5.2De beoordeling
Op 11 januari 2011 heeft de verbalisant [naam], financieel deskundige, buitengewoon opsporingsambtenaar, werkzaam bij de Financiële Recherche te Alkmaar, een rapport opgesteld betreffende het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bij het rapport zijn de resultaten van het financieel onderzoek gevoegd alsmede diverse
bijlagen, ontleend aan het dossier met betrekking tot de onderliggende strafzaak tegen
veroordeelde.
Veroordeelde heeft op 7 april 2009 tegenover de politie verklaard dat [medeveroordeelde] een hennepkwekerij wilde opzetten en dat hij, veroordeelde, toen de loods aan de [adres] in Heerhugowaard heeft gehuurd.
Veroordeelde heeft op 8 september 2009 het volgende tegenover de politie verklaard.
Het klopt dat vanaf de bankrekening van [bedrijf] in totaal een bedrag van
€ 86.477,30 aan huur en een bedrag van € 15.175,00 aan borg voor de [adres] in Heerhugowaard is betaald. Ik kreeg de huur contant van [medeveroordeelde] en stortte het daarna op de bank.
Op de ABN-AMRO rekening ten name van [bedrijf] is tussen 2 augustus 2007 en 26 februari 2009 in totaal een bedrag van € 98.990,00 contant gestort. Dat is grotendeels de huur die ik van [medeveroordeelde] kreeg voor de [adres] in Heerhugowaard en een keer een contant bedrag voor het bijhouden van de tuin bij dit pand.
Op de Rabobank rekening ten name van [bedrijf] is tussen 17 augustus 2007 en 9 maart 2009 in totaal een bedrag van € 39.740,00 contant gestort. Wat ik contant van [medeveroordeelde] heb ontvangen stortte ik op de ABN-AMRO rekening. Het zou kunnen dat ik het ook op deze (Rabo)rekening stortte.
Op de Rabobank rekening ten name van [bedrijf] is tussen 29 december 2006 en
7 november 2008 in totaal een bedrag van € 21.287,33 contant gestort. Ik had wel eens meer contanten dan ik op de ABN-AMRO rekening mocht storten en dan kan ik de rest op deze rekening gestort hebben.
Ik heb alleen contant geld van [medeveroordeelde] gehad.
[getuige], werkzaam bij makelaarskantoor [bedrijf], heeft op 30 maart 2009 tegenover de politie verklaard dat hij op 31 juli 2007 met veroordeelde en [medeveroordeelde] het pand aan de [adres] in Heerhugowaard heeft bezichtigd en dat er overeenstemming werd bereikt over het huren van dit pand. Veroordeelde kwam met een voorstel en de contractant moest zijn [bedrijf]. Toen de waarborgsom van
€ 15.175,00 gestort werd door [bedrijf] zijn de sleutels overhandigd.
Blijkens de huurovereenkomst is de huurder van voornoemd pand [bedrijf]. De huurovereenkomst is ondertekend door [medeveroordeelde] op
8 augustus 2007 en is aangegaan voor de duur van 3 jaar ingaande op 1 oktober 2007. De eerste betaling van huurder heeft betrekking op de periode van 1 november 2007 tot en met 30 november 2007.
Blijkens het rekeningafschrift van voornoemd makelaarskantoor is de waarborgsom voor de [adres] te Heerhugowaard door [bedrijf] overgemaakt met
valutadatum 24 augustus 2007.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat veroordeelde en zijn medeveroordeelden in
augustus 2007 de beschikking kregen over het pand aan de [adres] in
Heerhugowaard. De rechtbank acht gezien de eigen verklaring van veroordeelde
aannemelijk dat de contante stortingen die in augustus 2007 en nadien plaats hebben
gevonden betrekking hadden op de huur en exploitatie van dit pand.
Dit betekent dat de rechtbank ten aanzien rekeningnummer [nummer] ten name van [bedrijf]
de contante stortingen vanaf 1 augustus 2007 in aanmerking neemt, waarbij de rechtbank slechts de ronde bedragen zal meerekenen, nu het niet aannemelijk is dat veroordeelde van [medeveroordeelde] losse centen heeft gekregen. In totaal komt de rechtbank ten aanzien van dit rekeningnummer tot een bedrag van (1.600,00 + 1.000,00 + 3.000,00 + 2.500,00) € 8.100,00.
Voorts neemt de rechtbank in aanmerking de contante stortingen op rekeningnummer [nummer] ten name van [bedrijf] vanaf 1 augustus 2007 voor een totaal bedrag van € 98.990,00 en de contante stortingen op rekeningnummer [nummer] ten name van [bedrijf] vanaf 1 augustus 2007 voor een totaal bedrag van € 39.740,00.
De rechtbank komt tot de volgende berekening:
contante stortingen: € 146.830,00
minus betaalde huur: € 86.477,30
---------------
€ 60.352,70
De rechtbank gaat voorbij aan de verklaring die veroordeelde ter terechtzitting van 8 oktober
2013 heeft afgelegd. De uitleg van veroordeelde dat de contante stortingen op zijn zakelijke
rekeningen terugbetaalde schoonmaakkosten van een bungalowpark betreffen, acht de
rechtbank volstrekt onaannemelijk, nu dit volgens veroordeelde maar vijf à zes keer zou zijn
voorgekomen en overigens niet aan de hand van zijn boekhouding of anderszins is te verifiëren.
Ook heeft veroordeelde op geen enkele wijze door hem naar voren gebrachte kosten met
stukken onderbouwd of anderszins aannemelijk gemaakt. Een door veroordeelde
aangekondigde kostenbegroting is nimmer overgelegd.
Met de mededeling dat veroordeelde nog een bedrag aan NUON moet terugbetalen, houdt de
rechtbank in dit stadium geen rekening, nu niet sprake is van een in rechte toegekende
vordering als bedoeld in artikel 36e lid 8 van het Wetboek van Strafrecht.