In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 november 2013 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde, die betrokken was bij grootschalige hennepteelt. De zaak betreft de vordering van 3 december 2012, waarin de officier van justitie een bedrag van € 6.500,00 had gevorderd, dat later werd verlaagd naar € 5.200,00. De rechtbank heeft de vordering behandeld op verschillende zittingen, waarbij de veroordeelde en zijn raadsman, mr. D.M. van Lieshout, aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in de periode van 1 augustus 2008 tot en met 24 maart 2009 in Heerhugowaard werkzaam was in een hennepkwekerij en dat hij met deze werkzaamheden een bedrag van € 5.200,00 heeft verdiend. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om het te betalen bedrag te matigen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee rechters betrokken waren.