ECLI:NL:RBNHO:2013:11489

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 november 2013
Publicatiedatum
29 november 2013
Zaaknummer
14/810132-09
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een hennepkwekerij

In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 november 2013 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde in verband met grootschalige hennepteelt. De zaak betreft de vordering van 3 december 2012, waarin de officier van justitie een bedrag van € 31.000,00 had gevorderd. Tijdens de procedure zijn verschillende zittingen gehouden, waarbij de raadsman van de veroordeelde, mr. R.P.A. Kint, en de officier van justitie zijn gehoord. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak meerdere keren aangehouden om nadere onderzoekshandelingen te verrichten. Uiteindelijk is de vordering door de officier van justitie bij conclusie van repliek verlaagd naar € 14.000,00. De rechtbank heeft op basis van de verklaringen van de veroordeelde en de historische verkeersgegevens vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel € 10.000,00 bedraagt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de maatregel ter ontneming van het wederrechtelijk voordeel moet worden opgelegd, en heeft de verplichting tot betaling aan de Staat vastgesteld op dit bedrag. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer
Parketnummer: 14/810132-09 (ontneming)
Uitspraakdatum : 18 november 2013
Promisvonnis ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
Deze beslissing heeft betrekking op de vordering van de officier van justitie van 3 december 2012ten aanzien van de feiten in de zaak onder bovenstaand parketnummer, strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht in de zaak tegen:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] te[geboorteplaats],
wonende te [adres].

1.De vordering

De officier heeft bij vordering van 3 december 2012 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag als bedoeld in artikel 36e, lid 4 (de rechtbank leest verbeterd: lid 5), van het Wetboek van Strafrecht zal vaststellen op € 31.000,00 en dat aan veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

2.Het verloop van de procedure

De officier van justitie heeft bovengenoemde vordering aanhangig gemaakt met de oproeping van veroordeelde om te verschijnen op de terechtzitting van deze rechtbank op 18 januari 2013. Dit betrof een zogeheten regiezitting.
Ter terechtzitting van 18 januari 2013 zijn gehoord de raadsman van veroordeelde, mr. R.P.A. Kint, advocaat te Almere, en de officier van justitie. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot een tweede regiezitting op 15 april 2013 en de stukken in handen gesteld van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken teneinde nadere onderzoekshandelingen te verrichten. Tevens zijn termijnen afgesproken in verband met de schriftelijke voorbereiding van de ontnemingszaak.
Ter terechtzitting van 15 april 2013 zijn gehoord de waarnemend raadsvrouw van veroordeelde, mr. I.V. Nagelmaker, advocaat te Almere, en de officier van justitie. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot de terechtzitting van 8 oktober 2013 en de stukken in handen gesteld van de rechter-commissaris voornoemd teneinde nadere onderzoekshandelingen te verrichten. Tevens zijn definitieve termijnen afgesproken in verband met de schriftelijke voorbereiding van de ontnemingszaak.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder het met deze vordering samenhangende ontnemingsdossier, dat bestaat uit de resultaten van het financieel onderzoek aangevuld met enkele afschriften uit het strafdossier en de in het kader van de schriftelijke voorbereiding tussen de officier van justitie en de raadsman van veroordeelde gewisselde conclusies.
De officier van justitie heeft bij conclusie van repliek de vordering naar beneden bijgesteld tot een bedrag van € 14.000,00.
De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 8 oktober 2013. Daarbij zijn gehoord de raadsman van veroordeelde, mr. R.P.A. Kint, advocaat te Almere en de officier van justitie.
Vervolgens is het onderzoek gesloten en is de uitspraak bepaald op 18 november 2013 te 13.00 uur.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting gepersisteerd bij de gewijzigde vordering. De officier van justitie acht voldoende aannemelijk dat veroordeelde gebruiker is geweest van de telefoonnummers waarop de historische verkeersgegevens in bijlage T-02.001a betrekking hebben, waarbij een zendmast in de omgeving van de hennepkwekerij in Heerhugowaard aanstraalde. De officier van justitie baseert de vordering voorts op de verklaring van veroordeelde dat maandag en donderdag (in beginsel) zijn vaste werkdagen in Heerhugowaard waren. Van de in bijlage T-02.001a vermelde historische gegevens vallen 28 data op een maandag of op een donderdag, binnen de bewezen verklaarde periode.

4.Het standpunt van de raadsman

De raadsman heeft het standpunt in genomen dat het wederrechtelijk verkregen voordeel, conform de verklaring van veroordeelde, dient te worden vastgesteld op € 10.000,00. Uitgaande van het feit dat veroordeelde heeft gewerkt op de maandagen en op de donderdagen waarop telefonische contacten zijn geconstateerd na begin september 2009, en dat hij de laatste twee dagen niet betaald heeft gekregen, dient te worden uitgegaan van 20 werkdagen met een dagsalaris van € 500,00.
5. De gronden voor de schatting van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel [1]
5.1
Veroordeling
Bij arrest van 5 december 2012 van het Gerechtshof Amsterdam is veroordeelde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden, waarbij onder andere is bewezen verklaard dat:
8.
primair: hij in de periode van 1 september 2008 tot en met 24 maart 2009, in de gemeente Heerhugowaard, in een bedrijfspand gelegen aan de [adres], meermalen tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld grote hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep.
Op grond van deze veroordeling kan aan veroordeelde de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, verkregen door middel van of uit de baten van de ingevolge dat arrest bewezen verklaarde strafbare feit.
5.2
De beoordeling
Op 1 februari 2011 heeft de verbalisant [naam], financieel rechercheur bij Financiële Recherche te Alkmaar, een rapport opgesteld betreffende het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel. Bij het rapport zijn diverse bijlagen gevoegd, ontleend aan het dossier met betrekking tot de onderliggende strafzaak tegen veroordeelde.
Veroordeelde heeft gedurende de periode 1 september 2008 tot en met 24 maart 2009, samen met medeveroordeelden [medeveroordeelde] en [medeveroordeelde] voor de planten en het onderhoud van de hennepkwekerij in Heerhugowaard gezorgd. Naar aanleiding van een conflict met de ‘oude knipploeg’ heeft veroordeelde eind 2008/begin januari 2009 een nieuwe knipploeg geworven. Naar eigen zeggen heeft veroordeelde, in ieder geval in 2009, de dagelijkse leiding in de kwekerij gehad. Zo had hij een sleutel van het pand waarmee hij de deur moest openen en afsluiten en was hij aanspreekpunt voor de andere medewerkers als er iets aan de hand was of als zij vragen hadden.
Veroordeelde heeft op 31 maart 2009 bij de politie verklaard dat hij vanaf september 2009 (de rechtbank leest verbeterd: 2008) in de hennepkwekerij in Heerhugowaard heeft gewerkt. Hij heeft daar gedurende zes maanden werkzaamheden verricht. Veroordeelde ging op vaste dagen naar Heerhugowaard, namelijk elke maandag en donderdag, en hij verdiende € 500,00 per dag. [2]
De historische verkeersgegevens van de telefoons van veroordeelde zijn onderzocht. Van de in bijlage T-02.001a vermelde historische gegevens, vallen binnen de periode vanaf september 2008 de volgende data op een maandag of een donderdag [3] :
Maandag: 22 december 2008
12, 19, 26 januari 2009
2, 9, 16, 23 februari 2009
2, 9, 23 maart 2009
Donderdag: 23 september 2008
15, 22, 29 januari 2009
5, 12, 19, 26 februari 2009
5, 12, 19 maart 2009
Veroordeelde heeft voorts bij de politie verklaard dat hij de laatste twee dagen niet uitbetaald heeft gekregen. [4] De rechtbank gaat uit van 20 dagen.
De rechtbank is van oordeel dat het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat dient te worden vastgesteld op 20 dagen maal € 500,00 is in totaal een bedrag van € 10.000,00. Dit komt overeen met eerdere verklaringen van veroordeelde. Immers, hij heeft op 31 maart 2009 en op 24 juni 2009 bij de politie verklaard dat hij met zijn werkzaamheden in de kwekerij in Heerhugowaard € 10.000,00 heeft verdiend. [5]
Alles afwegende komt de rechtbank tot een schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 10.000,00.

6.Vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de maatregel ter ontneming van het wederrechtelijk voordeel moet worden opgelegd.
Niet is gebleken van feiten en omstandigheden, op grond waarvan het door veroordelen te betalen bedrag lager zou moeten worden vastgesteld dan op het bedrag van het geschatte voordeel.
De rechtbank zal gelet op het vorenstaande het door veroordeelde te betalen bedrag vaststellen op
€ 10.000,00.

7.Toepasselijke wettelijke bepaling

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Stelt het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 10.000,00 (tienduizend euro).
Legt veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van door hem wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 10.000,00 (tienduizend euro).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.F. van Hoorn, voorzitter,
mr. E.M. Devis en mr. G.A.M. van Dijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.C. Naeije, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
18 november 2013.

Voetnoten

1.De hierna door de rechtbank in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van 3 verhoor van 31 maart 2009, bijlage nummer B02.005, inhoudende de verklaring van verdachte [veroordeelde], doorgenummerd pagina 309.
3.Proces-verbaal van bevindingen over historische verkeersgegevens telecom van 10 mei 2010, bijlagenummer T02.001a, inhoudende de bevindingen van [naam], doorgenummerd pagina’s 467-468.
4.Proces-verbaal van 3e verhoor van 31 maart 2009, bijlage nummer B02.005, inhoudende de verklaring van verdachte [veroordeelde], doorgenummerd pagina 309.
5.Proces-verbaal van 3e verhoor van 31 maart 2009, bijlage nummer B02.005, inhoudende de verklaring van verdachte [veroordeelde], doorgenummerd pagina 309; proces-verbaal van 8e verhoor van 24 juni 2009, bijlage nummer B02.013, inhoudende de verklaring van verdachte [veroordeelde], doorgenummerd pagina 332.