ECLI:NL:RBNHO:2013:11490

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 november 2013
Publicatiedatum
29 november 2013
Zaaknummer
14/701102-10
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een hennepkweekzaak

In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 november 2013 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde die betrokken was bij grootschalige hennepteelt. De zaak betreft de vordering van 3 december 2012, waarin de officier van justitie een bedrag van € 30.500,00 had gevorderd. De rechtbank heeft de vordering behandeld in meerdere zittingen, waarbij de veroordeelde en haar raadsman zijn gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in de periode van 1 januari 2006 tot en met 30 september 2006 in Almere, Opperdoes en Heerhugowaard hennepplanten heeft bewerkt. De rechtbank heeft de opbrengsten van deze activiteiten berekend op basis van verklaringen van de veroordeelde en haar medeveroordeelde, en heeft de kosten van de autokilometers in mindering gebracht. Uiteindelijk heeft de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 20.817,60, dat de veroordeelde aan de Staat moet betalen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de mogelijkheid biedt om ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel op te leggen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om het bedrag lager vast te stellen dan het geschatte voordeel.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer
Parketnummer: 14/701102-10 (ontneming)
Uitspraakdatum : 18 november 2013
Promisvonnis ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
Deze beslissing heeft betrekking op de vordering van de officier van justitie van
3 december 2012ten aanzien van de feiten in de zaak onder bovenstaand parketnummer, strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht in de zaak tegen:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].

1.De vordering

De officier heeft bij vordering van 3 december 2012 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag als bedoeld in artikel 36e, lid 4 (de rechtbank leest verbeterd: lid 5) van het Wetboek van Strafrecht zal vaststellen op € 30.500,00 en dat aan veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

2.Het verloop van de procedure

De officier van justitie heeft bovengenoemde vordering aanhangig gemaakt met de oproeping van veroordeelde om te verschijnen op de terechtzitting van deze rechtbank op
18 januari 2013. Dit betrof een zogeheten regiezitting.
Ter terechtzitting van 18 januari 2013 zijn gehoord de waarnemend raadsman van veroordeelde, mr. R.J. Wortelboer, advocaat te Alkmaar, en de officier van justitie. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot een tweede regiezitting op
15 april 2013 en de stukken in handen gesteld van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken, teneinde nadere onderzoekshandelingen te verrichten. Tevens zijn termijnen afgesproken in verband met de schriftelijke voorbereiding van de ontnemingszaak.
Ter terechtzitting van 15 april 2013 zijn gehoord de raadsman van veroordeelde, mr. G. Kaaij, advocaat te Alkmaar, en de officier van justitie. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot 7 oktober 2013 en de stukken in handen gesteld van de rechter-commissaris voornoemd teneinde nadere onderzoekshandelingen te verrichten. Tevens zijn definitieve termijnen afgesproken in verband met de schriftelijke voorbereiding van de ontnemingszaak.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder het met deze vordering samenhangende ontnemingsdossier, aangevuld met enkele afschriften uit het strafdossier en de in het kader van de schriftelijke voorbereiding tussen de officier van justitie en de raadsman van veroordeelde gewisselde conclusies.
De officier van justitie heeft bij conclusie van repliek de vordering naar beneden bijgesteld tot een bedrag van
€ 24.500,00.
De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 7 oktober 2013. Daarbij zijn gehoord de veroordeelde, haar raadsman mr. G. Kaaij, advocaat te Alkmaar, en de officier van justitie.
Vervolgens is het onderzoek gesloten en is de uitspraak bepaald op 18 november 2013 te 13.00 uur.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de gewijzigde vordering.
De officier van justitie heeft zich op de volgende berekening gebaseerd:
Bewerken hennepplanten in Heerhugowaard
(16 dagen x 500 planten x € 1,00 per plant): € 8.000,00
Bewerken hennepplanten Opperdoes
(22 dagen x 500 planten x € 1,00 per plant): € 11.000,00
Bewerken hennepplanten Almere:
(11 dagen x 500 planten x € 1,00 per plant): € 5.500,00
--------------
Totaal € 24.500,00.

4.Het standpunt van de raadsman

De raadsman heeft aangevoerd dat de wederrechtelijk verkregen opbrengsten als volgt moeten worden berekend:
Bewerken hennepplanten in Heerhugowaard
(8 dagen x 500 planten x € 1,00 per plant): € 4.000,00
Bewerken hennepplanten Opperdoes
(68/3e x 450 planten x € 1,00 per plant): € 10.199,99
Bewerken hennepplanten Almere:
(11 dagen x 400 planten x € 1,00 per plant): € 4.400,00
--------------
Totaal € 18.599,99.
5. De gronden voor de schatting van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel [1]
5.1
Veroordeling
Bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 5 december 2012 is veroordeelde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis, waarbij onder meer is bewezen verklaard dat:
3. (zaak 8)
zij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 30 september 2006 in de gemeente Almere, in een woning gelegen aan de [adres], meermalen tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft bewerkt grote hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep;
4. (zaak 6)
zij in of omstreeks de periode van 1 september 2007 tot en met 31 december 2008 in de gemeente Medemblik, in een woning gelegen aan de [adres] te Opperdoes, meermalen tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft bewerkt grote hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep;
5. (zaak 1)
zij in de periode van 1 april 2008 tot en met 31 december 2008, in de gemeente Heerhugowaard, in een bedrijfspand gelegen aan de [adres], meermalen tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft bewerkt grote hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep;
Op grond van deze veroordeling kan aan veroordeelde de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, verkregen door middel van de ingevolge dat arrest bewezen verklaarde strafbare feiten.
5.2
De beoordeling
Op 17 november 2010 heeft de verbalisant [naam], financieel deskundige, buitengewoon opsporingsambtenaar, werkzaam bij de Financiële Recherche te Alkmaar, een rapport opgesteld betreffende het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bij het rapport zijn diverse bijlagen gevoegd, ontleend aan het dossier met betrekking tot de
onderliggende strafzaak tegen veroordeelde.
Voorts betrekt de rechtbank bij de beoordeling de verklaringen die veroordeelde kort na haar aanhouding bij de politie heeft afgelegd. Deze verklaringen bevatten details die veroordeelde uit eigen wetenschap heeft verteld en niet is gebleken dat deze verklaringen door haar onder druk of niet in vrijheid zijn afgelegd. De omstandigheid dat veroordeelde in latere verklaringen anders heeft verklaard, maakt haar verklaringen bij de politie niet onbetrouwbaar of niet bruikbaar.
Almere, [adres] (feit 3)
Veroordeelde heeft op 19 augustus 2009 verklaard dat zij in 2006 hooguit zeven maanden
aan het werk is geweest in de [adres] in Almere om hennep te verwerken en dat het net zo ging als bij haar thuis in Opperdoes. Op de zolder was een knipruimte ingericht. Eens per twee of drie weken moest de gebrachte hennep worden verwerkt. Per keer werden 400 à 500 hennepplanten gebracht. [2] Zij heeft echter ook verklaard dat het knippen op deze locatie in de zomer van 2006 plaatsvond. Het werk stopte omdat er was ingebroken. [3]
Nu de zomer in klimatologische zin – Bron: Dikke van Dale – de maanden juni, juli en augustus betreft gaat de rechtbank uit van een knipperiode van drie maanden.
Veroordeelde heeft op 18 augustus 2009 verklaard dat bij haar thuis in Opperdoes 400 à 500
hennepplanten, maar ook wel eens 300 hennepplanten per dag verwerkt werden. Zij ontving
€ 1,00 per verwerkte plant. [4]
[medeveroordeelde], de partner van veroordeelde, heeft verklaard dat in Opperdoes per
keer 600 à 800 planten werden gebracht. [5]
Ten voordele van veroordeelde zal de rechtbank uitgaan van 500 planten per dag.
Op grond van voorgaande verklaringen gaat de rechtbank er ten aanzien van de kniplocatie
aan de [adres] in Almere vanuit dat in een periode van 12 weken eens per 3
weken een dag is gewerkt. Ook gaat de rechtbank uit van 500 planten per dag en van de
opbrengst van € 1,00 per verwerkte plant.
Aldus komt de rechtbank tot de volgende berekening:
4 dagen x 500 planten per dag x € 1,00 per plant = € 2.000,00.
Opperdoes, [adres] (feit 4)
Veroordeelde heeft op 18 augustus 2009 verklaard dat zij gedurende anderhalf à twee jaar hennep heeft verwerkt in haar woning in Opperdoes. Zij is hiermee begonnen in september 2007. Eens in de twee à drie weken werden de hennepplanten gebracht. Zij ontving € 1,00 per verwerkte plant. De ene keer kreeg zij 400 euro en de andere keer 500 euro per knipbeurt en het is ook wel eens 300 euro geweest. [6]
In haar tweede verhoor op 19 augustus 2009 heeft veroordeelde verklaard dat zij eind 2008 is gestopt met deze werkzaamheden in haar huis. [7]
[medeveroordeelde] kreeg in maart 2007 een relatie met [veroordeelde] en is in juni 2008 met haar gaan samenwonen in de woning aan de [adres] in Opperdoes. [medeveroordeelde] heeft verklaard dat in Opperdoes per keer 600 à 800 hennepplanten werden gebracht. [8]
Op grond van voorgaande verklaringen gaat de rechtbank er vanuit dat in een periode van 68 weken één keer in de drie weken hennepplanten werden verwerkt. Aldus is sprake van 22 dagen. Voorts gaat de rechtbank uit van een gemiddelde van 500 planten per keer.
Dat brengt de volgende berekening met zich mee:
22 dagen x 500 planten per dag x € 1,00 per plant = € 11.000,00.
Heerhugowaard, [adres] (feit 5)
Veroordeelde heeft op 19 augustus 2009 verklaard dat zij ook in Heerhugowaard
hennepplanten heeft verwerkt en dat zij ook hier 1 euro per verwerkte plant kreeg. Toen de
politie veroordeelde confronteerde met de diverse dagen tussen 7 februari 2008 en 21
augustus 2008 waarop zij volgens haar telefoon in Heerhugowaard is geweest, heeft
veroordeelde verklaard dat het verwerken van hennepplanten de enige reden voor haar
aanwezigheid in Heerhugowaard was. [9]
Onderzoek van de historische gegevens van de mobiele telefoon van veroordeelde wees uit
dat deze telefoon zich in 2008 op 16 dagen via zendmasten in de buurt van de
hennepkwekerij in Heerhugowaard bevond. [10]
Veroordeelde heeft verklaard dat er in Opperdoes 400 à 500 hennepplanten, maar ook wel
eens 300 hennepplanten per dag verwerkt werden. [11]
[medeveroordeelde], de partner van veroordeelde, heeft verklaard dat in Opperdoes per
keer 600 à 800 planten werden gebracht. [12]
Nu uit de verklaringen niet is gebleken hoeveel planten per dag in Heerhugowaard door
veroordeelde werden verwerkt, gaat de rechtbank ook hier uit van 500 planten per
dag.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de volgende berekening:
16 dagen x 500 planten per dag x € 1,00 per plant = € 8.000,00.
Kosten:
De raadsman heeft ter terechtzitting van 7 oktober 2013 betoogd dat veroordeelde telkens met haar eigen auto naar Heerhugowaard is gereden en dat de in dat verband gemaakte kosten voor aftrek op het verkregen voordeel in aanmerking komen. De raadsman heeft verzocht 480 kilometer à € 0,19 per kilometer te berekenen en aldus € 91,20 (bij 8x Heerhugowaard zijnde het standpunt van veroordeelde) of € 182,40 (bij 16 x Heerhugowaard zijnde het standpunt van de officier van justitie) in mindering te brengen.
De officier van justitie heeft zich niet verzet tegen aftrek van voornoemde kosten.
De rechtbank zal de raadsman volgen en, uitgaande van 16 werkdagen, een bedrag van
€ 182,40 op de wederrechtelijk verkregen opbrengsten in mindering brengen.
Eindberekening
De rechtbank komt tot de volgende eindberekening:
Opbengsten
Almere, [adres]: € 2.000,00
Opperdoes, [adres]: € 11.000,00
Heerhugowaard, [adres]: € 8.000,00
Aftrek kosten
Autokosten Heerhugowaard: € 182,40
---------------
Totaal: € 20.817,60

6.Vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de maatregel ter ontneming van het wederrechtelijk voordeel moet worden opgelegd.
Niet is gebleken van feiten en omstandigheden, op grond waarvan het door veroordeelde te betalen bedrag lager zou moeten worden vastgesteld dan op het bedrag van het geschatte voordeel.
De rechtbank zal gelet op het vorenstaande het door veroordeelde te betalen bedrag vaststellen op € 20.817,60.

7.Toepasselijke wettelijke bepaling

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 20.817,60 (twintigduizendachthonderdzeventien euro en zestig cent).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 20.817,60 (twintigduizendachthonderdzeventien euro en zestig cent).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.F. van Hoorn, voorzitter,
mr. E.M. Devis en mr. G.A.M. van Dijk, rechters,
in tegenwoordigheid van J.K. Krijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
18 november 2013.

Voetnoten

1.De hierna door de rechtbank in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van 2e verhoor d.d. 19 augustus 2009, bijlagenummer B15.007, inhoudende de verklaring van veroordeelde, doorgenummerde pagina’s 95, 96 en 100.
3.Proces-verbaal van 2e verhoor d.d. 19 augustus 2009, bijlagenummer B15.007, inhoudende de verklaring van veroordeelde,
4.Proces-verbaal van 1e verhoor d.d. 18 augustus 2009, bijlagenummer B15.006, inhoudende de verklaring van veroordeelde, doorgenummerde pagina 91.
5.Proces-verbaal van 1e verhoor d.d. 18 augustus 2009, bijlagenummer B16.005, inhoudende de verklaring van [medeveroordeelde], doorgenummerde pagina 125.
6.Proces-verbaal van 1e verhoor d.d. 18 augustus 2009, bijlagenummer B15.006, inhoudende de verklaring van veroordeelde, doorgenummerde pagina’s 89, 90.
7.Proces-verbaal van 2e verhoor d.d. 19 augustus 2009, bijlagenummer B15.007, inhoudende de verklaring van veroordeelde, doorgenummerde pagina 97.
8.Proces-verbaal van 1e verhoor d.d. 18 augustus 2009, bijlagenummer B16.005, inhoudende de verklaring van [medeveroordeelde], doorgenummerde pagina’s 122 en 125.
9.Proces-verbaal van 2e verhoor d.d. 19 augustus 2009, bijlagenummer B15.007, inhoudende de verklaring van veroordeelde, doorgenummerde pagina’s 96, 97, 101 en 102.
10.Proces-verbaal van bevindingen over historische verkeersgegevens telecom d.d. 23 september 2009, bijlage T15.001
11.Zie voetnoot 4.
12.Zie voetnoot 5.