 juni 2008, bijlagenummer B04.010, inhoudende de verklaring van verdachte [veroordeelde], doorgenummerd pagina 155.
4.Proces-verbaal van 7e verhoor van 26 juni 2008, bijlagenummer B04.010, inhoudende de verklaring van verdachte [veroordeelde], doorgenummerd pagina 163.
5.Proces-verbaal van 4e verhoor van 31 maart 2009, bijlagenummer B04.006, inhoudende de verklaring van verdachte [veroordeelde], doorgenummerd pagina 100.