ECLI:NL:RBNHO:2013:11491

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 november 2013
Publicatiedatum
29 november 2013
Zaaknummer
14/701098-10
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingszaak inzake grootschalig telen en bewerken van hennep met vaststelling wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 november 2013 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde die betrokken was bij grootschalige hennepteelt. De zaak betreft een vordering van 3 december 2012, waarin de officier van justitie een bedrag van € 4.460,00 had gevorderd. De rechtbank heeft de vordering behandeld in verschillende zittingen, waarbij de raadsman, mr. P.A.J. van Putten, en de officier van justitie zijn gehoord. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak meerdere keren aangehouden om nadere onderzoekshandelingen te verrichten door de rechter-commissaris.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in de periode van 1 maart 2007 tot en met 31 december 2008 in Medemblik en Heerhugowaard betrokken was bij de teelt en bewerking van hennep. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie uiteindelijk bijgesteld tot een bedrag van € 4.235,00, dat als wederrechtelijk verkregen voordeel werd beschouwd. Dit bedrag is vastgesteld op basis van verschillende werkzaamheden die de veroordeelde heeft verricht in verband met de hennepkwekerijen en kniplocaties.

De rechtbank heeft de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd, waarbij het bedrag van € 4.235,00 is vastgesteld op basis van de berekeningen van de officier van justitie en de verklaringen van de veroordeelde en medeveroordeelden. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, en dat de vordering van de officier van justitie terecht was. De uitspraak is gedaan in het kader van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer
Parketnummer: 14/701098-10 (ontneming)
Uitspraakdatum : 18 november 2013
Promisvonnis ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
Deze beslissing heeft betrekking op de vordering van de officier van justitie van
3 december 2012ten aanzien van de feiten in de zaak onder bovenstaand parketnummer, strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht in de zaak tegen:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] te [geboortedatum],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
laatst bekende adres in Nederland: [adres].

1.De vordering

De officier heeft bij vordering van 3 december 2012 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag als bedoeld in artikel 36e, lid 4 (de rechtbank leest verbeterd: lid 5) van het Wetboek van Strafrecht zal vaststellen op € 4.460,00 en dat aan veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

2.Het verloop van de procedure

De officier van justitie heeft bovengenoemde vordering aanhangig gemaakt met de oproeping van veroordeelde om te verschijnen op de terechtzitting van deze rechtbank op 18 januari 2013. Dit betrof een zogeheten regiezitting.
Ter terechtzitting van 18 januari 2013 zijn gehoord de raadsman mr. P.A.J. van Putten, advocaat te Almere, en de officier van justitie. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot een tweede regiezitting op 15 april 2013 en de stukken in handen gesteld van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken, teneinde nadere onderzoekshandelingen te verrichten. Tevens zijn termijnen afgesproken in verband met de schriftelijke voorbereiding van de ontnemingszaak.
Ter terechtzitting van 15 april 2013 is gehoord de officier van justitie. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot 7 oktober 2013 en de stukken in handen gesteld van de rechter-commissaris voornoemd teneinde nadere onderzoekshandelingen te verrichten. Tevens zijn definitieve termijnen afgesproken in verband met de schriftelijke voorbereiding van de ontnemingszaak.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder het met deze vordering samenhangende ontnemingsdossier, aangevuld met enkele afschriften uit het strafdossier en de in het kader van de schriftelijke voorbereiding tussen de officier van justitie en de raadsman van veroordeelde gewisselde conclusies.
De officier van justitie heeft bij conclusie van repliek de vordering naar beneden bijgesteld tot een bedrag van
€ 4.235,00.
De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 7 oktober 2013. Daarbij zijn gehoord de gemachtigde raadsman mr. P.A.J. van Putten, advocaat te Almere, en de officier van justitie.
Vervolgens is het onderzoek gesloten en is de uitspraak bepaald op 18 november 2013 te 13.00 uur.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de gewijzigde vordering.
De officier van justitie heeft zich op de volgende berekening gebaseerd:
Werkzaamheden hennepkwekerij Heerhugowaard:
1. dag x 8 uren x € 20,00 per uur = € 160,00
Werkzaamheden hennepkwekerij Groningen, [adres]:
20 uren x € 20,00 per uur = € 400,00
Werkzaamheden kniplocatie Opperdoes:
15 dagen x 2,25 uren per dag x € 20,00 per uur = € 675,00
Werkzaamheden hennepkwekerij Lelystad, [adres]:
90 uren x € 20,00 = € 1.800,00
Werkzaamheden kniplocatie Lelystad, [adres]:
20 dagen x 3 uren per dag x € 20,00 per uur = € 1.200,00
Totaal € 4.235,00.

4.Het standpunt van de raadsman

De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5. De gronden voor de schatting van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel [1]
5.1
Veroordeling
Bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 5 december 2012 is veroordeelde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van de tijd die door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, waarbij onder meer is bewezen verklaard dat:
2 subsidiair
[medeveroordeelde] in de periode van 1 mei 2005 tot en met 11 juli 2005 in de gemeente Lelystad, in een pand gelegen aan de [adres], opzettelijk heeft geteeld een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 januari 2005 tot en met 11 juli 2005 in de gemeente Lelystad opzettelijk behulpzaam is geweest, door de hennepkwekerij te helpen opbouwen en het pand in te richten zodat het pand geschikt werd om hennepplanten in te telen;
7 primair
hij in de periode van 1 maart 2007 tot en met 31 december 2008 in de gemeente Medemblik, in een woning gelegen aan de [adres] te Opperdoes, meermalen tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft bewerkt grote hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep;
8 subsidiair
[medeveroordeelde] en een of meer anderen in de periode van 1 oktober 2007 tot en met 16 december 2008 in de gemeente Groningen, in een (bedrijfs)pand gelegen aan de [adres], meermalen hebben geteeld hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 oktober 2007 tot en met 16 december 2008 in de gemeente Groningen opzettelijk behulpzaam is geweest, door de hennepkwekerij te helpen opbouwen en het pand in te richten zodat het pand geschikt werd om hennepplanten in te telen;
9 primair
hij in de periode van 1 april 2008 tot en met 31 januari 2009, in de gemeente Heerhugowaard, in een bedrijfspand gelegen aan de [adres], tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld grote hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep;
Kniplocatie [adres] te Lelystad
Voorts bestaan voldoende aanwijzingen dat veroordeelde betrokken is geweest bij een soortgelijk strafbaar feit, te weten de kniplocatie naast de hennepkwekerij gelegen aan de [adres] in Lelystad, alwaar hennepplanten werden geknipt.
Uit het ontnemingsdossier blijkt dat veroordeelde door de politie is bevraagd over twee hennepkwekerijen in Lelystad. De ene kwekerij bevond zich aan de [adres] in Lelystad en de andere kwekerij bevond zich aan de [adres] in Lelystad. Naast de kwekerij aan de [adres] bevond zich tevens een pand waarin de hennepplanten werden geknipt (kniplocatie).
Veroordeelde heeft op 15 juli 2009 het volgende tegenover de politie verklaard.
In Lelystad bevonden zich twee hennepkwekerijen. Eén van deze kwekerijen heeft hij helpen opbouwen. Naast de andere kwekerij bevond zich een pand waar de hennepplanten werden geknipt. Zijn vrouw [medeveroordeelde] was één van de knippers in dat pand. Dit betrof de periode 2004-2005. [2]
Op 16 juli 2009 heeft veroordeelde het volgende tegenover de politie verklaard.
In 2004 kreeg hij van [medeveroordeelde] een sleutel waarmee hij de roldeur van de ruimte waar werd geknipt, kon openen. De bus waarmee de knippers werden gebracht kon door die roldeur de ruimte van de loods inrijden. De werkzaamheden van veroordeelde bestonden uit het openen van de roldeur zodat de bus met de knippers naar binnen kon rijden en uit het klaarzetten van spullen zoals koffie en blikjes. Als de bus met knippers weer vertrokken was, sloot veroordeelde daarna de roldeur weer af. Veroordeelde had de sleutel in zijn bezit vanaf het begin tot en met het einde van deze kniplocatie. In dit pand werden de oogsten van beide hennepkwekerijen in Lelystad geknipt. Veroordeelde kreeg zijn uren en de boodschappen vergoed. [3]
Op grond van voornoemde veroordeling kan aan veroordeelde de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, verkregen door middel van de ingevolge dat arrest bewezen verklaarde strafbare feiten en het andere strafbare feit, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat dit feit door veroordeelde is begaan.
5.2
De beoordeling
Op 9 november 2010 heeft de verbalisant [naam], financieel deskundige, buitengewoon opsporingsambtenaar, werkzaam bij de Financiële Recherche te Alkmaar, een rapport opgesteld betreffende het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit rapport zal hierna worden aangehaald als de ontnemingsrapportage.
Bij het rapport zijn diverse bijlagen gevoegd, ontleend aan het dossier met betrekking tot de
onderliggende strafzaak tegen veroordeelde.
Voorts betrekt de rechtbank bij de beoordeling de verklaringen die de medeveroordeelde
[medeveroordeelde] kort na haar aanhouding bij de politie heeft afgelegd. Deze verklaringen
bevatten details die [medeveroordeelde] uit eigen wetenschap heeft verteld en niet is gebleken dat deze
verklaringen door haar onder druk of niet in vrijheid zijn afgelegd. De omstandigheid dat
[medeveroordeelde] in latere verklaringen anders heeft verklaard, maakt haar verklaringen bij de politie
niet onbetrouwbaar of niet bruikbaar.
De rechtbank gaat voorbij aan het door de raadsman gevoerde verweer dat de door [medeveroordeelde]
afgelegde verklaring niet voor het bewijs kan worden gebezigd, nu er - gelet op het overlijden van [medeveroordeelde] - geen gelegenheid is geweest om [medeveroordeelde] nader te horen. De rechtbank overweegt daartoe dat deze verklaring ondersteuning vindt in de verklaring van [medeveroordeelde] en voorts dat op de schatting van het ontnemingsvoordeel het in de hoofdprocedure geldende bewijsrecht niet van toepassing is.
Heerhugowaard, [adres] (feit 9 primair)
Veroordeelde heeft op 16 juli 2009 verklaard dat hij in 2008 één dag van 8 uur in deze
hennepkwekerij in Heerhugowaard heeft gewerkt. Hij kreeg € 20,00 per uur en ontving dus
een totaal bedrag van € 160,00. [4]
Groningen, [adres] (feit 8 subsidiair)
Veroordeelde heeft op 16 juli 2009 verklaard dat hij in 2008 twee dagen in deze
hennepkwekerij in Groningen heeft gewerkt om de boel op te ruimen nadat de kwekerij was
opgeheven. Hij heeft daar 20 uur gewerkt tegen € 20,00 per uur en ontving dus een totaal
bedrag van € 400,00. [5]
Opperdoes, [adres] (feit 7 primair)
[medeveroordeelde] heeft op 18 augustus 2009 verklaard dat veroordeelde zakken met
hennepplanten naar haar woning in Opperdoes heeft gebracht die geknipt moesten worden. [6]
De hennepplanten werden gemiddeld een dag per twee weken geknipt. Eind december 2008
is zij gestopt met het knippen van henneplanten in Opperdoes. [7]
[medeveroordeelde] heeft op 18 augustus 2009 verklaard dat hij samenwoonde met [medeveroordeelde]
in de woning aan de [adres] te Opperdoes en dat in deze woning
hennepplanten werden geknipt. Nadat [medeveroordeelde] een keer was gepakt met ongeveer
30 kilo hennep, werden de hennepplanten door veroordeelde naar deze woning gebracht. [8]
In de ontnemingsrapportage is gerelateerd dat [medeveroordeelde] op 6 mei 2008 met ongeveer
36,5 kilo hennep is aangehouden. [9]
De rechtbank volgt de ontnemingsrapportage in de conclusie dat over de periode vanaf 6 mei
2008 tot eind december 2008 15 keer hennepplanten door veroordeelde naar de kniplocatie in
de woning in Opperdoes zijn gebracht.
Ook volgt de rechtbank de ontnemingsrapportage in de conclusie dat veroordeelde op grond
van zijn verklaringen met betrekking tot Heerhugowaard, Groningen en Lelystad kennelijk
€ 20,00 per uur verdiende.
Ten aanzien van het aantal door veroordeelde gewerkte uren volgt de rechtbank het door de raadsman ingenomen standpunt, welk standpunt door de officier van justitie bij conclusie van repliek is overgenomen.
De rechtbank acht aannemelijk dat het aantal gewerkte uren per keer 2 uur en 1 kwartier is geweest bestaande uit de reistijd tussen Almere en Opperdoes (totaal 2 uur) en het afleveren van de zakken met hennep ( 1 kwartier).
Het voorgaande brengt mee dat veroordeelde 15 x 2,25 x € 20,00 = € 675,00 voor zijn werkzaamheden met de betrekking tot de kniplocatie in Opperdoes heeft ontvangen.
Lelystad, [adres] (feit 2 subsidiair)
Veroordeelde heeft op 16 juli 2009 verklaard dat hij in de periode tussen 2004 en 2006 deze
hennepkwekerij in Lelystad samen met [medeveroordeelde] heeft opgebouwd. Veroordeelde
heeft met betrekking tot deze opbouw 90 uren werkzaamheden verricht en heeft € 1.800,00
aan urengeld ontvangen. [10]
Lelystad, [adres] (zaak 12)
Veroordeelde heeft op 16 juli 2009 verklaard dat hij in de periode 2004-2005 voor zijn
werkzaamheden met betrekking tot deze kniplocatie in Lelystad urengeld kreeg vergoed.
Zijn echtgenote [medeveroordeelde] , die in dit pand knipwerkzaamheden verrichtte, heeft hij naar dit
pand gereden. Hij verrichtte zelf drie uur werkzaamheden op zo’n dag en ontving € 20,00 per
uur. [11]
Uitgaande van de verklaring van [medeveroordeelde] is er op deze kniplocatie 20 keer geknipt. [12]
Dit betekent dat veroordeelde 20 dagen x 3 uur per dag x € 20,00 per uur = € 1.200,00
heeft ontvangen.

6.Vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de maatregel ter ontneming van het wederrechtelijk voordeel moet worden opgelegd.
Niet is gebleken van feiten en omstandigheden, op grond waarvan het door veroordeelde te betalen bedrag lager zou moeten worden vastgesteld dan op het bedrag van het geschatte voordeel.
De rechtbank zal gelet op het vorenstaande het door veroordeelde te betalen bedrag vaststellen op € 160,00 + € 400,00 + € 675,00 + € 1.800,00 + € 1.200,00 = € 4.235,00 (vierduizendtweehonderdvijfendertig euro).

7.Toepasselijke wettelijke bepaling

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 4.235,00 (vierduizendtweehonderdvijfendertig euro).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 4.235,00 (vierduizendtweehonderdvijfendertig euro).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.F. van Hoorn, voorzitter,
mr. E.M. Devis en mr. G.A.M. van Dijk, rechters,
in tegenwoordigheid van J.K. Krijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
18 november 2013.

Voetnoten

1.De hierna door de rechtbank in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van 4e verhoor d.d. 15 juli 2009, bijlagenummer B10.007, inhoudende de verklaring van veroordeelde, doorgenummerde pagina’s 74-76.
3.Proces-verbaal van 5e verhoor d.d. 16 juli 2009, bijlagenummer B10.008, inhoudende de verklaring van veroordeelde, doorgenummerde pagina’s 81-83.
4.Proces-verbaal van 5e verhoor d.d. 16 juli 2009, bijlagenummer B10.008, inhoudende de verklaring van veroordeelde, doorgenummerde pagina 87.
5.Proces-verbaal van 5e verhoor d.d. 16 juli 2009, bijlagenummer B10.008, inhoudende de verklaring van veroordeelde, doorgenummerde pagina’s 88-89.
6.Proces-verbaal van 1e verhoor d.d. 18 augustus 2009, bijlagenummer B15.006, inhoudende de verklaring van [medeveroordeelde], doorgenummerde pagina 199.
7.Proces-verbaal van 2e verhoor d.d. 19 augustus 2009, bijlagenummer B15.007, inhoudende de verklaring van [medeveroordeelde], doorgenummerde pagina 207.
8.Proces-verbaal van 1e verhoor d.d. 18 augustus 2009, bijlagenummer B16.005, inhoudende de verklaring van [medeveroordeelde], doorgenummerde pagina 216 en 219.
9.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel pagina 7 van 8
10.Proces-verbaal van 5e verhoor d.d. 16 juli 2009, bijlagenummer B10.008, inhoudende de verklaring van veroordeelde, doorgenummerde pagina 84.
11.Proces-verbaal van 5e verhoor d.d. 16 juli 2009, bijlagenummer B10.008, inhoudende de verklaring van veroordeelde, doorgenummerde pagina’s 82-83.
12.Proces-verbaal van 8e verhoor d.d. 15 juli 2009, bijlagenummer B11.011, inhoudende de verklaring van [medeveroordeelde], doorgenummerde pagina 190.