In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 november 2013 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde in verband met grootschalige hennepteelt. De zaak betreft de vordering van 3 december 2012, waarin de officier van justitie een bedrag van € 31.000,00 had gevorderd. Tijdens de procedure zijn verschillende zittingen gehouden, waarbij de raadsman van de veroordeelde, mr. R.P.A. Kint, en de officier van justitie zijn gehoord. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak meerdere keren aangehouden om nadere onderzoekshandelingen te verrichten. Uiteindelijk is de vordering door de officier van justitie bij conclusie van repliek verlaagd naar € 14.000,00. De rechtbank heeft op basis van de verklaringen van de veroordeelde en de historische verkeersgegevens vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel € 10.000,00 bedraagt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de maatregel ter ontneming van het wederrechtelijk voordeel moet worden opgelegd, en heeft de verplichting tot betaling aan de Staat vastgesteld op dit bedrag. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.